Cor Hendriks – Initiatie in de Heksenkunst (3): De rite van de witte stok (rok)

De andere methode die Grietje Segers aan Hendrikje Folkerts vertelde was als volgt: ‘Je snijdt een wilgentak en schilt die af. Ga dan naar een plaats waar niemand je kan zien en zeg hardop:
‘Hier vat ik deze witte stok
En verloochen de Here God.’
Ook deze methode had Grietje van haar Duitse grootmoeder. Volgens een protestantse heks uit 1651 is het geen zwarte pot maar een witte stok, die de heks moet vasthouden zeggend:
‘Hier greife ich an diesen Stock,
Und verleugne hiermit unsern Herr Gott
Und seine zehn Gebote.’
Van Katholieke heksen wordt de volgende pendant gegeven:
‘Ich fasse an diese weißen Rock
Und verleugne Mariäs Sohn und Gott.’
We komen die stok tegen in de bekentenis van de 34-jarige Ilsa Möllers uit Ruppin, afgelegd na hevige foltering op 15-2-1620 te Maagdenburg voor de schepenstoel: Ze had van haar moeders zuster (Görges Berendschen te Wusterhausen) in dier hof achter het huis onder de appelboom kort voor Pinksteren 1618 de toverij geleerd. Daarbij had haar tante haar een duivelsminnaar met de naam Chim ‘anvertrawet’ met de woorden:
‘Ilsa Möllers, greif an diesen Stock
Vnd vergiss deines Gottes.’
Deze duivelsminnaar van haar, die ‘schwarze Kleider angehabt vnd einem Huht mit schwarzen Kranssfedern’, heeft haar ‘einen viereckigten Näsetuch verehret. Zu festeren Verbindung’ heeft ze daarop, nadat ‘ihr die Görges Berendsche den rechten kleinen Finger mit einer Knöpsnadel durchgestochen, drei Bluttropfen in den Näsetuch’ moeten laten vallen. Onmiddellijk ‘nach geschehener Vertrawung’ heeft ze zich in de woningen in tegenwoordigheid van haar tante ‘mit ihrem Teufelsbuhlen auf dem Bette vermischet; er sei kalter Natur gewesen.’ Veertien dagen voor Pasen 1619 heeft Ilsa ook Maria Fischers ‘in ihrem Kuhstall bei der Kuhkrippen die Zauberei gelehret’ en dit was op een dinsdagmiddag. Ook hier verscheen een duivelsboel, genaamd Kaspar in de boven beschreven kledij, maar ditmaal met ‘Hündefüsse’. De woorden bij de ‘Vertrawung’ wijken licht af van de eerdere formule:
‘Maria Fischers, greif an diesen Stock
vnd verlass deinen Gott.’
De ‘Mahlschatz’ (bruidsschat) van de boel bestaat ditmaal uit een gulden, het geschenk van Maria uit een ‘langen Näsetuch’. Ook hier is sprake van het doorsteken van de rechterpink ‘mit einer gelen Knöpnadel’ zoals boven, maar over een vleselijke vermenging wordt niet gerept. De manier waarop Ilsa met haar tante en andere door haar genoemde vrouwen uit de buurt eens naar de Blocksberg of Brockenberg is gevaren, is zeer origineel: Ze heeft ‘sich in aller Teufel Namen vf einer Schwingen [schommel!] gesetzt’.

Deze formules lijken op wat we tegenkomen in een versie, die door Neumann is overgenomen uit Raabe 1854. Een door een oude heksenmeester verleid jong meisje moet op het kerkhof de ring van de kerkdeur beetpakken en zeggen:
‘Hier fat ick an den’ Kirchenring
Un schwöre Gott off un sien Kind!’
Ze heeft echter naderhand spijt en de pastoor meent:
‘Dor is kein Sünder so grot,
dei sick nich leggt in Christi Schot.’
Op haar sterfbed spreken ze af, dat ze na haar dood komt berichten als duif of kraai. Ze komt als kraai en zegt:
‘Gott einmal verschworen,
blifft ewig verloren.’
De stok is zeer bekend als instrument om mee te vliegen, maar ook als de ‘toverstok’, bekend uit sprookjes en van de goochelaar. De ‘Rock’ komen we tegen in de verklaring uit 1746 van Maria Renate Singerin uit Mossau, die in het klooster Unterzell bij Würzberg zat: Op haar veertiende had ze in het boek getekend als Ema Renate, daarna heeft ze de H. Drievuldigheid en het hele hemelse leger moeten afzweren, waarvoor ze een nieuw ‘Röcklein’ kreeg, waarin ze naar de sabbat is gevlogen. Later, toen haar toverij ontdekt was, heeft ze haar ‘Röcklein’ en andere van de duivel gekregen zaken meteen verbrand.

Een PDF met literatuurverwijzingen, noten en correctere versie volgt na aflevering 5.