Ariel Alvarez – @auteursrecht

Schaf het auteursrecht af. Of, vooruit, maak het soepeler. Neem de fair use over uit het Amerikaanse rechtssysteem. Dan heb ik het over auteursrecht op beeldmateriaal in de kunst.

Ik ben geen jurist. Maar de verhitte discussies over de plagiaat-uitspraak door een Belgische rechter in de zaak Van Giel-Tuymans geven te denken. Ze tonen aan dat de strenge handhaving van het Belgische (en ook het Nederlandse) auteursrecht door velen als onwenselijk wordt gezien. Hierbij wat gedachten. Copyright-free.

plagiaat

Plagiaat is het schilderij van Tuymans volgens mij niet. Plagiaat houdt in dat je werk van een ander kopieert om het – zonder bronvermelding – als ‘eigen’ werk in de openbaarheid te gooien. Dat kan een tekst zijn, een stuk muziek, een beeld. Bij een wetenschappelijke publicatie eigen je je in elk geval de inhoud van andermans werk toe, en neem je ook dezelfde uitkomsten, argumentaties en conclusies over. Bij een beeld lijkt de kopie sterk op het origineel. Dan hebben we het alleen over de vorm. Is dat voldoende voor beschuldiging van plagiaat? Tuymans heeft een bestaande foto gebruikt als basis voor een totaal ander werk. De foto is niet gekopieerd, de vorm is eigenlijk maar ten dele overgenomen: compositie en hoofdlijnen, meer niet. Het materiaal is anders, de kleuren ook. Maar vooral de inhoud is volkomen anders, kijk naar de gezichtsuitdrukking. De bedoeling is een andere dan die van de fotograaf, de betekenis van het schilderij is ook een heel andere dan die van de foto. Kortom, het schilderij is een heel ander werk dan de foto. Bij Tuymans is het geen Belgische politicus meer in een moment van zwakte, maar – in het licht van zijn overige portretten – een symbool van rechtse, populistische politiek.

parodie

Als je een werk van iemand anders gebruikt om het te parodiëren, is de kans op een beschuldiging van plagiaat kleiner. Tuymans’ advocaat zette zijn verdediging in op een parodie van de originele foto. De rechter heeft deze argumentatie afgewezen. Terecht – een parodie of ironisch commentaar op de foto lijkt mij moeilijk hard te maken.

fair use

Een Amerikaanse rechtbank had Tuymans het voordeel van de fair use kunnen geven, een regel die uitgaat van de redelijkheid van het gebruik van andermans werk: bijvoorbeeld als het oorspronkelijke werk in het nieuwe een duidelijke transformatie heeft ondergaan. Dan kan in principe een veroordeling vanwege schending van auteursrecht achterwege blijven. Wat hierbij wel in Tuymans’ nadeel zou spreken, is het commerciële belang van het schilderij – een hoge marktwaarde, zeker ten opzichte van de foto van Van Giel. In dat geval zou een Amerikaanse rechter om die reden kunnen afzien van het toepassen van fair use.

citaatrecht

In Nederland kun je een beroep doen op het citaatrecht. Je mag dan een foto gebruiken als illustratie bij een aankondiging, bespreking, kritiek, beoordeling of polemiek. Die foto dient dan het doel van een verduidelijking van bijvoorbeeld een recensie of aankondiging. Dat citaatrecht is dus veel beperkter dan het Amerikaanse fair use, want het is niet van toepassing op citeren ten behoeve van een autonoom nieuw werk.

portretrecht

Als iemand herkenbaar op een foto staat, en die foto wordt tegen de zin van de herkenbare persoon gepubliceerd of anderszins gebruikt, dan kan die persoon zich beroepen op het portretrecht, en een gebruiksverbod van die foto afdwingen. Jean-Marie Dedecker, de geportretteerde in kwestie, heeft zich nooit op het portretrecht willen beroepen. Voor een politicus met veel media-aandacht is daar immers geen beginnen aan.

internet

Door internet is de beschikbaarheid van beeldmateriaal onbeperkt geworden. Sterker nog: de beeldcultuur is daardoor zelf veranderd. Iedereen kan zijn eigen beelden, zijn eigen kunstwerken maken op basis van materiaal op internet. Plaatjes zijn volop beschikbaar, de makers daarvan zijn vaak niet of lastig te achterhalen.

auteursrecht

Alle foto’s vallen onder het auteursrecht. Geen enkele foto mag je zonder toestemming van de maker gebruiken. Dit geldt zelfs voor foto’s waarvan de fotograaf niet achterhaald kan worden, want toch kan die ooit plotsklaps opduiken, en dan ben je alsnog zuur. Bronvermelding maakt hierbij trouwens niet uit, zonder toestemming van de maker blijft de inbreuk op auteursrecht staan.

toestemming

Over het vragen om toestemming lijkt wel weer consensus te bestaan: terwijl veel ongenoegen wordt geuit over de veroordeling van Tuymans tot het plegen van plagiaat, had men het wel chiquer gevonden als Tuymans aan Van Giel toestemming had gevraagd. Maar dan zou iedere kunstenaar die gevonden foto’s gebruikt allereerst de fotograaf moeten opsporen en die vervolgens om toestemming moeten vragen. Geen doen.

uniek

In hoeverre is een foto een uniek beeld? Geen enkele fotograaf of kunstenaar ontkomt aan invloeden van andere fotografen, kunstenaars, beelden. Die invloeden zijn mede bepalend voor de eigen beeldproductie.

In hoeverre is de foto van Van Giel uniek? Los van het feit dat een combinatie van gegeven omstandigheden – de aanwezigheid van de gefotografeerde persoon, zijn uiterlijke verschijning, zijn gemoedstoestand, zijn blik, de achtergrond, de belichting – tot de bewuste foto heeft geleid, zou je kunnen zeggen dat de kadrering de foto uniek maakt: het onderste deel van het hoofd staat er niet op, waardoor de aandacht vanzelf gericht wordt op het bezwete voorhoofd. Maar het doel was een nieuwsfoto voor een krant. Als nieuwsfotograaf moet je snel achter elkaar schieten om er een geschikt exemplaar uit te kunnen pikken. Bij de geselecteerde foto wordt de compositie – en daarmee ook het ‘unieke’ of ‘originele’ van het werk – dus een keuze achteraf. Voor het uiteindelijke beeld maakt dat niet uit, dat blijft van de fotograaf, maar ook die heeft dat beeld gevonden tussen meerdere eigen foto’s.

gevonden

Foto’s en ander beeldmateriaal worden gevonden en gebruikt, verwerkt tot nieuw beeldend werk. De Berlijnse dadaïsten (Raoul Hausmann, Hannah Höch, John Heartfield, George Grosz) deden dat met hun fotomontages.

Hannah Höch, Schnitt mit dem Küchenmesser Dada durch die letzte Weimarer Bierbauchkulturepoche Deutschlands (1919)

Duchamp

Marcel Duchamp gaf industrieel vervaardigde producten (o.a. urinoir, sneeuwschep, kapstok) een nieuwe identiteit als kunstwerk (‘ready-made’) door ze op tentoonstellingen te tonen. Hij tekende op een ansichtkaart van de Mona Lisa een snorretje en sikje (‘assisted ready-made’), zette er een aanstootgevende titel onder et voilà. Hebben de erven Da Vinci Duchamp ooit aangeklaagd?

Duchamp zette de toon voor een nieuwe manier van werken in de beeldende kunst: gebruik bestaand materiaal en maak er – met of zonder kleine toevoegingen of aanpassingen – een nieuw werk van.

Pop Art

Pop Art-kunstenaars gebruikten producten uit de consumptiemaatschappij of iconische beelden als basis voor hun kunstwerken. Transformeren is hierbij een wezenlijk begrip. Het oorspronkelijke product wordt allereerst geïmiteerd, en vervolgens door een eigen (artistieke/conceptuele) invulling getransformeerd. Denk aan Andy Warhol met zijn Campbell’s Soup en Brillo Boxes, of aan Claes Oldenburg met zijn uitvergroting en vervreemdende imitaties van gebruiksvoorwerpen en consumptiegoederen. Of aan Jasper Johns met zijn uitbeeldingen van de Amerikaanse vlag. Roy Lichtenstein met zijn uitvergrotingen van banale stripplaatjes. En Warhol en Robert Rauschenberg met hun gezeefdrukte foto’s van anderen.

Jasper Johns, Flag, 1954

Warhol

Warhol gebruikte bestaande foto’s. Foto’s van bloemen, van eigentijdse beroemdheden zoals Marilyn Monroe, Jackie Kennedy, Marlon Brando en Elvis Presley, nieuwsfoto’s. Na een paar keer ongevraagd foto’s te hebben gebruikt, waardoor hij gedoe kreeg met copyright-houders (de foto’s van een bloemenveldje, Jackie Kennedy en een enkele nieuwsfoto), ging hij toch maar voor de weg van de toestemming. Zo kon hij probleemloos (tegen vergoeding en/of andere voorwaarden) de foto’s van Marilyn Monroe en Elvis gebruiken.

Andy Warhol, 16 Jackies (1964)

Lichtenstein

Roy Lichtenstein, een andere Pop Artist. Bekend door zijn gebruik van stripbladen als bron voor zijn schilderijen. Strips zijn ook consumptiegoederen. Hij koos een plaatje dat hij op een doek vrij exact naschilderde, maar daar wel weer eigen accenten aan gaf. Soms gebruikte hij elementen uit meerdere striptekeningen (van verschillende tekenaars) voor een schilderij. Waarom een striptekening ‘jatten’ om er een kapitaal kunstwerk van te maken (‘te makkelijk!’)? Waarom niet? Je geeft weer wat je waarneemt, op je eigen manier, niet anders dan bij een stilleven.

Gebruiksproducten en mediagebeurtenissen. De wereld van de alledaagse westerse consument gebruiken en uitvergroten. Ironie toepassen. ‘Low art’ laten zien in plaats van de elitaire ‘high art’ van modernistische voorgangers, abstract expressionisten als Pollock, De Kooning en Rothko. Het ‘volkse’ en ‘banale’ uitvergroten. Verwarring stichten: je ziet een gebruiksvoorwerp of ander object (foto, tekening) dat vrij is van artistieke waarde – in het geval van Lichtenstein een conventioneel geïllustreerde situatie uit een verhaal – en dat is dan weer gemanipuleerd tot bizarre proporties, en kunst geworden. Over Lichtensteins werk is veel geroepen dat het plagiaat is, maar tot een veroordeling is het (voor zover mij bekend) nooit gekomen.

Roy Lichtenstein, WHAAM! (1963)

WHAAM! bronnen

waarneming

Een schilder die naar de waarneming schildert, beperkt zich meestal niet tot wat hij direct waarneemt. Stel: een stilleven. Vooruit, een makkelijk onderwerp, het beweegt niet (het moet ook weer niet te lang duren, anders komt er stof op, verkleurt het fruit, verwelken de bloemen, wordt het brood oud en kruipen er maden door de ham). De meeste schilders geven niet exact weer wat ze zien. Ze zullen iets weglaten, iets toevoegen, en dat staat los van hun schilderkundige opvattingen. Een landschap. Die elektriciteitsmast stoort me, ik doe net of ik hem niet zie. Ik schilder hem niet. Een portret. Ik maak de neus wat rechter, wat minder gênant. Die wrat laat ik weg. Hé, die foto is precies wat ik zocht, uitermate geschikt om in mijn schilderij te verwerken. Ik bewerk hem min of meer. Ik vraag me niet af of iemand die foto gemaakt heeft.

Ik kies een object om te schilderen of op een andere manier te verbeelden. Of het nu een stilleven, een landschap, een mens, dier, slachthuis, urinoir, ladder, Japanse prent, striptekening of foto is. En daar geef ik dan een eigen invulling aan.

Van Gogh

Van Gogh deed het trouwens ook al: hij schilderde Japanse prenten na. Hij was, zoals veel kunstenaars van zijn tijd, onder de indruk geraakt van Japanse prenten en voorwerpen, die op de markt kwamen nadat Japan halverwege de negentiende eeuw zijn grenzen had opengesteld en zijn kunst liet zien op de wereldtentoonstellingen van Londen (1862) en Parijs (1867). Plagiaat? Nee, onderzoek, zou ik zeggen bij Van Gogh.

Vincent van Gogh, Brug in de regen naar Hiroshige (1887) Hiroshige, Sudden Shower over Shin-Ōhashi bridge (1857)

Sherrie Levine

Sherrie Levine ging in de jaren 1980 een stap verder dan de Pop-kunstenaars. Zij koos reproducties van beroemde fotografen (Walker Adams, Edward Weston, Alexander Rodchenko), fotografeerde die, en zette haar naam eronder, met in de titel ‘After … (de naam van de fotograaf)’. Het waren immers haar foto’s geworden. Een statement over het gebruik van werk van anderen, het ter discussie stellen van eigenaarschap en originaliteit, een provocatie aan het auteursrecht. Zij kreeg, zoals te verwachten, copyrightclaims aan haar broek: haar ‘After Walker Evans’-werken mocht ze niet verkopen maar nog wel exposeren, en de ‘After Edward Weston’-serie mocht ze zelfs niet meer exposeren.
Allie McBurroughs door Evans (1933), Levine (1981), Mandiberg (2001)

Uiteraard werd Levine’s werkwijze ook weer verder doorgevoerd en geparodieerd: Michael Mandiberg zette in 2001 de websites ‘After Walker Evans.com’ en ‘After Sherrie Levine.com’ op, die onderling geen verschil laten zien, behalve de inwisselbaarheid van de titels ‘After Walker Evans’ en ‘After Sherrie Levine’. Foto’s van Adams/Levine scande hij in om ze via deze websites te verspreiden. Levine had, in het verlengde van Walter Benjamin en Roland Barthes, de originaliteit van kunstwerken ter discussie gesteld ten gunste van het grotere bereik van reproducties. Zij was echter terughoudend in het tonen van haar werk en vermeed publiciteit. Die houding zorgde volgens Mandiberg juist weer voor mythevorming van Levine als kunstenaar, iets wat in feite indruiste tegen haar opvattingen. Mandiberg wilde die mythevorming weer doorbreken door het bereik van ‘haar’ werk te vergroten.

De kunstenaar Hermann Zschiegner varieerde verder op de connectie Evans-Levine: hij zocht plaatjes van de meest gewraakte Evans-foto in deze connectie: het portret van Allie McBurroughs. Zschiegner zocht er twintig verschillende plaatjes van op internet, printte ze en stelde er een boek en een tentoonstelling van samen. Elk van deze plaatjes voorzag hij van informatie als bestandsgrootte, resolutie, de link waarnaar de google-afbeelding verwees, en of het een ‘Evans’ of een ‘Levine’ was.

Hermann Zschiegner + Walker Evans + Sherrie Levine (2008)

Jeff Koons

Jeff Koons werkt ook in de traditie Duchamp-Pop Art: ook hij neemt banale objecten en foto’s als uitgangspunt voor zijn werk. Koons werd beschuldigd van plagiaat door het gebruik van een zwart-witfoto van een echtpaar met een rij jonge hondjes op schoot, die hij in een kleurige driedimensionale sculptuur vertaalde – de hondjes maakte hij blauw. Koons beriep zich op de fair use-regel, maar die werd niet gehonoreerd. Het werk was in een oplage van vier gemaakt en op één na uitverkocht. Koons moest onder andere het laatste exemplaar aan de fotograaf schenken. Dat vind ik dan toch wel weer een leuke uitkomst van zo’n rechtsgang: grijp je kans en zorg dat je een lollige 3D-versie van je foto krijgt, al is het maar voor je pensioenvoorziening als krabbelende fotograaf.

Jeff Koons, String of Puppies (1988); Art Rogers, Puppies (1980)

Rob Scholte

Scholte, die van het ‘misbruik’ van bestaand beeldmateriaal zijn handelsmerk heeft gemaakt, baseerde zijn Utopia op de Olympia van Manet, die daarvoor weer een schilderij van Titiaan als uitgangspunt nam.

Rob Scholte, Utopia (1986)
Edouard Manet, Olympia (1863) Titiaan, Venus van Urbino (1538)

Nog een paar voorbeelden van kunstenaars die foto’s van anderen gebruikten:

Gerhard Richter

Gerhard Richter, Franz Kafka (1971); Franz Kafka (fotograaf en datum onbekend)

Richard Prince

Patrick Cariou, foto uit serie Yes, Rasta (2000); Richard Prince, uit serie Canal Zone (2008)

De fotograaf Cariou klaagde Prince aan wegens schending van het auteursrecht, wat in eerste instantie door de rechtbank werd gehonoreerd (2009). In hoger beroep werd Prince voor 25 van de 30 werken vrijgesproken op grond van fair use, nadat voldoende was aangetoond dat in het werk van Prince sprake was van transformatie ten opzichte van de oorspronkelijke foto’s (2013). De vijf resterende werken moesten maar door een gewoon gerechtshof worden beoordeeld – vreemd, alsof in die vijf werken een andere werkwijze zou zijn gehanteerd. Uiteindelijk kwamen Prince en Cariou voor die werken tot een schikking (2014).

Marlene Dumas

André van Noord, Voor de baby; Marlene Dumas, Nuclear Family (2013)

Marlene Dumas gebruikte een foto van de bevriende fotograaf André van Noord voor haar schilderij Nuclear Family. Van Noord was juist blij en gevleid dat Dumas zijn foto gebruikte. Zo kan het ook.

Bronnen (haha) o.a.:

Arnoud Holleman, ‘Hommage’, film en tekst, Frans Hals Museum Haarlem, 2015
VN 13-2-2015 Mischa Cohen, ‘Foto’s schilderen: plagiaat of ‘fair use’?’
Metropolis M 18-2-2015 Domeniek Ruyters, ‘Luie schilders en luie fotografen’
The Guardian 21-1-2015 Adrian Searle, ‘Why Belgium’s plagiarism verdict on Luc Tuymans is beyond parody’
Kunstbeeld 5-3-2015 Sophia Zürcher, ‘Debatavond over plagiaat in de kunsten @ KNAW’
Guity Novin blog ‘Copyright, Appropriation, Plagiarism and Code of Ethics’, A History of Graphic Design Chapter 69
Daniela Duca, ‘The Irreverent Plagiarists. After Sherrie Levine, Michael Mandiberg and Hermann Zschiegner’, Interartive site maart 2013
The Art Newspaper 9-5-2012, Laura Gilbert, ‘No longer appropriate?’
BBC Culture 17-7-2013, Alastair Sooke, ‘Is Lichtenstein a great modern artist or a copy cat?’

https://dadarockt.wordpress.com/2015/03/