Wilma Suto – Scholte en Birza verscherpen en verzachten verschillen

Rob Scholte – liever geen slijmerd, zo te zien – schrijft eind juli aan Rob Birza: ‘Waar verdien je het aan, Rob? Deel te worden van mijn leven.’ De kunstbroeders kennen elkaar dan ongeveer een maand. Ze lijken op elkaar. Hoewel? ‘Ik ben iets ouder. Kraak- en muziekmilieu eind jaren 70, terwijl jij Ateliers ’63 deed. Fuchs verafgoodde jouw werk, terwijl hij Koons en mij ”hoeren” noemde in El Pais,’ mokt Scholte.

Birza en hij voltooien op dat moment een aantal gezamenlijke schilderijen – nu eens in Scholtes atelier op Tenerife, dan weer bij Birza in Utrecht. Op uitnodiging van kunstcritica Elly Stegeman bereidden ze een tentoonstelling voor in de Stadsgalerij Heerlen. Stegeman vult daar als gastconservator de tweede aflevering in van de expositiereeks Attitudes, die jaarlijks een ander Nederlands schildersduo verenigt. Aan het opwindende verbond tussen ‘Rob & Rob’ (Zie de verschillen! Nee, de overeenkomsten! Of toch andersom?) ging een presentatie van Philip Akkerman en Han Schuil vooraf.

De verzameling van de Stadsgalerij vormt de bron voor Attitudes, maar de expositie wordt dit keer aangevuld met bruiklenen, geheel nieuw werk èn een venijnige briefwisseling in de catalogus – dank zij de hooggestemde idealen van Stegeman. Na enig schatgraven in de colletie besloot zij:

‘Scholte en Birza zouden het worden, tegelijk tegenpolen en aan elkaar verwant: down to earth en up in the air. De één een kunstenaar waar ik de grootste moeite mee had, maar die mij dusdanig irriteerde dat ik toch vermoedde dat hij aan iets wezenlijks raakte – de ander een kunstenaar waar ik veel bewondering voor heb, die nog echt zelf dingen maakt, een volstrekt eigen weg gaat en die bewijst dat het autonome kunstwerk wel degelijk springlevend is en zelfs een nieuwe, blakende toekomst tegemoet gaat.’

Kinderlijk beledigd door haar aanvankelijke bedenkingen bij zijn schilderijen en geprikkeld door de soms geëxalteerde bewoordingen waarin Stegeman haar verwachtingen omtrent de samenwerking beschrijft (‘Iets heel intens, iets heel high en heel diep.’), dreigt Scholte: ‘Ik hoop dat Desparately seeking Stegeman’s orgasmes niet de overhand nemen. Ik zou haar het liefst vastbinden en een pak slaag geven.’ In plaats daarvan maakten Birza en hij een enerverende expositie, waar alleen de kunst zelf rake klappen uitdeelt en het leed ten slotte ook weer wordt verzacht met een schilderijtje om van te snoepen.

De door Stegeman uitverkoren combinatie is een scherpzinnige. Nu ze onder één dak hangen, wedijveren de schilderijen van Rob Birza (Geldrop, 1962) en Rob Scholte (Amsterdam, 1958) met elkaar op een verrassend broederlijke manier, waardoor de bezoeker wordt verleidt tot een voortdurend vergelijken en een heroverweging van zijn vooroordelen en interpretaties.

Verwarrend is niet zozeer de vraag welk doek van wie is, want terwijl Scholte onpersoonlijk, glad en prozaïsch schildert, is het handschrift van Birza vaak lyrisch en bewogen. Intrigerend is veeleer hun raadselachtige inhoudelijke verwantschap, die het afwisselend wint en verliest van dit stilistische onderscheid. Birza en Scholte pikken allebei beelden op uit de kunsthistorie zowel als van de straat en uit het stripboek. Het is een stelletje postmoderne plunderaars.

Birza lijkt, door zijn soms tastende toets, de sprookjesachtige wolken van kleur die hij schildert en de verraderlijke onbeholpenheid waarmee hij, als een schooljongen die net heeft leren schrijven, de letters Andy op het gelijknamige doek durft te kwasten, de gevoeligste van de twee. Hij is het virtuose lefgozertje dat, schilder onder schilders, zoetjes Warhol’s reproductiekunst bespot en het ambacht reanimeert.

Scholte zou dan de cynicus zijn, de handelaar onder de schilders, die met zijn als billboards vermomde schilderijen ontkent, in de woorden van Stegeman, dat ‘het autonome kunstwerk springlevend is en een blakende toekomst tegemoet gaat’. Maar voor de toeschouwer die oog in oog staat met Scholte’s reclame-achtige stilleven van schildersbenodigdheden zoals pigmenten van het merk Rembrandt en een schetsblok van het merk Ingres (Art Supplies, een foto op linnen, uit 1988), is het grappig zich te realiseren waarom Birza schildert met eigenhandig bereide eitempera.

‘Zodra ik de kleuren van olie en acrylverf zie, weet ik uit welke tubes van welk merk ze komen. Dat is niet spannend,’ verklaarde hij in een gesprek met NRC-Handelsblad. Blijkbaar zijn Scholte en hij het eens over het dodelijke van deze standaardisering, die suggereert dat Rembrandts kwaliteit uit een tube kan worden geknepen. Maar waar Scholte de egalisatie expliciet thematiseert, deinst Birza daar als ambachtsman voor terug, zich kennelijk niet beseffend dat hij als eclecticus intussen toch een bijdrage levert aan de banalisering van het beeld. Scholte brengt in feite aan het licht, wat Birza verdonkeremaant.

Birza’s werk oogt intuïtief en behaagt het publiek; Scholte is zelfbewust en ontnuchterend, wat niet wil zeggen dat zijn doeken kil en gevoelloos zijn. Hoewel Birza’s eigenzinnige schildertrant meer dan die van Scholte een persoonlijk temperament zichtbaar maakt, geeft juist Scholte uitdrukking aan een persoonlijk engagement dat verder strekt dan het kunstenaarschap.

Birza citeert in zijn werk collega’s uiteenlopend van Holbein tot Warhol. Hij verwelkomt stripfiguurtjes met evenveel liefde als de beeltenis van Boeddha (‘Ik weet geen bal van het boeddhisme, ik houd gewoon van die boeddha-beelden.’) en schildert net zo gemakkelijk een decoratief bloemstilleven als een abstract doek dat met zijn golvende lijnen herinnert aan een vloeistofdia. Zijn schilderijen accepteren de gelijkschakeling van high and low in het alledaagse. Ze zijn oogstrelend, maar ook zweverig – èn vrijblijvender dan die van Scholte.

Bij Scholte is de vermenging van high and low allesbehalve achteloos. Eerder dan zelf willekeurige en ongelijkwaardige eenheden te vereffenen, onthult hij de ontheiliging van de kunst. Zijn werk geeft een consequente reflectie te zien op het lot van schilderijen buiten het atelier, de musea en de kunsthistorische boeken; een reflectie, kortom, op het maatschappelijk functioneren van het beeld.

Gooit de commercie het aangrijpende schilderij De Schreeuw van Edvard Munch te grabbel, dan zet Scholte op zijn beurt in het museum de commercie te kijk – en in het verlengde daarvan onze eigen onmacht de dingen naar waarde te schatten. Zijn cynisme daarover is hard, maar niet zielloos. Er gaan observaties is schuil die zich lastig laten weerleggen.

The Scream II (1992), één van zijn sterkste doeken, is illustratief voor de ontluisterende tegenbewegingen waarmee Scholte de vervlakking bestrijdt. Het schilderij toont in tweevoud hoe Munch’s universele noodkreet wordt beantwoordt. De speelgoedindustrie maakte er een opblaaspop van. Met zijn ‘reclame’ voor dat plastic ding demonstreert Scholte zowel de reductie van de kunst zelf als het daarin verborgen menselijk tekort: de schreeuw van Munch, vermenigvuldigd voor thuis en op kantoor, schalt over de hele wereld, maar vindt in wezen geen gehoor.

Terwijl Scholte zijn publiek dwingt tot denken, brengt Birza het zijne in een schilderkunstige roes – en toch staan de collega’s niet met de ruggen naar elkaar toe. Hun gezamenlijke optreden verscherpt niet alleen de verschillen, het verzacht ze ook. Het is wonderbaarlijk in Heerlen te moeten constateren hoe harmonieus de hand van de ene schilder die van de andere aanvult: het meest in dat ene schilderijtje om van te snoepen. Dit doekje, TV-Sunrise, ziet eruit als een kadootje. Het geeft een paradijselijke, zij het ook cartooneske scène te zien, waar een gouden lijstje omheen is geschilderd.

Twee ‘stripfiguren’, laten we aannemen de verbroederde schilders zelf, zitten op een eilandje onder een palmboom. Zij aan zij staren ze over zee, waar in de verte de zon opkomt: omkaderd door een tv-toestel. De tv verraadt dat het hier gaat om een mooie droom, maar de toeschouwer hoeft er niet uit te ontwaken. ‘Rob & Rob’ gunnen hem deze illusoire glimp van het goede, dat zich weerspiegelt in een weergaloos blauw water, met golven die in reliëf over het linnen kabbelen, omkransd door een roodgouden zonnegloed.

http://www.volkskrant.nl/dossier-archief/scholte-en-birza-verscherpen-en-verzachten-verschillen~a427437/