Wido Smeets – Rick Vercauteren: Leven en werk zijn één

Bij een jubileum hoort het opmaken van de balans. Museumdirecteur Rick Vercauteren over achterstallig onderhoud, Amsterdamse Limburgers, het Tajiri Museum en het werken met jonge kunstenaars. “Je moet je je steeds de vraag stellen: blijven ze wel bovendrijven? Een solotentoonstelling moet je wél aankunnen.”

Bijna zeven jaar is Rick Vercauteren (1956) nu directeur van Museum Van Bommel Van Dam. Het waren magere en vette jaren in één. Er lag veel achterstallig onderhoud, maar er zijn in die periode ook mooie tentoonstellingen gemaakt. Hij noemt er drie.

“Mijn eerste echte grote tentoonstelling was die met Hans van Hoek in 2006. Daar kwamen toen 9000 mensen op af. We ontdekten, dat we landelijke potentie hadden, want veel bezoekers kwamen uit de Randstad. Ik ben ervoor naar Zuid Afrika gevlogen, waar hij woont. Ik was de eerste museumdirecteur, die dat deed. Er is een vriendschap door ontstaan, we hebben nog steeds persoonlijk contact.

Dan natuurlijk Ger Lataster in 2010, met Na aan het hart. Van de Amsterdamse Limburgers hadden we eerder Pierre van Soest en Pieter Defesche. Maar dit was anders. Lataster leeft nog, 91 is hij, en zo scherp als een scheermes. In die expositie hebben we zijn engagement centraal gesteld, en dat was een goede keuze. Ik sprak hem rond de herdenking van D Day. Nog steeds is hij kwaad op de Amerikanen, wat die na 1945 allemaal naar zich toe hebben getrokken.”

Tenslotte Marcel Berlanger met De werking van waarneming in 2008. Zijn theatrale aanpak leverde een visueel indrukwekkende tentoonstelling op. We hebben ook werk van hem aangekocht.”

Hoe zou je Museum Van Bommel Van Dam positioneren ten opzichte van de andere kunstmusea in de regio?

“Het Bonnefanten is een internationaal museum en heeft een netwerk opgebouwd, dat daarbij past. Ze zijn boven het Limburgse uitgestegen. Het Domein in Sittard had met zijn fotografie en hedendaagse kunst een sterk profiel, ik kwam er vaak. Schunck in Heerlen, de voormalige Stadsgalerij, had een magnifieke positie, maar sinds ze naar de kelder zijn verhuisd, zie ik de eigen collectie nauwelijks. Wat je daar ziet is een keten van wisseltentoonstellingen.

Dat gesprek heb ik hier in het begin ook gevoerd, toen het ging over een eigen koers uitzetten. We waren toen een kunsthal zonder marketingbudget, een tentoonstellingenfabriek, soms hadden we er twaalf per jaar. We zijn toen flink op de rem gaan staan, van twaalf naar zes naar vier exposities per jaar. In 2006 en 2009 hebben we de eigen collectie op zaal gehad, toen is er een nieuw bewustzijn ontstaan. In totaal hebben we tussen de 5000 en 6000 kunstwerken in collectie, waarvan 1600 uit het legaat van Maarten en Reina Van Bommel. Van veel kunstenaars hadden we maar één werk. Dat kon zo niet doorgaan, er sprak geen enkele visie uit. We hebben er toen zo’n 60 à 70 kunstenaars uitgelicht om mee aan de slag te gaan. Van zo’n twintig van hen zijn we gaan verzamelen.”

“Ik noem dat organisch verzamelen: je accepteert wat de voorgangers hebben gedaan, gaat er met een zeef over, maakt een analyse. We richten ons nu op mensen als Antoine Berghs, Aline Thomassen, Monique Camps, Sidi El Karchi, van wie we net een belangrijk werk hebben kunnen kopen. Als in de toekomst blijkt dat hun werk beter past in Heerlen of Maastricht, dan kunnen ze daar naartoe in langdurige bruikleen. Dat geldt ook andersom. We hebben prachtige dingen van Aad de Haas, maar als je keuzes moet maken…. Werken van Rob Scholte en Roy Villevoye, maar ze zijn stand alone gebleven.”

Je hebt jonge regionale kunstenaars gepresenteerd, maar een dwingend ritme zit daar niet in.

“We hadden presentaties van Sidi El Karchi, Jack Reubsaet en Noud van Dun, toen ze de Van Bommel Van Dam Prijs wonnen. Vorig jaar waren er tentoonstellingen met André Wiehager en Maurice Thomassen, hoewel die alweer wat ouder zijn. En dit jaar met Ingrid Simons en Esther Tielemans. Tegelijkertijd was het een periode, dat we het museum op orde wilden stellen. En we wilden het Bonnefanten, dat zich inmiddels ook op jonge Limburgse kunstenaars is gaan richten, niet voor de voeten lopen. Maar het doorzoeken van het Limburgse zal verder gaan. In januari hebben we een presentatie van Judith Krebbekx, en we blijven kunstenaars als Antoine Berghs, Monique Camps, Aline Thomassen en Jack Reubsaet nauwgezet volgen. Tegelijkertijd moet je je steeds de vraag stellen: blijven ze bovendrijven? Want een solo expositie moet je wél aankunnen.”

Wie ook steeds terugkeerden in dit museum: de Amsterdamse Limburgers. Je zou erop aan het promoveren zijn.

“Ik ben niet aan het promoveren, daar zou ik een sabbatical van twee jaar voor nodig hebben. Het engagement van Lataster zou een interessant thema kunnen zijn. Los daarvan blijft het een bijzonder gegeven hoe de focus van Limburgse kunststudenten zich na 1918 verlegde van Antwerpen naar Amsterdam, en hoe juist déze kunstenaars zich rond 1950 ontworstelden aan hun invloeden en ieder voor zich een eigen stijl ontwikkelden. Het was een vreemd gezelschap. Men is gewend ze altijd in elkaar te schuiven, ik heb de neiging ze juist uit elkaar te halen. Ze hebben bij elkaar in de klas gezeten en samen wijn gedronken, maar verder…?

De expositie over Defesche hing samen met de schenking door diens weduwe in 2005. Van Soest en Lataster waren bewuste keuzes. In 2013 volgt Marianne van der Heijden. Ze was super getalenteerd, maar keerde vroeg terug naar het zuiden en heeft daarna lange tijd in opdracht gewerkt. Voor 2014 staat Jef Diederen op het programma. Ja, ik ga dat verhaal afmaken: ergens in de provincie moeten de Amsterdamse Limburgers te zien zijn. De musea in het zuiden hebben ze ook, maar daar komen ze te weinig op zaal.”

De vorige cultuurwethouder Peter Freij had plannen voor een museumpark, maar kreeg de gemeenteraad niet mee. En de plannen voor Tajiri Museum in Venlo lijken nu ook definitief verkeken.

“Er is een intentieverklaring met een interessante financiële propositie voor de erven Tajiri. Los daarvan werken wij in het kader van Floriade 2012 met het Limburgs Museum samen in een gemeenschappelijk publieksprogramma. Het is de eerste opmaat voor verdere samenwerking in marketing en pr, die uiteindelijk moet resulteren in een inhoudelijke samenwerking. Ons eerste grote gezamenlijk project is een tentoonstelling over de 20e eeuwse kunst in Limburg, waarbij het Limburgs Museum de kunst tot 1945 voor zijn rekening neemt, en wij de periode erna.”

Wat gaat Van Bommel Van Dam de komende jaren merken van de nieuwe wind, die door het kunstenland waait?

“Het is de vraag of er überhaupt wel wat te merken valt. We zijn een gemeentelijk museum, het gaat erom hoe je als politiek en museumdirecteur achter kunst en cultuur gaat staan. Het grootste gevaar zijn de onverschilligheid en de oppervlakkigheid. Als je ziet hoe een land als Zwitserland zich heeft ontwikkeld op museumgebied, daarmee vergeleken zijn wij een achtergesteld land. De onverschilligheid en de gemiddelde lompheid ten opzicht van kunst en cultuur is hier veel hoger. En ja, zelfs als we 35 procent zouden moeten bezuinigen, zijn we nog steeds in de lucht. Ik sta voor honderd procent achter mijn vak, voor mij zijn leven en werk één. Ons kunstenbestel is aan het veranderen, aan het oplossen. We zullen daar heel pragmatisch mee om moeten gaan: we moeten ons huiswerk beter moeten gaan maken, niets is nog vanzelfsprekend.”

Staatssecretaris Zijlstra hecht veel belang aan publieksbereik. Hoe is dat bij Museum Van Bommel Van Dam?

“Tien jaar geleden lag het bezoekersaantal rond de 10.000. Nu zitten we gemiddeld tussen de 20.000 en 22.000. Bedenk daarbij, dat we tot 2009 drieduizend euro per jaar hadden uit te geven voor marketing. Drieduizend euro! Wat Zijlstra ook zou willen, er valt hier niks uit te kleden. Toen ik hier kwam, was er niets gedigitaliseerd. De afgelopen jaren hebben we de collectie gedocumenteerd en zo’n 2000 kunstwerken gefotografeerd. Er stond hier een Willink in de kelder van een meter bij anderhalf. Niemand, die wist waar die vandaan kwam. Je wist als het ware niet eens zeker, of het wel je eigendom is. Zo hadden we wel twintig van die dingen. Er is hier dan ook fors geïnvesteerd. Qua budget zijn we de afgelopen vier jaar gegroeid van 7,5 ton naar 1,1 miljoen euro. Ik ben Peter Freij en GroenLinks zeer dankbaar.”

“Verzelfstandigen? Dan neem je de volledige verantwoordelijkheid op je om geld uit de markt te halen, en tegelijkertijd een goede fusiepartner te zijn. Je moet de wens en de bereidheid hebben om samen te werken, niet alleen je eigen straatje schoon te vegen. In Scandinavië hebben ze de musea verzelfstandigd, en die zijn vervolgens massaal gaan fuseren.”

Waar staat Museum Van Bommel Van Dam bij het 50-jarig bestaan in 2021?

“We hebben dan zeker 40.000 bezoekers per jaar; een verder uitgewerkte samenwerking is nog steeds wenselijk. Uiterlijk over twintig jaar zitten Limburgs Museum, Museum Van Bommel Van Dam en Tajiri Museum in één organisatie. Dat is geen toekomst, die me schrik aanjaagt, want de voordelen zijn groter dan de nadelen.”

Museum Van Bommel van Dam
Deken van Oppensingel 6
5911 AD Venlo
+31(0)77-3513457
info@vanbommelvandam.nl
https://www.vanbommelvandam.nl/nl/

Zuiderlucht, 10 oktober 2011

https://www.zuiderlucht.eu/rick-vercauteren-leven-en-werk-zijn-een/

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/interview-met-rob-scholte-door-paul-mertz-bij-pop-artvertising-in-museum-bommel-van-dam-te-venlo/
https://robscholtemuseum.nl/omroep-venlo-van-bommel-van-dam-toont-goudstukken-in-nieuwstraat/