Tijs van den Boomen – De macht van het auteursrecht

De Leeuwardense advocaat Pieter Tuinman, die voor Paul Selle een kwart miljoen euro uit de rechtszaak tegen het Amsterdamse WTC sleepte, vermoedt, dat de uitgekeerde bedragen de komende jaren verder zullen stijgen.

Architecten en stedenbouwers krijgen steeds meer normen op hun tekentafel. Is ontwerpen in dit woud van regels en eisen nog wel mogelijk? ‘Poldernormen’ is een serie over de oprukkende normering. Deze maand: het auteursrecht.

Het World Trade Center aan de Amsterdamse Zuidas is bezig zijn bijnaam ‘de blauwe engel’ te verspelen. De verbouwing van het kantorencomplex is in volle gang, aan de kant van het treinstation is het blauwe glas al verwijderd. ‘Uit de tijd’, zegt opvolgend architect Hans van den Oever over het spiegelende glas, ‘het deed onze co architect in Londen, Lee Polisano, denken aan een agressieve Texaanse agent met zo’n blauwe spiegelende zonnebril, die je aanhoudt voor te snel rijden en je dan ook nog betast. En bovendien was de vliesgevel niet functioneel: de borstweringen zaten op een meter twintig, zodat je vanaf je bureau niet naar buiten kon kijken. Daarvoor in de plaats komt nu doorzichtig glas.’
Paul Selle, een van de oorspronkelijke architecten, verzette zich hevig tegen deze ingreep en wist voor deze ‘misvorming, verminking of andere aantasting’ (artikel 25 van de Auteurswet) een afkoopsom van maar liefst een kwart miljoen gulden te bedingen. Juridisch heeft hij met deze schikking het recht verspeeld om nog verdere actie te ondernemen, maar als ‘verontruste burger’ blijft hij ageren. Pikant detail: Selle was indertijd co architect van Gerard de Klerk, die wel instemde met de aanpassing van hun gezamenlijke creatie.

De gang van zaken rond het WTC is kenmerkend voor het toegenomen belang van het auteursrecht. De spraakmakende rechtszaken van de afgelopen jaren vormen slechts de top van de ijsberg: vaak komt de rechter er helemaal niet aan te pas en wordt een onderhandse schikking getroffen. En daarbij gaat het om geld, veel geld.
Het lijkt wel of bepaalde architecten de schikking zien als aanvulling op hun AOW’, zegt Hans van den Oever, ‘op het laatste moment komen ze met de schending van hun auteursrecht. Als architect zou je dan het liefst via de BNA arbitrage inroepen van collega’s, maar de opdrachtgever heeft meestal haast en dan wordt er gewoon betaald.’ Uit de tijd, dat hij maat was van ZZO+P herinnert Van den Oever zich een ontwerp in Amstelveen, dat werd aangevochten door de inmiddels overleden architect Arthur Staal. ‘Toen de eerste paal net de grond inging, meldde Staal plots, dat hij vond, dat zijn gebouw in stedenbouwkundige zin werd aangetast door ons ontwerp voor een naastgelegen complex. Er moest een half miljoen op tafel komen. Begrijp me goed, het auteursrecht kan helpen om gebouwen van grote architectonische waarde te beschermen, maar dit is gewoon geldklopperij.’
De Leeuwardense advocaat Pieter Tuinman, die er voor Paul Selle een kwart miljoen uitsleepte, vermoedt. dat de uitgekeerde bedragen de komende jaren verder zullen stijgen. ‘Toen we Bonnema bij zijn proces tegen de verbouwing van het gemeentehuis van Tietjerksteradeel verdedigden, was hij een witte raaf. Inmiddels heb ik zeker vier auteursrechtelijke zaken per jaar.’

Over de hele maatschappelijke linie neemt het belang van het auteursrecht toe. De bescherming strekt zich uit van foto’s tot computerprogrammatuur, en van muziek tot de tekst, die u nu zit te lezen. Het inspireerde Rob Scholte tot een kunstwerk dat enkel en alleen bestaat uit het symbool ©.
Architecten kunnen nog niet zo heel lang een beroep doen op het auteursrecht, pas onder druk van een internationale conventie breidde Nederland zijn Auteurswet uit tot bouwwerken. Eerst kregen architecten alleen de exploitatierechten – zeg maar de commerciële kant van het auteursrecht – pas in 1931 kwam daar het persoonlijkheidsrecht bij, het recht om zich te verzetten tegen aantasting van de eigen creaties.
Dit laatste recht is onvervreemdbaar: welke afspraken architect en opdrachtgever zwart op wit ook maken, de architect kan altijd naar de rechter stappen bij ‘misvorming, verminking of andere aantasting, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker’. Tegen ‘gewone’ wijzigingen kan de architect zich alleen verzetten als dat niet in strijd is met de redelijkheid. Dat betekent collegiaal overleg en een afweging van belangen, desnoods door de rechter.
Tot voor kort wonnen architecten alleen rechtszaken over de verminking van een gebouw, ook gedeeltelijke sloop werd soms als zodanig aangemerkt. Totale sloop was altijd wel toegestaan: er bleef niets over, dat de goed naam van de maker aantastte. Vorig jaar doorbrak Bonnema dit voorbehoud: in hoger beroep wist hij de sloop van zijn Emmeloordse verzorgingsflat ‘De Golfslag’ tegen te houden.

Veel naoorlogse gebouwen zullen de komende jaren meer of minder ingrijpend onder het mes gaan. Met de recente verlenging van het auteursrecht tot zeventig jaar na de dood van de schepper, zijn deze bouwwerken bij een goede gezondheid van de architect tot ver in de 22ste eeuw beschermd, stelt professor Adriaansens in zijn boek Auteursrecht van de architect. En dat zullen we weten.
Steeds meer functioneert het auteursrecht als ‘voor bescherming’: gebouwen krijgen de tijd om oud genoeg te worden voor de monumentenwet. Met het auteursrecht in de hand kunnen architecten modieuze aanpassingen van hun ontwerpen tegenhouden. Zo redde Van Mourik het Tilburgse bankgebouw, dat hij begin jaren zeventig ontwierp van voorzetgevels en andere frutsels, die Wim Quist desgevraagd omschreef als ‘verloedering van de beroepsuitoefening’.
Maar er zijn ook belangrijke nadelen, zoals de verdergaande juridisering van de architectuur, het prijs opdrijvende effect van proceskosten en schikkingen, de toenemende gevoeligheid voor chantage en powerplay, en de conserverende werking, die zich niet beperkt tot het gebouw in engere zin, maar zich uitstrekt tot de wijde stedenbouwkundige omgeving. De macht van de architectonische elite zal verder toenemen, want rechters maken gretig gebruik van ‘deskundigenberichten’.
Met het auteursrecht in de hand kunnen architecten onwelgevallige foto’s van hun gebouwen verbieden – wat ze in architectuurbladen steeds vaker doen – en ze kunnen geld eisen voor de afbeelding van hun gebouw – wat nog niet gangbaar is. Kunstenaars doen dat laatste al wel, en met toenemend succes. Krantenuitgevers en televisie omroepen hebben zich middels contracten verplicht om te betalen voor foto’s en filmbeelden van openbare kunstwerken.
Ook op een ander punt is vergelijking met de auteursrechtelijke eisen van kunstenaars leerzaam. Kunstenaar Peter Struycken wist eind 1998 een expositie van straatkunst onder de arcade van het Nederlands Architectuurinstituut te verbieden. De rechter was het met hem eens, dat zijn lichtkunstwerk werd aangetast door de schilderijen op de pilaren. Het verweer van het NAi, dat Jo Coenen de arcade juist ontworpen had voor stedelijke activiteiten, vond geen genade.
Maar wat nu als Coenen op zijn beurt Struycken voor de rechter daagt met de beschuldiging, dat diens kunstwerk de essentie van Coenens ontwerp – een stedelijk podium – onderuit haalt? Een heilloze weg, lijkt mij. De openbaarheid van het publieke domein leent zich niet voor auteursrechtelijke monopolisering, of dat nu van kunstenaars of van architecten is.

Bouw, 1 januari 2001

http://www.tijsvandenboomen.nl/de-macht-van-het-auteursrecht/

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=auteursrecht
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joost+van+der+Grinten