Theo Knippenberg – WAAR BEN IK? (8): Tussen twee geloven op één kussen

Ik ga nog even door op het kerstthema van gisteren. Liefde tussen een Moslim en een Christen. Op deze foto is Suha, de vrouw van de Palestijnse leider Yasser Arafat, bij mij op bezoek in de Vondelkerk in Amsterdam waarin ik toen kantoor hield. Om ons heen staan een boel van mijn stafleden uit die tijd nu herinneringen in mij wakker te roepen.
Maar het gaat om die dame in dat witgeruite mantelpakje. (Ik sta aan haar rechterhand, dus voor jou links, opnieuw mèt stropdas).
Suha Arafat was getrouwd met een man die lang voor de hele wereld het symbool was van het Islamitisch terrorisme, maar zelf was Suha geen moslima, ze was Grieks-orthodox katholiek.
Het was een heel goed en gelukkig huwelijk en een prachtig symbool van religieuze verdraagzaamheid.

Ik vertelde haar een klassiek verhaal uit de Nederlandse literatuur daarover, Floris en Blancefloer, rond 1255 geschreven als bewerking van een nog ouder Frans verhaal,
Het verhaal gaat over de liefde van Floris, de zoon van de Moorse (Islamitische) koning van Spanje, voor Blancefloer, de dochter van een katholieke gravin. Blancefloer is verkocht aan een heerser in Babylon en zit in zijn harem. Floris reist haar achterna en weet door een list in de harem binnen te dringen. De volgende passage gaat over die list. Blancefloer zit opgesloten op de bovenste verdieping van een toren in het Serail, het paleis van Babylon. Floris verstopt zich in een grote mand met rozen die door twee mannen naar Blancefloer gedragen wordt.
En ik geef jullie hier een fragment (in het Middelnederlands, dan ben je even zoet) dat je misschien ook herkent uit de prachtige gelijknamige opera van Mozart.

DE ONTVOERING UIT HET SERAIL

Daar klommen zij neven de pilaar,
tes zij kwamen opte hoogste vloer,
ende misten der kameren, daar Blancefloer
in woonde, ende lieten ze staan
ter rechterhand, en kwamen gegaan
ter ander kamer, daar woonde inne
ene jonkvrouw met gestaden zinne.
Zij haastten ende wilden niet beiden,
ende spraken ter ghere ende zeiden:
“Jonkvrouwe Blancefloer, dit prosent
hevet u onze here, de portwerder, gezend”.
Die jonkvrouwe niet en gewoeg,
dat zij ’t waar, maar zij loegh,
omdat zij Blancefloer hoorde noemen
ende ere ander gaven die bloemen.
Zij dankes, ende zetten neder
de korf metten rozen ende keerden weder.
Doe ging zij ten korve ende nam
ene roze, die haar best bekwam.
Floris waande, dat Blancefloer ware,
ende sprang uten rozen jegen hare.
Die jonkvrouw sprang op ende ward,
daar zij ne zag, zo zere vervaard,
dat zij vloe ende van hem liep
ende “Helpe! Helpe” al vliende riep,
“Wat bloemen zijn dit? Wat komt er uut?”
Zij krees ende maakte een geluud,
dat alle die jonkvrouwen worden vervaard
ende kwamen gelopen t’haar waart.
Zij vraagden ende vreiseden om mare,
wat haar meskwame ende haar ware.
Als hij dat hoorde, viel hij neder
Ende dekte hem metten bloemen weder.

Alles loopt goed af. Ze ontsnappen samen, waarna ze trouwen en nog lang en gelukkig leven.
Suha vond het een prachtig verhaal.
Misschien tijd voor veel Nederlanders om het ook weer eens te lezen.