Theo Knippenberg – WAAR BEN IK? (16): Onderweg

“Er zit een gat in het vliegtuig”, zei ze terwijl ze achterover leunde zodat ik naar de raamplaats door kon schuiven.
Ik glimlachte, we vlogen KLM, maar er was iéts in haar stem.
Ze had gelijk. Er was een gat, half verscholen onder mijn stoel. Ik kon er mijn hand in steken, diep genoeg voor mijn vingers om de metalen buitenwand te voelen, onbeschadigd. Alleen de plastic stoffering binnenin het vliegtuig was gebarsten en verkruimeld.
“We zullen niet neerstorten”, verzekerde ik haar. Het was een knappe, zelfbewuste en wat afstandelijke Française, minder dan half mijn leeftijd en vermoedelijk met een topbaan bij een international bedrijf of organisatie.
Ik pakte mijn boek en zij haar e-reader.
Toen het geluid van de motoren aanzwol en we in beweging kwamen keek ik weer op en was verbijsterd over de gedaantewisseling. Naast me zat nu een meisje, haar handen met wit weggetrokken knokkels geklemd over de stoelleuning voor haar. Al het bloed had haar gezicht verlaten, leek het wel en in haar wijd open ogen las ik paniek.
Dus deed ik het meest logische op aarde, wat ik in dit leven nog nooit gedaan heb, en ontfermde me over deze onbekende. Voorzichtig maakte ik haar handen los en hield ze in de mijne terwijl het vliegtuig voortraasde en loskwam van de grond. Ik slaagde er in te glimlachen en verzekerde haar dat alles okay was en dat we veilig zouden landen in Londen.
“Weet u dat zeker?” vroeg ze met een urgentie alsof haar leven afhing van mijn antwoord. “Weet u dat ècht zeker?” terwijl ze zo intens in mijn ogen staarde alsof ze mijn ziel wilde penetreren op zoek naar de waarheid.
Zelfs haar stem was niet meer die van een dertigjarige maar van een dertienjarige. Ik vroeg me af wat er op die leeftijd in haar leven gebeurd was. Maar ik hield haar alleen vast en praatte tegen haar. En tussen wat kleinere paniekaanvallen door (er was wat turbulentie) vertelde ze mij over haar man en haar twee dochters en over haar baan, waarvoor ze veel moest vliegen. Ze wist het heel precies, zesennegentig vluchten in de afgelopen anderhalf jaar.
We hielden nog steeds elkaars handen vast, zweethanden intussen, kinderhandjes in de mijne, ja, pappie is hier en ja, pappie beschermt je en zorgt er voor dat je veilig in Londen komt.
Ik vroeg haar niet waarom ze zichzelf dit aandeed. Waarom ze niet gewoon in de hogesnelheidstrein stapte in plaats van het vliegtuig. Het was duidelijk dat ze dit móést doen. Ze móést haar angst confronteren, opnieuw en opnieuw en opnieuw. Tot ze die op een dag overwonnen heeft.
Ik weet zeker dat haar dat lukt.
Ik ben nu al trots op haar.

Wel vreemd, het afscheid op Heathrow van deze nu opnieuw zelfbewuste en wat afstandelijke Française, een volwassen vrouw die een beetje haast heeft, een belangrijk gesprek verwacht op haar mobieltje. Au revoir!