Theo Knippenberg – The Kids Are Alright

Terwijl mijn Amerikaanse vrienden in Montreal de Vietnam oorlog uitzaten, hielden ze zich vooral onledig met de handel in onze eerste levensbehoefte, soft drugs, die bijvoorbeeld ook Bill Clinton in die tijd rookte, maar niet inhaleerde zoals hij later bekende.
Het witwassen van de opbrengst was een groot probleem want de ‘Mounties’, de Royal Canadian Mounted Police, met hun pofbroeken en padvindershoeden, zaten er bovenop en hadden toegang tot alle bankinformatie.
We verzonnen een list, een collectieve investering in een popconcert. Zelfs al maakten we verlies, alles wat het opbracht was wit en een percentage daarvan was voor mij.
Met een rugzak volgepropt met Canadese dollarbiljetten nam ik de Greyhound bus naar een agentschap in New York, Premier Talent, waar ik de rugzak leegschudde in ruil voor een contract met de Who en als voorprogramma de Troggs.
Het enige wat we nu nog nodig hadden was een geschikte zaal. Ik ging voor het Forum, Montreals grootste ijshockey arena. Daar konden 16.000 man in en het was bestand tegen het ergste vandalisme, dat werd elke week opnieuw bewezen.
Alleen wilden de nette eigenaren geen langharig tuig in hun arena, en de eigenaren waren de familie Molson, bierbrouwers, de Heinekens van Canada. Weken ben ik bezig geweest om een afspraak te krijgen met ene meneer Molson.
Toen hij me eindelijk wilde ontvangen, ik kreeg vijf minuten en de dag ervoor was ik zelfs naar de kapper gegaan, bood hij me een sigaret aan uit een prachtig handgesneden kistje. Ik zei dat ik ze liever zelf rolde. Hij was gefascineerd, had duidelijk nog nooit een joint gedraaid.
Binnen tien minuten had ik hem geleerd shagjes te rollen en nadat we die samen hadden opgerookt liep ik met een deal voor het Forum zijn kantoor uit.
Op woensdag 27 maart 1968, in een uitverkocht Forum, maakten eerst de Troggs hun trans-Atlantische debuut. Ik herinner me vooral hoe Reg Presley de microfoonstandaard bereed bij ‘Wild Thing’ (“you make my thing swing”).
Daarna gaf de Who een brilliant concert. Bij hun legendarische uitsmijter ‘My generation’ gingen drie gitaren aan barrels en kwam er evenveel rook als geluid uit de versterkers. Het publiek werd uitzinnig en bestormde het podium. Ik had nauwelijks beveiliging geregeld. En helemaal geen verzekering. Maar een soort dwerg, nu zou ik hem eerder een hobbit noemen, een roadie die ze hadden geleend van de Faces, probeerde in z’n uppie de meute tegen te houden met een hoog opgeheven omgekeerde microfoonstandaard, twee keer zo groot als hij zelf. Met alle spotlights op hem lukte dat. Een zestienduizendkoppig monster deinsde terug. Ik was gered van een financiële ondergang. Niet voor het laatst.