Theo Knippenberg – Something Stupid

Inge was een Gronings vriendinnetje van mijn oudere broer. Ze ging voor een jaar naar Parijs, als au pair. Ik had haar adres van een ansichtkaart aan mijn broer, maar nog geen duidelijk plan om haar op te zoeken, dat voorjaar. Ik wou gewoon naar Parijs, het was lente!
Mijn moeder vertelde ik dat ik het weekend op het internaat bleef, teveel huiswerk, zo kort voor het eindexamen. De paters meldde ik dat ik naar huis ging.
Vrijdagmiddag liftte ik naar Parijs. Zaterdagochtend at ik verse croissants in Montparnasse en toen ik daarna nog geen plan had ben ik Inge gaan opzoeken.
Ze woonde bij een gezin in een riant appartement op een bovenverdieping. Ze was thuis, stomverbaasd en dolblij toen ik voor haar stond. Waarschijnlijk had ze erg veel last van heimwee. En ze kon meteen regelen dat ze die avond vrij kreeg.
Het was een heerlijke avond. Ik had genoeg geld bij me om haar op een klein etentje te trakteren en later op een terras nog een glas wijn dat we deelden.
We wandelden uren langs de Seine, de hele avond en overal begeleid door ‘These boots are made for walking’, uit elk café en elke bar. And that’s just what we did, wij wandelden, hand in hand.
Onze eerste kus was op de Pont Neuf. En we kusten weer voor haar deur, als afscheid, maar toen bedacht ze zich en smokkelde mij mee naar binnen. Het was laat, iedereen sliep vast al.
Heel vroeg zondagmorgen, het was nog donker buiten, verliet ik haar. Ik nam de lift naar beneden, liep de centrale hal in, en merkte dat ik opgesloten zat.
De voordeur had ook van binnenuit een sleutel nodig. Net als de deur naar de lift. Ik zat klem. Er bestonden nog geen mobiele telefoons en ik deed iets doms. In plaats van rustig te wachten tot er iemand in of uit moest, rammelde ik aan de buitendeur. Dat wekte de conciërge, een oudere dame met krulspelden en gehuld in een peignoir uit een voorbije eeuw. Ze verscheen achter glas, in een soort hokje dat ik kende van postkantoren en treinstations. Mijn Frans was niet erg goed, dat is het nooit in Parijs weet ik nu, maar ik begreep dat ik me moest identificeren, wat ik deed, en moest aangeven bij wie ik geweest was, wat ik niet deed en ook niet van plan was te doen.
De conciërge maakte een einde aan deze schaakmat situatie door de politie te bellen.
Die kwam binnen enkele minuten per ‘camion’, zo’n grijze golfplaten Citroen bestelbus en ik was verbijsterd hoeveel agenten daar uit sprongen, met fladderende batman capes.
Hun voorstel was simpel. Ze zouden overal aanbellen, iedereen in het gebouw wekken, om uit te vinden waar ik geweest was, of ik kon het zelf melden. Vervolgens belden ze aan bij de werkgevers van Inge, het zal een uur of vier in de morgen geweest zijn, om mijn bekentenis te controleren.
Een paar uur later was ik onderweg terug naar het internaat, en wist dat Inge op staande voet ontslagen was.
Wat een treurigheid. En het had zo’n mooie romance kunnen worden. Met een vriendin in Parijs!!! Welke schooljongen droomt daar niet van?
Aan de vrachtwagenchauffeur die mij meenam richting Oldenzaal heb ik onderweg Willem Kloos geciteerd:

Ik ween om bloemen, in de knop gebroken

En vóór de ochtend van haar bloei vergaan,

Ik ween om liefde, die niet is ontloken,

En om mijn harte dat niet werd verstaan.

Zelden heb ik mijn gevoelens zo mooi verwoord.
En van Groningse Inge heb ik nooit meer gehoord.