Theo Knippenberg – Leugens (42): Chanson d’amour

Ze drinken droge witte wijn aan het tafeltje naast mij op het terras van het Blauwe Theehuis in het Vondelpark, ooit een broeinest van de vrije liefde.
Ik zit alleen en luister mee, onbedoeld aan beide kanten, maar in de loop van hun gesprek wordt dit voor ons alle drie duidelijk en groei ik in de rol van een soort vertrouweling, ze moeten hun uitzinnig gevoel toch met iémand delen.
Zij is advocate, op een goed kantoor aan de Zuidas, en gelukkig getrouwd, met een schat van een man. Hij draagt haar op handen en zij dacht dat ze van hèm hield. Ze weet dat hij haar nooit bedrogen heeft. En zij hem ook nooit, tot voor kort.
Ze hebben een schat van een dochter samen, ze wonen in een heerlijk huis, hier net om de hoek, in de Van Eeghen. Ze hebben werkelijk alles wat je van het leven mag verwachten. Tot zij, totaal onverwachts, een mail krijgt van een minnaar van lang geleden. Ze beseft dat ze hem eigenlijk nooit is vergeten. Hij is ook getrouwd, ook gelukkig, heeft ook een dochter, woont nu in Londen, werkt in de City en is gewoon benieuwd hoe het met haar gaat.
Vanaf die dag hebben ze gemaild, gebeld, gechat, geappt en geskypet, wat ze allebei erg opwindend vinden. Ze hebben minstens twee keer per dag contact, bekent zij. Veel vaker, zegt hij.
Nu, binnen drie maanden, zijn ze allebei volledig onverliefd geworden op hun partners. Erger nog, ze beginnen allebei zelfs een hekel te krijgen aan hun nietsvermoedende partner, met wie ze dit wonder sowieso niet kunnen delen, en op wie ze beginnen neer te kijken.
Ik kijk naar ze, twee intelligente succesvolle volwassen mensen, allebei getrouwd, allebei met een kind, allebei over pakweg tien jaar wellicht een kleinkind.
Maar ik zie twee wrede pubers, want doelgericht seksueel verlangen is nu eenmaal genadeloos. Twee adolescenten, zo in de ban van hun eigen romantische liefde dat ieder gevoel voor fatsoen of eerlijk spel uit het zicht is verdwenen.
Ze zijn dolverliefd op elkaar, meer en dieper dan ze allebei ooit hebben ervaren. Hij begrijpt haar zoals niemand haar ooit begreep. En niemand heeft ooit zoveel gehouden van hem als zij.
Ze delen met mij, een volslagen vreemdeling, hun bijna wanhopige verliefdheid. Tegelijk leer ik dat het digitale tijdperk ook iets mogelijk maakt dat ik ´cyber seks´ zou noemen. Elkaar opgeilen via skype, via whatsapp, en ook nog steeds gewoon ouderwets over de telefoon.
Ze zijn nu ook een paar keer echt samen geweest, vertellen ze ongevraagd. Het overtrof hun wildste verwachtingen. Hemel op aarde. Ze voelen zich thuis bij elkaar zoals nooit tevoren, met niemand, ooit.
Nu, nadat ze elkaar teruggevonden hebben, willen ze elkaar ook nooit meer kwijt. Het is zo overduidelijk voor allebei dat ze bij elkaar horen, voor altijd, voor de eeuwigheid.
Wat is de volgende stap? Ze willen hun partners verlaten en samen een nieuw leven beginnen. Maar nee, dat hebben ze hun partners nog niet verteld. Eerst wilden ze wachten tot allebei hun dochters 18 zijn, dat duurt nog anderhalf jaar. Maar elke dag wordt het nu duidelijker dat ze zo lang niet kunnen wachten. Ze zijn immers de liefde van elkaars leven. Ze zijn elkaars bestemming. Ze kunnen niet wachten. En ze hebben toch het recht om gelukkig te zijn.
Ik kijk naar ze, terwijl ze Gods wijn drinken.
Ik kijk naar haar, het doet mij fysiek pijn te zien hoe gelukkig ze is.
Ik kijk naar hem, stinkjaloers op zijn geluk.
Ik stel me zijn vrouw voor, in Londen, die hier nog niets van weet.
Opnieuw stel ik me zijn vrouw voor, net nadat hij het haar verteld heeft.
En ik stel me de echtgenoot voor, hier om de hoek, nietsvermoedend in zijn gelukkige huwelijk van pakweg twintig jaar, tot het moment dat zij het hem opbiecht. En tenslotte zijn er de beide dochters, meisjes van zestien, kwetsbaar, en vol ongeloof, verbijstering; want ouders zijn op een zekere leeftijd toch immers uitgeneukt.
Nu krijg ik ze, alle zes, niet meer uit mijn hoofd.

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Leugens