Theo Knippenberg – Ik weet het niet

Als mijn kinderen in een vrij land verhongeren omdat er nergens werk voor mij is, en in het buurland, in de dictatuur, ligt werk genoeg, zou ik dan de grens niet oversteken?

Als ik jarenlang noodgedwongen in lompen loop, en mij een mooie broek wordt aangeboden, en een nieuw jasje van soepele stof, zou ik die niet aantrekken, ook als er een pet bij hoort, of zelfs een geweer?
Als de mensen om mij heen, elke dag opnieuw, mij behandelen als minderwaardig, om mijn kleur, om mijn geloof of uiterlijk of om wat dan ook, zou ik dan niet, samen met lotgenoten, de wapens opnemen?
Ik weet het niet.

Zou ik, net als mijn vader, als cavalerie officier, hoog te paard, met de blanke sabel de Duitse Tiger tanks tegen hebben willen houden, voor God en de Koningin?
Zou mijn vriend Knut net als zijn vader, als officier op een U-boot, geallieerde koopvaardijschepen met burgerbemanningen hebben willen torpederen, voor Führer, Volk en Vaderland?
Zou mijn vriend Ronald, net als zijn vader, geweigerd hebben om te vechten om daarna wel de resten te bergen van wie dat in zijn plaats deed, voor God en de kerk?
Zou ik in die tijd op Knut geschoten hebben? En hij op mij? En had Ronald alleen toegekeken en mij daarna begraven?
Ik zeg nu nee, voor ons alle drie, maar eerlijk gezegd weet ik het niet.

Wat als iemand mijn huis opblaast, mijn kinderen doodt, omdat boven ons zijn vijand woont.
Wat als iemand mij berooft en mij en mijn gezin daarmee in armoede stort.
Wat als iemand mij ontslaat, mijn werk en mijn bestaan afpakt, om voor zichzelf en zijn aandeelhouders de winst te maximaliseren.
Wat als ik niet eens werk krijg, en dus geen bestaan kan opbouwen, vanwege mijn kleur, mijn geloof of mijn achternaam.
Ik weet het echt niet.

Wat als iemand dreigt mijn gezin te doden, zou ik dan als eerste schieten?
Wat als het niet om mijn gezin gaat, maar ‘slechts’ om mijn beste vrienden.
Of om mijn neven en nichten.
Of om mijn buren.
Of buurtbewoners.
Of landgenoten.
Waar ligt die grens?

Wat als geroepen wordt dat ik, en iedereen van dezelfde afkomst, ons land uit moet?
En wat als blijkt dat alleen ik, en iedereen van dezelfde afkomst, zich daar druk over maakt?
Hoe voelt dat, om zo ongewenst en vervolgd te zijn, als Jood onder de Nazi’s of als Palestijn in Israel, als Neger tijdens de Apartheid of als Homo in Afrika, als Soenniet onder de Sjiieten of in Koerdistan of als Sjiiet of Koerd onder IS, als Chinees in toenmalig Nederlands-Indië of als Tibetaan nu in China, als Westerse vrouw in Marokko of als Marokkaan in de Schilderswijk?

Ik weet het gewoon niet.
Hopelijk nooit.