Tessa van Veen – Je kunst of je leven (2): Werken en leren

Het hele gezin Hopster is door alle gebeurtenissen getraumatiseerd. Allerlei frustraties zoeken een uitweg. De oudste zoon is niet in beeld, hij zit op de grote vaart, hij volgt nauwelijks de gang van zaken binnen het gezin. De broer net boven Edwin daarentegen lijdt enorm onder de situatie en het ongeval met zuslief. Hij geeft zichzelf expliciet de schuld van het ongeluk. Terwijl de zus toch echt zelf is overgestoken op het verkeerde moment. Maar wat als ik nu eens geen ruzie had gemaakt over dat stomme snoepje? Was ze dan ook op dat bewuste moment de weg op gerend? Deze vragen blijven door zijn hoofd spoken. Hij kampt daardoor met grote psychische problemen. De heftige consequentie van dit alles is dat broer en zus, uit huis worden geplaatst. Edwin blijft als enig kind thuis achter. Een positie die hem, gek genoeg, later door de andere kinderen niet in dank wordt afgenomen. Op zich raar natuurlijk want hij had hier zelf part nog deel aan. Het liep zo. Maar begrijpelijkerwijs is het jongste, enige kind thuis, weleens, bewust of onbewust, verwend ten opzichte van de anderen. Het zorgde in ieder geval voor scheve verhoudingen tussen de kinderen. Het gezin verhuist naar Naarden, Amsterdam achter zich latende.

Na teleurstellende schoolprestaties van Edwin wacht de groenteafdeling bij de Maxis in Muiden. Dit baantje biedt Edwin in principe geen enkele uitdaging. Maar zijn zakelijke instinct steekt weer de kop op. Het is soms zo saai dat zijn brein alarm slaat, en gaat prakkiseren. Er is sprake van veel derving binnen het bedrijf. Kapotte verpakkingen, licht overrijp fruit, het moet eigenlijk allemaal weggegooid worden. Dit zet Edwin aan het denken. Hij mag van de baas de gescheurde zakken met aardappelen of wel heel rijpe sinaasappelen overnemen tegen gereduceerde prijs. Hij mag de handel zelfs voor de winkel standwerken. Familie en vrienden pikken ook een graantje mee door deze afkeurcultuur. Edwin staat binnen de bedrijfscultuur zijn mannetje. Er zijn echter ook mensen aan het werk die minder weerbaar zijn. Zo is daar ene Fred. Hij neemt de lege flessen in. Een aantal collegae zien hun kans schoon. Ze weten dat deze jongen geen weerstand kan en zal bieden aan de druk die ze op hem uitoefenen om fictieve bedragen aan emballage aan te slaan, die vervolgens door hen worden geïncasseerd bij de kassa. Als Fred als enige dreigt te worden beschuldigd van deze misstand, kan Edwin het niet laten om op te komen voor deze jongen. Hij pleit hem vrij door aan te geven dat Fred door de “stoere” jongens onder druk is gezet. Of misschien was Fred wel zo minderbegaafd dat hij daadwerkelijk niet in de gaten had dat de bedragen fictief waren, en dat er dus geen lege flessen tegenover stonden.

De plicht roept: Edwin gaat in militaire dienst, de jaren ‘80. Hij dient bij de Luchtmacht Bewaking. Dat is een kolfje naar zijn hand, hij doet het zeer goed. Dit vak is een uitdaging. Maar de spannende sfeer van een reële dreiging uit het Oosten (de koude oorlog) in combinatie met de omgang met wapens prikkelen het intellect van Edwin in extreme mate. Het is een schelmenroman. Omdat Edwin erachter komt dat de beveiliging zo lek is als een mandje, kan hij het niet laten een wapenroof te plegen. De te laste legging is niet mals: een terroristische daad en staatsondermijnende activiteiten. Enfin, het “hackers excuus” redt Hopster. Ze zijn hem ook daadwerkelijk deels dankbaar voor het opsporen van het lek in de beveiliging. Hoe dan ook Hopster heeft er dan 47 dagen detentie in een militaire strafgevangenis opzitten, en dat siert zijn CV niet. Men neemt afscheid van een militair met grote potentie.

Na de diensttijd gaat Edwin aan het werk bij een juweliersbedrijf, gewoon naar aanleiding van een advertentie. Het lijkt een rare sprong, maar zijn kunstliefhebberij heeft hem eerder in contact gebracht met het antieke juweel. Hij vindt het leuk werk, de verkoop. Maar hij realiseert zich hoe meer je weet over de inkoop, hoe interessanter het wordt. Vooral met betrekking tot diamant en edelstenen. Hij vat het idee op om daarin een opleiding te gaan volgen. En met daverend succes. Binnen een recordtijd behaalt hij zijn middenstandsdiploma, het diploma voor het juweliersvak, en alle diploma’s die er te behalen zijn op het gebied van diamant- en edelsteenkunde. Hij mag zich vanaf dat moment officieel diamant- en edelsteen deskundige noemen! Hij wordt met zijn 23 jaar het jongste lid aan de diamantbeurs te Amsterdam ooit. De Diamantbeurs werd in 1910 in opdracht van de “Vereeniging Beurs voor den Diamanthandel” gebouwd naar ontwerp van architect Gerrit van Arkel (1858-1918). Dezelfde architect die zich bemoeide met het verfraaien en uitbreiden van “Villa Betty”. Tot aan de Tweede Wereldoorlog was dit het levendige centrum van de diamanthandel en tevens het middelpunt van het Amsterdams joodse leven, dat van oudsher nauw verbonden was met deze branche. In dit historische roemruchte gebouw gaat Edwin serieus aan de slag.

Aanvankelijk speelde de diamanthandel zich af in rokerige cafés aan en nabij het Rembrandtplein. In 1890 werd de “Vereeniging Beurs voor den Diamanthandel” opgericht met als voornaamste doel de caféhandel te verplaatsen naar een gezamenlijk handelslokaal, waar op een ordelijke manier handel kon worden bedreven. Aanvankelijk behielp men zich met een gehuurd lokaal in het gebouw “Casino” aan het Waterlooplein. Maar met het stijgend aantal leden groeide ook de behoefte aan een eigen onderkomen, geheel toegespitst op de eisen van de diamanthandel. Een geschikte locatie werd gevonden aan het Weesperplein, op de hoek met de Nieuwe Achtergracht, een toen nog landelijk plein met hoge kastanjebomen. Op 17 september 1911 vond de feestelijke inwijding plaats. Het Weesperplein was nu het centrum van de diamanthandel. Aan de Nieuwe Achtergracht bevonden zich diverse diamantslijperijen. De beurs vormde een omvangrijk complex waarvan de beurszaal op de bel-etage de kern vormde. Hier kwamen alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdag (sabbat), de handelaren bijeen. Deze imposante zaal, met een hoogte van zeven meter, ontving overvloedig daglicht door grote, meeste op het noorden georiënteerde ramen, een belangrijk gegeven voor de diamanthandel. In het souterrain bevonden zich een safe-inrichting, een kapperszaak en een bijkantoor van de Incassobank. Verder beschikte het gebouw over een post- en telegraafkantoor, een telefoonzaal met acht telefooncellen. Een vertrek voor het wegen van diamanten, een vergaderzaal en een restaurant met biljartzaal. Een bestuurskamer met fraaie, door de Incassobank geschonken betimmering en meubilering, een lokaal voor de vergaderingen van de commissie van ballotage en geschillen, een administratiekantoor, een conciërgewoning en niet minder dan 115 aan diamantfirma’s verhuurde kantoren. Waarvan later dus ook één aan Edwin: Kamer 3. Het bordje op zijn deur, met naam en logo van de firma heeft hij altijd bewaard. Zijn vader was apetrots op hem.
Vóór de oorlog was vijfennegentig procent van de diamantbewerkers joods. Op 13 februari 1941 vond in de Diamantbeurs de eerste bijeenkomst plaats van de door de Duitsers ingestelde Joodse Raad. Bij die gelegenheid werden joodse burgers opgeroepen vuur-, slag- en steekwapens in te leveren. De meeste beursleden zijn tijdens de oorlog omgekomen. Een aantal van de opengebroken kluisjes zijn in die toestand gebleven, als stille getuigen, en ter nagedachtenis aan de omgekomen leden.
Na de oorlog raakte het gebouw geleidelijk in verval. De beurszaal bleef bijna ongebruikt en werd in tweeën gesplitst en het plafond werd verlaagd. De grote boogramen gingen hiermee ook verloren en werden vervangen door kleinere rechthoekige ramen voor respectievelijk de bel-etage en de tussenverdieping. Van de bewerkte kolommen bleef ook niets meer over en de kroonluchters, bij de opening geschonken door de beursleden, verdwenen stuk voor stuk. Het laatste exemplaar dat in de hal hing, werd tijdens de restauratie van 1990 gestolen. In 1989 verhuisde de Diamantbeurs naar een nieuwe locatie in Amsterdam Zuid-Oost. Edwin zag de nieuwe locatie niet zitten. Een fantasieloos, modern gebouw, zonder enige historische waarde, en verhuisde daarom niet mee. Hij maakte zich wel sterk om het gebouw als diamantbeurs te behouden, getuige een krantenartikel van destijds, waarbij een grote foto werd geplaatst met het gebouw op de achtergrond en een strijdbare Edwin op de voorgrond. Het mocht niet baten. Het bestuur had haar besluit al genomen. Daar kon geen Edwin tegenop. Het motief was niet zo zuiver geweest, er bleek een koper voor de beurs te zijn, en de opdracht tot de bouw van een nieuw pand was al gegeven. In 2004 werd het gebouw aan het Weesperplein toegevoegd aan de monumentenlijst. Anno 2015 hebben de twee heren Willem Sijthoff en Cor van Zadelhoff ambitieuze plannen om het gebouw om te vormen tot “het hoofdkantoor van de creatieve industrie”.
Edwin koos voor een eigen juwelierszaak. Hij startte de business in het casino gebouw in Zandvoort. Een strategische plek. In een casino verlies je, maar je kunt er ook winnen. En wat is er dan mooier om direct je liefje te verwennen met een juweel. Je zet gelijk je ordinaire net gewonnen centen om in iets moois, iets eeuwigs: “Diamonds are forever”. En mocht het geluk een keer niet met je zijn, of je relatie geen lang leven beschoren, dan kan je altijd bij de juwelier ter plaatse terecht om je stukje eeuwigheid, weer om te zetten naar harde, klinkende munt. Of verkeer je in de blinde roes van het verliezen, en geloof je dat het dít keer echt gaat lukken. Je verkoopt alles wat je lief is, te beginnen met het horloge om je pols, of dat van je vriendin. Al met al een prima stek. Althans, zo’n casino trekt een bepaald volk. Het gaat hier niet om het onopvallende ingetogen type, ik bedoel de patser, de macho, de crimineel. Maar bang is Edwin niet aangelegd, en dus gaat dat tijden goed. De mannenpraat is niet van de lucht. Een goeie grap op zijn tijd, en een overdrijving hier en daar. Het werkt in ieder geval voor de handel. Iedere mogelijkheid voor handel pakt Edwin aan. Hij blijft niet hangen in het voortdurende slappe praatje in de winkel. Eropuit. Een vliegende kraai vangt altijd wat. Niet het minste spul gaat door zijn handen. Vooral het antieke juweel heeft voor hem geen geheimen meer. Nu heb je Marktplaats, toen de advertenties in de krant. Ook daar, nee juist daar, zijn de koopjes te vinden. En niet alleen waren er koopjes, er waren zelfs museale stukken bij, van Cartier, van Cleef & Arpels en Fouquet bijvoorbeeld. Iets is niet zo zeer duur, het is misschien relatief veel geld. Edwin had er in ieder geval een neus voor, en zette alles op alles om het spul in te kunnen kopen. Het fijnste van het fijnste kocht hij, maar de schoorsteen moest ook roken, en daarom verkocht hij het nodige spul ook gewoon weer door. En niet aan de minste handelaren in het vak. Handel is handel. Nooit bang zijn dat je te weinig vraagt of te veel geeft. Een goede handelsgeest weet het mindere altijd weer te compenseren. Edwin ziet er in die tijd onberispelijk uit. Goed gekleed en goed gekapt, passend bij zijn beroep, wat niet onopgemerkt blijft bij het vrouwelijk geslacht, leert hij ook zijn eerste vrouw kennen. Zijn woonadres bevind zich inmiddels in een buurt die menigeen zich zou wensen. Het lommerrijke Aerdenhout. Pa Hopster placht te zeggen: daar wonen de echte rijke mensen, een opmerking die Edwin niet was vergeten. Het moest er dus wel van komen. Een grote villa aan de Spiegelenburghlaan. Edwin valt er uit de toon met zijn 25 jaar. Er wonen alleen maar nette mensen. Nette mensen met een degelijk beroep of ze doen net alsof, of gepensioneerd daarvan. Het type dat gewoon De Haas heet, en er dan Van Dorser bij koopt. Op een bepaald moment is Edwin het eeuwige openingszinnetje: “En kerel, wat doe je zoal voor de kost” op feestjes zo beu, dat hij het niet meer kon opbrengen naar de ongelovige gezichten te kijken wanneer hij zei dat hij handelde in antieke juwelen. Dus maakte hij ervan: “Ik heb een aannemerij en een uitvoerderij, de aannemerij neemt niets aan, en de uitvoerderij voert niets uit”. Waarna hij zo ongeveer meteen de jas in de handen gedrukt kreeg om te vertrekken. Deze mensen hadden hun eindstation bereikt. Edwin daarentegen is ambitieus. Met de directe buren kan hij het wel goed vinden. Na een overval in zijn huis, de boeven hadden het voorzien op zijn collectiekoffers met juwelen, ziet Edwin het niet meer zo zitten in de juwelen branche. De beveiligingsmaatregelen moeten voor de verzekering voor de zoveelste keer opgeschroefd worden. Het feit dat hijzelf langer op het bureau zit, dan de overvallers, zet hem aan het denken. De buren tonen interesse in zijn woning. De huizenmarkt is bijzonder gunstig. Edwin heeft een goede deal uitgedacht. Handelsman als hij is, doet hij de zaak met het huis. Hij gaat weer verhuizen.

1 Comment

  1. wordt vervolgd….

Reacties zijn afgesloten bij dit onderwerp.