Sacha Bronwasser – ‘Om echt te kunnen springen moet je je los maken, en dat deed ik’ + Giny Vos – Work to do (1985)

‘Om echt te kunnen springen moet je je los maken, en dat deed ik’

Wie of wat zette je leven op het juiste spoor? In een serie interviews vraagt Sacha Bronwasser mensen naar hun inspiratiebron. Beeldend kunstenaar Giny Vos werd door Rietveld docent Jos Houweling genegeerd. En toen sprong ze.

Het werk van kunstenaar Giny Vos (Rotterdam, 1959) is imposant, technisch complex en te zien in de openbare ruimte: een gevel brede digitale zandverstuiving op station Apeldoorn; galactisch geflonker op de telecommunicatietoren op de Amsterdamse Zuidas of een schip van lichtpuntjes in Delhi, India. Vos zag vroeg de mogelijkheden van leds en geldt daarin nu als specialist. Kunstuur (AVRO/TROS) besteedt zondag 17 april aandacht aan een nieuw werk (Passage de la Baleine, Leeuwarden), maandag wordt haar nieuwste werk in de schouwburg van Utrecht in gebruik genomen. Ik spreek haar in haar Amsterdamse atelier.

Mijn werk komt altijd op de eerste plaats. Altijd. Ja, ik wil – en heb – ook een prettig leven met mijn man, maar ik zet veel voor mijn werk opzij. Meestal is het heel groot, er komt een hoop gedoe en overleg met allerlei partijen bij kijken, daar geniet ik van. Ik moet ook voor mijn werk stáán, want het valt overal een beetje buiten; buiten de galeries, buiten de musea.

Waar ik het lef vandaan haalde, weet ik nog steeds niet. Ik had toelating gedaan aan de Gerrit Rietveld Academie, voor zo’n knikkende en hoofdschuddende commissie. Ik kon er niets uit opmaken. Na afloop zag ik het hoofd van de afdeling, Jos Houweling, naar zijn fiets lopen. Een opvallende, lange man met een snor. Ik ben op hem afgestapt en vroeg: wat vond u er eigenlijk van?

Ik was op dat moment, in 1984, al 24 jaar. Met moeite had ik mijn diploma van de lerarenopleiding handvaardigheid en textiele werkvormen gehaald. Daar wisten ze niet wat ze met me aan moesten – ik had videokunst gemaakt, de apparatuur ervoor was ik gaan lenen op de didactische afdeling. Na die school twijfelde ik nóg: misschien moest ik toch maar inkoopster bij de Hema worden, dat soort gedachten had ik.

Kunstdocent en onderwijsvernieuwer Jos Houweling (Amsterdam, 1943) richtte midden jaren zeventig op de Gerrit Rietveld Academie de afdeling AV (voorheen Audio Visueel) op, een afdeling zonder duidelijk curriculum, die onorthodoxe studenten trok. Ineens werden ’taartkunstdagen’ of ‘lange korte filmnachten’ in Paradiso georganiseerd, er kwamen kunstuitzendingen op de Amsterdamse kabel tv. Rob Scholte, Peter Klashorst, Fay Lovsky en later kunstenaars als Renzo Martens, Joost Conijn en Jennifer Tee studeerden er. Jos Houweling: ‘Ik had wel tactieken, ja: irriteren, voortrekken, pesten…’Giny Vos had geen les meer nodig, maar vrijheid. Ze was helemaal niet zo verlegen als ze leek. Ze durfde eigenlijk alles.’

Een laatste gok

Als je geen respons krijgt, weet je eigenlijk ook niet wat je werk is, wat het voorstelt. Naar de Rietveld gaan was een soort droom, maar ook een laatste gok.

Dus: wat vond hij er eigenlijk van? Hij gaf een typisch Jos Houweling antwoord. Zin één was: ‘Je behoorde tot de toppers van de dag.’ Zin twee: ‘Maar als er morgen nog meer toppers zijn…

Ik kreeg een brief: toegelaten tot het vierde jaar. Ik schrok me te pletter. Dat was natuurlijk een blijk van groot vertrouwen: blijkbaar vond Houweling mij daar klaar voor en ineens had dat werk aanzien of betekenis. Maar ik vond het ook doodeng, want in het vierde jaar kreeg je geen les meer. Je moest je voorbereiden op het examen. Ik viel buiten de groepjes, ik was misschien ook te tuttig voor de Rietveld cultuur en die studenten. Hun werk vond ik maar zo zo, maar ze straalden wel een enorm zelfvertrouwen uit… Verwarrend. Ik kwam tot niks.’

Na een paar maanden begon dat op te vallen. En Jos Houweling liet doorschemeren, dat hij teleurgesteld was. Ik had veel vertrouwen gekregen en ik deed er niets mee. In plaats van met me te praten, begon hij me te negeren. Hij zei me geen gedag meer op de gang.’

Het was het beste, dat hij had kunnen doen. Ik kreeg door: je bent hier alleen iets als je iets máákt. Dat was een cruciaal besef, een omslagpunt. Het heeft mijn hele kunstenaarschap bepaald. Ik dacht: ik zal eens even laten zien wat ik kan, want ik wil hier niet weggestuurd worden. En toen ben ik, in het geheim en helemaal buiten de school om, mijn eerste grote werk gaan organiseren.

In de langste nacht van 1984, op 21 december, heb ik in de drie grote kantoorflats aan het Marconiplein in Rotterdam West de verlichting zo laten aan- of uitschakelen dat er drie woorden te lezen waren: WORK, TO en DO. Op elke flat een woord. Het was een enorm geregel, met al die verschillende kantoren in die panden en alle eigenaren die toestemming moesten geven. Acht Rotterdamse vrienden hielpen me, mijn broer kwam het landbouwplastic brengen, waarmee een groot aantal ramen nog moest worden afgeplakt. Toen het klaar was, stond ik op de stoep en dacht: als ze nu een Rolls Royce voor me voorrijden, hoef ik hem niet. Zo gelukkig was ik.

Erop of eronder

Al die spanning, dat gevoel van erop of eronder, alles zat daarin. Ik heb er een filmpje van gemaakt vanuit een taxi, om op de beoordeling op school te laten zien. Maar er hadden foto’s van gestaan in Het Vrije Volk en het Rotterdams Dagblad en die hadden de Rietveld al bereikt. Toen ik na de kerstvakantie op school kwam, werd ik door iedereen gezoend. Ik wist niet wat me overkwam. Alles was anders geworden.

Achteraf zit de essentie van wat ik maak al in WORK TO DO. Het werken op grote schaal, de enorme organisatie, die erbij komt kijken. De openbare ruimte, het werken met licht, de tekst, het ritme van de woorden… Alsof het een beginselverklaring was. Ik heb dat ontdekt doordat Jos Houweling me in het diepe gooide. Om echt te kunnen springen moet je je vrij kunnen maken, helemaal los. En dat gebeurde.

De Volkskrant, 14 april 2016, 2:00

https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/om-echt-te-kunnen-springen-moet-je-je-los-maken-en-dat-deed-ik~b1457c22/

Work to do (1985)

Gepubliceerd op 29 mrt. 2012

Through an arrangement of the lighting in the various units, I managed to illuminate the words ‘work to do’ in the windows of the three tower blocks of the Europoint Complex, Marconiplein, Rotterdam. This text became gradually brighter as the evening grew darker and was, because of its favourable location, visible from a great distance.

Reacties:
https://youtu.be/_TgwdcUDqTM

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Giny+Vos
https://robscholtemuseum.nl/?s=+Jos+Houweling
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gerrit+Rietveld+Academie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Peter+Klashorst
https://robscholtemuseum.nl/?s=Fay+Lovsky
https://robscholtemuseum.nl/?s=Renzo+Martens