Rob Perrée – Tegenlicht: Publiciteit

Rob Perrée | Het Coda in Apeldoorn wil de auto van Karst T. aankopen.
Die aankondiging veroorzaakte een instant rel.
Nabestaanden woedend.
Gemeente boos.
De pers er overheen.
Een box vol haatmail.

Het museum probeerde de rel te bedwingen.
In allerijl werden interviews met directeur Carin Reinders geregeld.
De website publiceerde een vergoelijkend persbericht.
Natuurlijk wilde het Coda de nabestaanden niet beledigen.
Natuurlijk wilde het de Suzuki niet onmiddellijk tentoonstellen.
Natuurlijk was het museum niet uit op extra aandacht.
Coda wilde gewoon zijn conserverende taak verrichten.
Wat is daar mis mee?
Lees meer…

De Suzuki als een historisch artefact voor de ondergang behoeden.
Dat hoort een historisch museum toch te doen?

Ja, ja………………

Waarom twijfel ik aan die goede bedoelingen?
Het Coda in Apeldoorn is een gedwongen verstandshuwelijk tussen het voormalige Van Reekum Museum, het Historisch Museum en de Openbare Bibliotheek.
Een alles-in-één-gebouw ontworpen door Hertzberger.
Een Cultuurwarenhuis, zegt de directie zelf.
Een benaming waar ik het zweet van in mijn handen krijg.
Een mislukt museum, doet meer recht aan de waarheid.
Ging ik vroeger regelmatig naar het Van Reekum,
nu heb ik geen enkele reden meer om naar Apeldoorn af te reizen.
Het zal ongetwijfeld een succesvolle bibliotheek zijn,
als museum is het zijn reputatie kwijtgeraakt.
In het jaarverslag wordt ‘Schilders op de Veluwe’ als één van de hoogtepunten genoemd.
Dat zegt genoeg.
Is het dan slecht van mij om te denken dat wat extra publiciteit geen kwaad kan?

2.
Het Rijksmuseum wil de semi-automatische Star Firestar aankopen waarmee Volkert van der G. Pim Fortuyn vermoordde.
Het is immers “een belangrijk geschiedkundig object”.
Zegt directeur Wim Pijbes.
Een historisch museum hoort dat te conserveren.
Het hoort bij het zwaard waarmee van Oldenbarnevelt een kopje kleiner werd gemaakt.
De kogel die het hoofd van stadhouder Casimir deed uiteenspatten.
Het is ook het Rijksmuseum niet om de sensatie te doen.
Om de “lugubere aspecten van het moordwapen uit te buiten”.

Hoe zou ik dat ooit kunnen denken?

Misschien omdat de verantwoordelijke conservator het een voorwerp met een “spannende uitstraling” noemt?
Omdat ze niet zeker weet of ze het al in 2013 moet gaan exposeren?
Omdat ze in haar vermeende onschuld niet kan inschatten of “de gebeurtenissen nog te dichtbij” zijn?
Voorwaar, een conservator met visie en inzicht.
Misschien omdat de familie van Fortuyn het plan uit de krant moest lezen?
Misschien omdat het Rijksmuseum letterlijk alles doet om bezoekers te lokken?
Door jarenlang ambtelijk geklungel en botsende ego’s is het museum immers nog tot 2013 gesloten.
Dan is iedere Damien Hirst en ieder moordwapen rijp voor een met veel publiciteit omgeven presentatie.

3.
In 1995 vond in het Amsterdamse Arti et Amicitiae de tentoonstelling ‘Bits and Pieces’ plaats.
Daarin werd o.a. de ontplofte blauwe BMW van kunstenaar Rob Scholte getoond.
Dat wilde hij zelf.
Bij wijze van statement.
“Ik ben niet dood. Ik leef nog. Ik maak kunst.”
Hij toonde zich hiermee een waardig navolger van Andy Warhol, die de fysieke gevolgen van de aanslag op zijn leven op foto liet vastleggen.
Is het esthetiseren van nieuwsfeiten niet een geaccepteerd gegeven sinds de Pop Art?
Is de Death and Disaster serie van Warhol niet een onbetwist kunstwerk?
Deed Scholte niet gewoon wat hij als kunstenaar altijd deed?
Hoorde te doen?
Wars van de publiciteit die het opleverde?

4.
In De Volkskrant eindigde het bericht over het moordwapen van Van der G. met de achteloze zin: “Het pistool en de messen waarmee Theo van Gogh in 2004 is vermoord, staan niet op het verlanglijstje van het Rijksmuseum.”

Dodelijker kan een columnist niet zijn.

Kunstbeeld, dinsdag 28 september 2010

http://www.kunstbeeld.nl/nl/nieuws/14418/tegenlicht-publiciteit.html