Rob Exfield – Het laatste woord

1

Het blijft de mens biologeren, wat de laatste woorden van de overledenen op hun sterfbed waren. Alsof op het moment van het afscheid nemen van het leven een openbaring plaatsvindt, waaruit lering getrokken kan worden, over goed en kwaad misschien, of dat er een glimp van het hiernamaals door kan worden opgevangen. Of vooral, omdat we weten, dat in de dood taal noch teken stand houdt en ieder laatste woord futiel en ijdel is. De informatie, die het stervende orakel prijs geeft, leggen de nabestaanden natuurlijk naar willekeur uit, ze doen er mee wat ze uitkomt, ze geven er een betekenis aan, die past in het verhaal van de levenden. Een verslag, dat een logische nagedachtenis vormt.

Ik ben als de dood, bij mij komt ie niet naar binnen, denk ik ieder moment van de dag. Mijn gedachten en woordenschat vormen een bunker, die je niet zonder goede reden kunt betreden, noch van buitenaf, noch van binnenuit. Ik scherm mezelf continu hermetisch af van de dreigende gedachte aan een voortijdig einde, want voortijdig is de dood altijd.

2

Mijn kamer is het raamwerk van mijn gevoelens en gedachten, alle voorwerpen, die ik om me heen heb verzameld, kennen er hun logische plaats. Ze behoren tot het leven. Het zijn mijn spullen, ik heb ze geduldig vergaard: een deel gekocht, geleend of gestolen, een ander deel zelf verzonnen en gemaakt. De voorwerpen hebben stuk voor stuk een andere en bijzondere betekenis. Hun idee, ontwerp en funktie komen geheel overeen met mijn manier van denken. In mijn ogen vertegenwoordigen ze de gevoelens en de opvattingen, die ik verkies – die ik heb gekozen om door ze te worden herinnerd.

Ik zou m’n kamer willen verlaten, mijn koffer pakken en de deur achter me sluiten. Zo min mogelijk van mijn bezittingen neem ik mee, alleen de voorwerpen, die het meest voor mij betekenen. Ik verwacht, dat het een moeilijke keuze zal worden, want een terugweg op mijn besluit zal niet bestaan. Maar stel, dat het me zal lukken: als Noach, die zijn ark afbouwt, draag ik de zaken van mijn voorkeur naar mijn koffer. Die ligt daar klaar, achterover op bed, met de armen wijd gespreid, in blijde verwachting. Omdat de voorwerpen niet de neiging hebben om zich te vermenigvuldigen en zich voort te planten, zoals dieren dat doen, neem ik geen moeite om passende paren te zoeken. Van iedere soort beperk ik me tot één exemplaar. Ik pak ze in en vertrek.

Maar staande in de deuropening, op mijn weg naar buiten, nog half binnen, draai ik me wellicht nog een laatste maal om en verander van gedachten. Ik zal de koffer leeg kiepen en opnieuw beginnen.

Misschien zal het me alleen lukken om mijn kamer te verlaten zonder bagage. Die is eigenlijk veel te zwaar en onhandig. Tot die beslissing kom ik natuurlijk pas, nadat ik een slimme oplossing voor mijn nieuwe probleem denk te hebben gevonden: ik vervang de objecten, die ik tot onmisbare reisgezel heb uitgeroepen door een lijst met hun namen op een stuk papier. Ik zou natuurlijk een volledig en gedetailleerd rapport over al mijn bezittingen kunnen opstellen, maar daartoe ontbreekt het me echt aan tijd en geduld. Ik beperk me daarom tot een korte opsomming van alleen die zaken, die mijn uiterste voorkeur genieten. Ik slink de lijst in tot het absolute minimum aan lettergrepen, die ik op mijn lijf mee wil dragen. Zo zou ik hem kunnen terug brengen tot slechts drie woorden, drie namen van voorwerpen of ideeen, die mij het meest dierbaar zijn. Of ik kort de lijst zelfs in tot twee. Maar die moeten dan wel een enorme emotionele capaciteit hebben, ware het alleen maar om het ontbrekende derde been op de lijst te compenseren. Intussen zal waarschijnlijk de behoefte ontstaan aan een reserve kopie, die ik elders op mijn lichaam kan verstoppen. Maar die zal ik een paar seconden later waarschijnlijk weer vernietigen, nadat ik mijn vertrouwen in de originele en enige overblijvende lijst heb herwonnen.

En ergens, aan het slot van dit verhaal, kan ik me voorstellen, dat ik eindelijk mijn kamer verlaat, slechts één woord rijk, zelfs niet op een briefje, maar in mijn achterhoofd, alsof geschreven in nucleair licht. Maar dat laatste woord, dat misschien slechts één letterteken lang is – als in een extreme versneden steno versie – zal plotseling loodzwaar en ondraagbaar kunnen blijken. En wanneer ik eindelijk de buitenkant van de deuropening bereik, is de kans levensgroot, dat het laatste woord, uitgeput door het gewicht van zijn eigen betekenis, om zal tippen en neer zal storten. Om in ontelbare fragmenten op de bodem van mijn schedel uitéén te spatten, waar ieder brokstuk zal roepen om een nieuwe naam. Of een vergelijkbaar lichaam.

3

Als er iets een doel of een zin aan het leven geeft, dan is het wel het einde. Dat is voer voor de filosoof, zal je zeggen, inderdaad is geen enkele theorie kogelvrij. Wat er door het hoofd gaat van het slachtoffer tijdens de fracties van seconden, waarin het dodelijk ongeluk zich afspeelt, blijft te raden. Veel licht schuilt er waarschijnlijk niet in. Maar dan rest de vraag: welke gedachte weegt zwaarder? De logische slotsom van tijdrovende redenaties? Of het instantmatige besef van één tel tot het einde?

4

Ik ga van kamer naar kamer. Het rode vloerkleed onder mijn blote voeten toont me sarcastisch ieder stofdeeltje, ieder stukje vuil, dat erop gevallen is. Genoeg sporen daar beneden om een moordzaak op te lossen, dat wil zeggen: mocht er hier ooit zoiets hebben plaatsgevonden. Men zou een heel levensverhaal kunnen reconstrueren aan de hand van deze vezels, ze isoleren, ze indelen, vergelijken en herleiden. Niet alleen het leven van één mens, maar de levens en tijden van een hele generatie van de mensheid misschien. Op voorwaarde, dat men het kleed zou benaderen als een moleculaire archeologische vindplaats. Stel je voor dat de apocalyps zich zou versnellen en voorbij is en dat alleen dit rode veld de andere kant heeft bereikt. Op een dag zou het in een museum terecht kunnen komen, voorzichtig geconserveerd en in vacuüm getrokken, opgehangen aan de wand. Naast onderdelen van skeletten waarvan wordt aangenomen, dat het de overblijfselen van de Homo Sapiens zijn. Al deze draadjes informatie, al deze onwillekeurig uiteengejaagde snippers zouden verweven worden om de mens te reconstrueren. Eén voor één zou elke met bovenmenselijk geduld uit de bovenste en onderste lagen van de rode jungle onder mijn voeten geborgen worden. Wetenschappers en detectives zouden de fragmenten van de bewijsstukken, die ze verstrikt tussen de hoge en stugge haren gevonden hebben, in kaart brengen. Bewijsstukken om hun verschillende en sterk uiteenlopende gezichtspunten en theorieën over het pre-apocalytische leven te staven.

Ditzelfde tapijt bedekt het grootste deel van de vloer van het huis. Daardoor lijkt alles in een eerste oogopslag sterk op elkaar. Alleen, nadat je je ogen hebt aangepast, weg van het egocentrische rood, merk je de grote verschillen op tussen de kamers. Sommige zijn groot en leeg, sommige zijn klein en stampvol. Geen enkele heeft dezelfde maat en vorm als één van de andere. Een nadere bestudering versterkt de sensatie, dat de kamers eigenlijk uit volledig verschillende huizen, bewoond door heel andere mensen, afkomstig zijn. Of dat dit huis in feite uit vele andere huizen bestaat, die tegelijkertijd op zeer verschillende en ver van elkaar verwijderde plaatsen staan. Het gebeurt vaak, dat ik laden en kasten open trek, waarvan ik me niet kan herinneren, dat ik ze eerder in mijn leven heb gezien. Geen enkele van de zaken, die ik daar ontdek, kan ik de mijne noemen. Toch, omdat het niet logisch zou zijn om aan te nemen, dat de spullen kennelijk niet van mij zijn, maar aan iemand anders toebehoren – ik weet, dat ze van mij zijn, dit huis is van mij en alles erin – neem ik aan, dat mijn geheugen me parten speelt. Mijn geheugen, dat ben ik. Ik speel spelletjes: misschien kan ik echt vergeten, misschien is het, dat wat ik uitprobeer: herkenbaarheid uitwissen. Alles, keer op keer, voor de eerste maal zien. Kleren uitkiezen kan bedrieglijk zijn. Ik zwerf vaak van kamer naar kamer, terwijl ik probeer tot een beslissing te komen. Verschillende kostuums geven me het gevoel, dat ik verschillende mensen ben, of verschillende delen van mezelf, of verschillende stadia. Ik zou de hele tijd van gedachten willen veranderen, zonder me te hoeven omkleden.

Het meest houd ik er van om het huis te stofzuigen. Van boven naar beneden, van Oost naar West, van Noord naar Zuid. Door eindeloze gangen, langs deuren, die voorlopig gesloten blijven, kruispunten, traphuizen, donkere hoeken, geheime plekken; open vlakten, binnenzeeën, kuststroken en grensgebieden. Het vacuüm, dat ik schep, sluit perfect aan op de ruimten, waar ik hem doorheen trek. Ik luister naar de resonantie van het lawaai, dat ik maak en waarheen ik het ook maar richt, de kamers lijken het geluid te buigen en terug te stoten in volle harmonie met haar oorsprong, ongeacht hun vorm. Sommige hebben bijzonder lage plafonds, sommige zijn lang en smal, andere slaan vreemde hoeken om. Ik sluit mijn ogen en vraag me af, of ik het ben, of het vacuüm,dat ik creëer, of de kamer, waarin ik me bevind, die hier de juiste snaar raakt. Het is zeker, dat het rode tapijt de symfonie verzacht. Zou het niet beter zijn om er alle muren en plafonds mee te bedekken? Dat zou me het gevoel kunnen geven, dat ik echt overal, waar dan ook, in mijn kamers kan gaan.

5

De koning van Steinmark verliet zijn kasteel alleen om overwinningen te vieren en verwachte dan altijd, dat er een rode loper voor hem werd uitgerold. Hij stond erop, dat de stoffelijke overschotten van zijn verslagen vijanden van hun bloed doordrenkte kleren werden ontdaan. De naakte lijken werden aan de honden overgelaten, de kledingstukken snel verzameld en naar het dichtsbijzijnde kruispunt gebracht. De koning liet het bloedvergieten doorgaans aan zijn generaals over en amuseerde zich tijdens de veldslagen thuis. Maar wel schiep hij er een bijzonder genoegen in om “onverwachts” op het “veld van de overwinning”, zoals hij dat noemde, op te komen dagen, meestal pas nadat het laatste gegil was weggestorven. Hij sloofde zich dan uit in zijn nieuwe uniform, dat veranderde in de pas van de oorlogen, waarin hij zijn land stortte. De generaals waren er persoonlijk verantwoordelijk voor, dat de weg tussen het kruispunt en het slagveld voor de aankomst van de koning met de bloederige uniformen van dode vijand bedekt zou zijn. Extra bloed werd verkregen uit de lijken, die langs de weg opgestapeld lagen, voor deze reden en andere pittoreske.

Na een minder succesvolle veldslag voelden de generaals zich gedwongen om reserve voorraden van vijandelijke uniformen aan te spreken en nepten ze het bloed, dat voor het rood in het plaatje van de koning van de zege zorgde. Er werden daartoe een aantal koeien, stieren en schapen geslacht, zo ook een handjevol boeren, die voor verslagen vijand moesten spelen. Maar de koning, die intussen een bijzonder reukvermogen voor menselijk bloed had ontwikkeld, kon niet voor de gek gehouden worden en barstte bij aankomst in woede uit. De generaals, die wisten, dat zij de volgenden waren, die het de nek zou kosten, gaven een nieuw leven aan het oude credo: “de aanval is de beste verdediging” en onthoofden de koning ter plekke. Slechtere tijden volgden.

6

Een machtsvacuüm is een heel bijzondere politieke situatie, die ontstaat door het plotselinge of langzamere verdwijnen van voormalige machtshebbers. Het opent een zee aan mogelijkheden en kan ervaren worden als een gelijktijdig democratisch en anarchistisch momentum. Uiteindelijk zullen de sterkste en slimsten van de kandidaten de leegte opvullen, er binnen glippen na bloedige confrontaties met anderen of in alle rust, zonder dat iemand de wil of de kans heeft om ze te storen.

De mogelijkheid van een lang of eeuwig machtsvacuüm heeft de gedachten van dit lichaam de laatste tijd gevoed. Het hoofd is een gemeenschap van lichaamscellen en cel systemen, die het over het algemeen goed samen kunnen vinden, leven en laten leven, met hetzelfde belang bij overleven, het voortbestaan van het geheel. Er worden nooit verkiezingen gehouden, maar mijn hoofd kan er aanspraak op maken een democratisch proces in uitvoering te zijn. Machtsovernamen vinden plaats, maar worden onmiddellijk verijdeld door tegengestelde cellen om de best mogelijk algehele staat te waarborgen. Toch beginnen in de loop van de tijd bepaalde cel systemen een druk leven te lijden, terwijl andere in de hoeken blijven rusten. Sommige schijnen van meer belang in het huishouden, andere lijken te worden verwaarloosd. Actieve kunnen passieveren overschaduwen. Sommige worden krachtig, andere raken verdoofd. Verbeeld je nu het plotselinge uitbreken van een machtsvacuüm in het hart van deze cellen gemeenschap, geen tijdelijke, maar een eindeloze. Geen leiders meer en het rode tapijt opgerold en opgeborgen. Voor altijd.