Pjeroo Roobjee – Hommage Eriek Verpale

Mijn held van de avond, mijne zeer lieven, mijn held van de avond was geen welgevormde, door de goden met filmstertrekken en wreed veel chance begunstigde teenager van de week, geen nonchalant door zijn dagen beboppende aardeling die in hitlijsten hemelwaarts werd geprezen.

Nee, mijn teerbeminden, zo bestond mijn held niet. Mijn held, deze van de avond en al mijne levensdagen, was een frêle jongeling die zonder bloei van jaren zijn tegenslagen tellen moest, een jonkman in rouwkleren en tragisch gesteven sneeuwwit overhemd. Zeer breekbaar was hij, zeer breekbaar en al te tenger, veelal bleek en verlegen, een iet of wat sidderende knaap met pianistenvingers en de handen van een oprecht schrijver.

Onbeschaamd maar met schroom, wreed rauw maar evenzeer met een soortement van publieke charme heeft held Eriek hunker, het redeloze klotsen in zijn getormenteerde schrijversziel en het tot mislukken leidende verlangen weten neder te pennen. Zichzelve zonder rente wegschenkend en zich alzo zonder grens overgevend aan het papier, getuigde hij genadeloos precies van zijn verwantschap met de reuzen die eerder in de tijd in hun schrijvershel aan het janken sloegen.

En er waren de meisjes, er waren de jonge, de wreed jonge meisjes. En dat hij nergens in leek te passen. En er was dat Singer-achtige in hem, die uiterste gedrevenheid om alles te boekstaven, alles te noteren, niets of niemendal teleur te laten gaan.

En er was de weemoed, de zelfironie, het sarcasme, de tristesse, de zelfrelativering tot op het bot, tot het schrijnt, al de doeningen en sentimenten van een nooit thuisgekomen telg uit de stam van een zwerversvolk. En dit alles werd subliem gevat in die hilarisch-nostalgieke vertelstijl van hem, die stijl die van niemand anders dan van hem kon en kan zijn, die stilistische force die in de directe, epistolaire narratio ligt, een schriftuur waarin de dramatiek magnifiek in balans wordt gehouden door een vliegensvlugge, op de man afgaande, lichtvoetige trant van vertellen. Een snel asemende epiek waarin – o zo wonderkens schoon! – de spleen, het nachtgezicht omtrent het ijlende, het onvervulbare verscholen zit.

Hier stop ik mijn gehaksel, mijn poging om met enig geraas mijn onvergelijkelijke held Verpale Eriek in ere te herstellen. Laten wij Eriek van De Katte, hij die tot onze hoogsteigen, groter dan grootste privé-chroniqueur wist te promoveren met een traan gedenken en hem in onze hier bijeengezamelde harten bewaren als de lieve gast, die nimmer het welbekende dolkmes hanteerde, maar wel de doeltreffend liefdevolle geste, niet ongelijk aan de beweging waarmede ons ma het brood voor onze boterhammen sneed. Ik dank u allen zeer.

Minardschouwburg Gent, 2 februari 2016