Peter Sierksma – Kraaijpoel: ‘Ze hebben een tak voor de stam aangezien’

Review

D. Kraaijpoel
‘Was Pollock kleurenblind? Bouwstenen voor de herschrijving van de recente kunstgeschiedenis’
Veen, Amsterdam
279 blz.
ƒ. 45,-

De oogst valt niet tegen. Joseph Beuys en Lucebert hebben de kunstgeschiedenis vooral gehaald dankzij hun grote persoonlijke charisma, niet dankzij hun werk. Rob Scholte kan niet alleen niet schilderen, hij is ook nog eens verschrikkelijk dom, omdat hij dingen roept, waaruit blijkt, dat hij van de kunstgeschiedenis geen enkel benul heeft. En dan is er over de MacDonaldisering van de musea voor de moderne kunst (‘hetzelfde rijtje gerechten over de hele wereld’) nog niet eens gesproken. Daar tegenover staat Ronald de Leeuw: “Jammer dat hij is weg gepromoveerd naar het Rijksmuseum. Anders dan bij het Van Goghmuseum, waar hij goed werk deed, valt daar nauwelijks wat te ‘herschrijven’. Op hem had ik mijn hoop een beetje gevestigd.”

De eerste steen, die Kraaijpoel wierp, heette ‘De Nieuwe Salon’. In dat boek, dat in 1989 verscheen, viel hij het moderne kunstbeleid aan, dat in zijn ogen gebaseerd werd op het vreemde geloof, dat van alle beeldende kunst, die er deze eeuw gemaakt is, alleen het modernisme ‘hedendaags’ mag heten. Dat geloof werd in de jaren dertig en veertig door een klein groepje ‘kunstbisschoppen’ verspreid (Kraaijpoel noemt onder meer Robert Fry, Clement Greenberg, Sir Herbert Read, Willem Sandberg, Piet Mondriaan en de familie Guggenheim) en daarna verder ontwikkeld door nieuwe volgelingen als Fuchs en Beeren.

Kraakte Kraaijpoel in ‘De Nieuwe Salon’ vooral de totalitaire wijze, waarop deze kerkvaders de moderne kunst er door hebben gedrukt, nu komt hij met een vervolg en gaat hij een stap verder. In zijn pas verschenen ‘Was Pollock kleurenblind?’ kijkt hij naar de kunstgeschiedenis. Ook hier heeft inmiddels de alleenheerschappij van het modernisme zijn sporen achter gelaten, aldus Kraaijpoel vanuit zijn bescheiden atelier in Groningen, waar het ‘lekker stil is en hij buiten alle drukte van het kunstwereldje lekker kan blijven zeggen, wat hem niet zint.’

Kraaijpoel: “Behalve tekenen en schilderen heb ik tot ’95 jarenlang ook kunstgeschiedenis aan de Groningse kunstacademie Minerva gedoceerd. Veel haalde ik uit de boekjes, maar die moet je – daar kwam ik al snel achter – ook weer niet te slaafs volgen, want veel van wat daar in stond, was kletskoek. Vanaf het begin van deze eeuw is er een scheef geschiedbeeld ontstaan. Je kunt het vergelijken met de geschiedenis van de Sovjet Unie, zoals die is beschreven door het politbureau. Als die maar lang genoeg herhaald wordt, gaan de mensen er vanzelf in geloven. Maar er zijn gelukkig ook altijd mensen, die zeggen: ho, ho, dat klopt niet. Zo heb ik altijd mijn eigen lijn aangehouden. Die wijst er op, dat er in de twintigste eeuw ook nog heel andere dingen zijn gebeurd dan die waar de moderne kunst zich mee bezig houdt.”

U pleit voor een herschrijving van de kunstgeschiedenis, is bijstellen niet genoeg?

Kraaijpoel: “Bijstellen is mij te zwak. Wanneer u de kunstgeschiedenis met een boom vergelijkt, dan heeft het modernisme een tak voor de stam aangezien en dat wil ik recht zetten.”

Kraaijpoel staat op, pakt zijn boek en laat een afbeelding van die stam zien. “Kijk”, wijst hij van onder naar boven, “tot 1850 gaat het goed en is er een zekere consensus over de ontwikkeling. Oudheid, romaans, gotiek, renaissance, barok, classicisme, romantiek… maar na 1900, dan begint ‘de heilige geschiedenis’. En daar weten de historici geen raad mee.”

“Voor de oorlog hield de kunstgeschiedenis zich eigenlijk niet met de moderne kunst bezig. Alleen met de oude kunst. Tot en met het realisme, tot en met Courbet, zat het wel goed. Maar met de komst van het impressionisme hebben een aantal schrijvers, zoals Zola, Baudelaire en Apollinaire gezegd: ‘Dit is de nieuwe kunst!’ En daar begint de vertekening. Men heeft het impressionisme niet als een stijl tussen andere stijlen gezien, maar als DE stijl. Vanaf dit moment heeft de oude kunst afgedaan en hebben de vooruitgang gelovigen gezegd: Nu komen de impressionisten, en dan de post impressionisten, en dan de expressionisten, de kubisten en noem maar op. Dat zijpad hebben ze voor de hoofdweg aangezien.”

In tegenstelling tot de critici, hebben de kunsthistorici dus voor de tweede wereldoorlog een beetje zitten slapen?

“Ja, de fout van die kunsthistorici is, dat ze de kunst van hun eigen tijd of het jongste verleden. niet de moeite waard vonden… Als ze daar eerder ingedoken waren en hadden gezegd ‘het impressionisme is leuk, maar daarnaast is er ook nog wel wat…’ Maar helaas, en zo ontstond er een Franse oorlogsgeschiedenis, geschreven vanuit de ogen van de overwinnaars.”

Het gevolg is, voegt Kraaijpoel er aan toe, dat grote laat negentiende eeuwse schilders als Arnold Böcklin, Caspar David Friedrich, Lawrence Alma-Tadema, Floris Verster en ook niet te vergeten de Amerikaanse schilders Thomas Moran en Frederic Church en de Deense Vermeer rond de eeuwwisseling Vilhelm Hammershoj, lange tijd ondergesneeuwd bleven, omdat zij niet vernieuwend genoeg waren.

En na de oorlog?

Kraaijpoel: “Toen zijn de universiteiten zich er pas mee gaan bemoeien. Hebben ze gedacht: wij moesten ook maar eens wat aan moderne kunst gaan doen. Maar ja, wie is daar een beetje in thuis? Nou, die en die criticus. Laten we hem maar een eredoctoraat geven. En zo is het gekomen. Wim Beeren bijvoorbeeld heeft hier in Groningen moderne kunst gedoceerd. Met veel moeite is hij gepromoveerd op wat oude catalogusteksten. Maar doctor of niet, zulke mensen blijven natuurlijk dezelfde warhoofden, die ze altijd al waren.”

Zuchtend: “Tja, anders dan figuren als Albert Blankert of Ernst Van de Wetering, die internationale faam genieten en middenin de oude kunst staan, heb je in de moderne kunst niks dan lichtgewichten… Iets als een leerstoel voor astrologie.”

De wereld is na de tweede wereldoorlog snel veranderd. In het geval van de ‘gewone’ geschiedschrijving spreekt de Groningse geschiedfilosoof Ankersmit, dat het geschiedbeeld zo verkruimeld is, dat er geen stam meer waar te nemen is, en dat de historicus overgeleverd is aan een verzameling losse bladeren. Is er wellicht ook zoiets in de kunstgeschiedenis aan de hand?

Kraaijpoel: “Nee, daar geloof ik niet in. Er zijn kunstenaars, die zich willen los knippen, zoals Donald Judd. Die maken zich belachelijk. Waar mensen als Ankersmit ‘losse bladeren’ zien, zie ik nog wel degelijk een takken verband. Ik denk alleen, dat mijn model van die boom beter is.”

“In de moderne kunst volgen de dingen wel degelijk op elkaar. Er zit verband in. Kijk, vanaf het begin van de eeuw heeft men het nieuwheid mcriterium gesteld. Als er aan de kunst maar iets nieuws, iets onbekends werd toegevoegd, dan was het goed. Wat je dan ziet, is dat de ‘cutting edge’ steeds twee centimeter opschuift, tot het moment, dat er niets meer te vernieuwen valt. Zo krijg je uitwassen als die van Serrano. Aardige foto’s als die van die dame, die een heer in de mond pist. Is dat nieuw? Zeker. Maar het is een vernieuwing van niks. De laatste essentiële vernieuwing was de uitvinding van het kubisme. Daar ging het om een ruimtelijke voorstelling, die nochtans niet perspectivisch was. Dat was interessant. Daar konden anderen op voort borduren, Mondriaan koos de weg der abstractie, terwijl Dick Ket het kubisme terug bracht naar de werkelijkheid. Met grapjassen als Serrano kom je geen stap verder.”

Behalve het feit dat Kraaijpoel sterk de nadruk legt op de kwaliteit van een kunstwerk (‘een kunstwerk is pas groot als het een bepaalde volheid of ‘intensiteit’ kent en er een bepaald evenwicht, een zekere harmonie in zit) is ook de oude Griekse eis van de mimesis ofwel ‘de gelijkenis met de natuur’ essentieel. Wat dat betreft, is er, beaamt Kraaijpoel, sinds de Oudheid heel wat vooruitgang te bespeuren. “De film en de fotografie zijn verworvenheden, waar de Grieken hun vingers bij zouden hebben afgelikt.”

Toch rekent Kraaijpoel de film niet echt tot de beeldende kunst, want, vindt hij, een kunstwerk moet je in je eigen tijd kunnen bekijken; dus moet het stil staan. In die zin zou hij liever zijn nieuwe canon beperken tot fotografie, schilderkunst en beeldhouwkunst.

In uw boek stelt u, dat de grootheid van een werk, en dan vooral een beeld of schilderij, in de onmiddellijke aanschouwing ligt. Kunst als commentaar op de samenleving, vindt u onzin. Is dat niet een wat achterhaald standpunt?

Kraaijpoel: “Nee, een commentaar hoort in een krant. Er is mij geen modern kunstwerk bekend, dat commentaar op de samenleving geeft, of het zou de ‘Guernica’ van Picasso moeten zijn. En dat is nu net volstrekt mislukt. Als kunst zich met de samenleving gaat bezig houden, gaat het mis. Wel is de moderne kunst een commentaar op de klassieke kunst. Van het begrip ‘deformatie’, waarvan we bij Picasso spreken, kun je alleen maar spreken, wanneer je een bepaalde vorm als klassiek herkent.”

Het gaat dus om de vertoning, niet om de betekenis die achter die vertoning zit?

“De vertoning moet zo zijn, dat de betekenis daar meteen in gebakken zit, anders hebben de mensen er geen aardigheid in.”

Over de eis van de harmonie van het kunstwerk tenslotte. Natuurlijk is een zeker evenwicht in beeld of compositie mooi, maar kan zo’n criterium na de tweede wereldoorlog nog wel gelden? Kunst kan ook schrijnend en leeg zijn…

Kraaijpoel, beslist: “Ja, dan krijg je ‘Na Auschwitz is de taal en de kunst niet meer geloofwaardig’. Onzin. De hele geschiedenis is altijd al een tranendal geweest, vol moord en doodslag. Ik denk, dat de kunst er juist is om ons daar uit te halen en tot contemplatie te voeren. Het is juist een van de taken van de kunst een beeld van de wereld te scheppen, waarin alles op zijn plaats valt…

Paradise regained…

Kraaijpoel: “Precies. Wat de mensen in het vooruitzicht gesteld is door de religie aan het einde der tijden, daar wordt ons de kunst reeds nu geboden. Zij het als fictie. Ja, in die zin heb ik een wat Schopenhaueriaanse opvatting.”

Trouw, 3 april 1997

https://www.trouw.nl/cultuur/kraaijpoel-ze-hebben-een-tak-voor-de-stam-aangezien-~ad834f0b/

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Kraaijpoel