Peter Nijenhuis – Interview met Rob Scholte voor DIT IS KUNST

ROB SCHOLTE ANTWOORDT: AUTONOME KUNST IS EEN HARDNEKKIG WAANIDEE

Beeldend kunstenaar Rob Scholte wordt op 1 juni 1958 geboren in Amsterdam. Van 1977 tot 1982 studeert hij aan de Gerrit Rietveld Academie. Zijn eerste shows maakt hij bij kunstenaarsinitiatief W139. Werken van Scholte zijn in 1987 te zien op de documenta in Kassel. In 1990 richt hij het Nederlandse paviljoen op de Biënnale van Venetië in. Zijn grootste opdracht, begin jaren negentig, is een 1200 vierkante meter grote wand- en plafondschildering met bijhorende mozaïekvloer in de replica van Huis Ten Bosch in Nagasaki. Scholte woont bijna 20 jaar in het buitenland, eerst in Brussel en dan op Tenerife. In 2003 keert hij terug naar Nederland.
Vooruitlopend op zijn komst naar Arnhem beantwoordt Rob Scholte een aantal schriftelijke vragen van DIT IS KUNST.

DIT IS KUNST:
Tegenwoordig struikel je in bijna iedere stad over een tentoonstelling van pas afgestudeerde beeldend kunstenaars. Het is een nogal platgetreden pad. Blijkbaar is er geld voor. Dus houdt bijna ieder kunstcentrum zich er mee bezig. Van echt enthousiasme voor jonge beeldend kunstenaars, en beeldende kunst überhaupt, lijkt tegenwoordig echter weinig sprake. Er heerst een wat lauwe stemming. In uw tijd was dat anders. U studeerde in 1982 af. In Europa en Amerika heerste voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog een zeer ernstige economische crisis en op beide continenten bestond grote twijfel aan de houdbaarheid van de filosofische uitgangspunten van de Verlichting en het Modernisme. Niettemin heerste er onder de generatie waartoe u behoorde eind jaren zeventig, begin jaren tachtig een grote dadendrang en een geloof in kunst. Dat ontging ook de buitenwereld niet. Nog geen vijf jaar nadat u afstudeerde werd u uitgenodigd om deel te nemen aan de Documenta in Kassel en in 1990 werd u gevraagd om het Nederlandse paviljoen op de Biënnale van Venetië in te richten. Wat is er volgens u gebeurd waardoor de houding tegenover kunst zo is veranderd?

ROB SCHOLTE:
U schrijft in uw vraag hoe het komt, dat de houding tegenover kunst zo veranderd is, dat ‘van echt enthousiasme voor jonge beeldend kunstenaars, en beeldende kunst tegenwoordig weinig sprake lijkt’. Er heerst een wat lauwe stemming. In ‘mijn’ tijd was dat anders.
Is dat wel zo? Kunt u dit zo eenvoudig aannemen? Wat is enthousiasme? Wat is echt enthousiasme? Wat is echt?
Jonge kunst en kunstenaars blijven niet altijd jong of kunstenaar. Wat is mijn tijd? Toen of nu? Of straks?
De kunst, jong of oud, kan niet groter zijn, dan de tijd waarin ze leeft.
Laten we alles stromen, dan ontdekken we, dat de steen, die we in de rivier gooien elke keer anders is van vorm, formaat en herkomst, evenals de kracht en nauwkeurigheid van onze worp, die keer op keer verschilt en dat de rivier, waarin de steen plonst, elke keer een andere is.
We kunnen constateren, dat de rol, die kunst door de jaren heen speelt, onderhevig is aan soortgelijke machinaties als de rest van de wereld.
In 1980 kocht ik mijn eerste Macintosh Plus-computer met 40 Mb hard disk en daarna, in 1988, kocht ik mijn eerste faxmachine. Uitnodigingen voor tentoonstellingen werden handmatig verstuurd via de post. De technische reproduceerbaarheid vergemakkelijkte en versnelde jaarlijks. Nu mailen we, zoals ik nu doe aan u en publiceert u het online onder het latent aanwezige oog van een publiek, dat in aantal zo groot kan zijn als de gehele wereldbevolking, mits in het bezit van een digitale aansluiting en voldoende beheersing van de Nederlandse taal.
Alvin Toffler schreef in zijn boek The third wave, dat macht zich op drie manieren handhaaft. Hetzij door geweld, hetzij door geld, hetzij door kennis. Of beter door het onthouden van kennis.
De verspreiding en toegankelijkheid van de beschikbare informatie heeft sinds de aankoop van mijn computer en fax een grote vlucht genomen. De machtspiramide is inmiddels onherstelbaar aangetast door het internet. Tegelijk heeft de alom beschikbaarheid van de informatie geestelijke luiheid tot gevolg. Waarom zou ik parate kennis omtrent een onderwerp hebben als die info met de druk op de search-knop beschikbaar is? De Winkler-Prins is ingeruild voor Wikipedia. Bibliotheken dumpen inmiddels alle boeken en CD’s, die langer dan vijf jaar niet zijn uitgeleend.
Ik prijs me gelukkig de laatste kunstenaar van het analoge tijdperk te zijn. Mijn handmatige schilderkunst is de introductie tot het huidige tijdperk geweest. Ik werk als schilder unplugged. Mijn werk dealt met de gevolgen van de digitale reproductie en neemt dat tot onderwerp, zoals uniciteit, reproductie, copyright, paradox, repetitie, geschiedenis, reclame, geweld en seksualiteit. Kortom de omgekeerde wereld, waarin we momenteel leven. Openbaar is privé geworden en privé openbaar. Om de natuur en tegennatuurlijkheid hiervan te illustreren leef ik mijn leven en maak ik mijn kunst. How famous boys became great men.
Rusland heeft de koude oorlog gewonnen.

DIT IS KUNST:
De bijeenkomst van DIT IS KUNST op 31 oktober 2013 gaat over de houding die jonge kunstenaars innemen tegenover de kunstgeschiedenis en de traditie. Moet je die in ere houden of juist zo snel mogelijk vergeten? Uw loopbaan als kunstenaar lijkt gebaseerd op drie dingen: ten eerste vakmanschap, ten tweede kennis en liefde voor de kunst uit het verleden, en ten derde een functioneel gebrek aan ontzag voor de conventies van de kunstwereld. Zijn die drie kenmerken in uw ogen nodig om een fatsoenlijk kunstenaar te worden en treft u ze nog in voldoende mate aan bij jonge kunstenaar?

ROB SCHOLTE:
U vleit me. In de hoop dat ik het stuk kaas uit mijn mond laat vallen.
Laat ik beginnen u te vertellen over het ont-moeten. In de zin van iets niet moeten. Kunst moet dit, kunst moet dat. Kunst moet helemaal niks. Willen is kunnen.
U vraagt mij of de drie door u genoemde eigenschappen, die u meent in mij en mijn werk aan te treffen, nodig zijn om een fatsoenlijk kunstenaar te worden.
Welnu, vele wegen leiden naar Rome. Het lijkt mij wel fatsoenlijk om aan te nemen, dat fatsoenlijke kunstenaars zelf heel goed kunnen bedenken welke eigenschappen zij nodig hebben als voorwaarde om hun kunst te kunnen maken.
Dan even over uw aanduiding fatsoenlijk. Misschien is fatsoen in alle opzichten niet de juiste graadmeter.
In de wereld van de kunst domineren veel onfatsoenlijke mensen, zowel kunstenaars als bobo’s, die aanzien genieten door macht of andersom, macht door aanzien.
Evenals daar fatsoenlijke kunstenaarsmensen zijn met kunst, die onfatsoenlijk is, want het aanzien niet waard.
Onfatsoenlijke kunst van onfatsoenlijke kunstenaarsmensen komt heel veel voor.
Er bestaan, hoewel zeldzaam, enkele fatsoenlijke mensen, die fatsoenlijke kunst maken.
Nogmaals de drie eigenschappen iets nader bekeken: vakmanschap, kennis van (en liefde voor) kunst en een functioneel gebrek aan ontzag voor de conventies van de kunstwereld.
-Vakmanschap, ja, in alle gevallen. Opgevat als een juist zelfbeeld van vak en man.
-Kennis (zie antwoord 1) en liefde. Alleen wel met dien verstande, dat onwetendheid (1 van de 7 hoofdzonden) en haat in het verleden ook fatsoenlijke kunstwerken hebben opgeleverd, dat wil zeggen op indringende wijze getuigenis hebben gedaan van gemoedstoestanden en/of uitstekend het gebrek aan inzichten konden verbeelden.
-Een functioneel gebrek aan ontzag voor conventies van de kunstwereld. Het besef van de reden voor de verschillende conventies in kunst en wereld leidt terecht tot ontzag of naar een al dan niet functioneel gebrek daaraan. Beide resulterende houdingen kunnen een fatsoenlijk of onfatsoenlijk kunstwerk tot gevolg hebben.
Ik tref alle drie van de besproken eigenschappen aan in jonge kunstenaars. Tegelijk mis ik ze alle drie volledig.

DIT IS KUNST:
Er wordt gezegd dat u het streven van kunstenaars naar autonomie en de gedachte van zogenaamde autonome kunst tot de categorie van de waanideeën rekent. Is dat zo en waarom?

ROB SCHOLTE:
Inderdaad is het idee van autonome kunst een hardnekkig waanidee, dat vooral op de hogescholen en academies wordt ingezet om de a-sociale, alleen op zichzelf betrokken leegte, zoals waargenomen vanuit ivoren torens, te rechtvaardigen.
Autonomie wordt vaak ingezet als theoretische onderbouwing voor de afwezigheid van enige relatie tot kunst- en de gewone wereld bij veel kunstdocenten, die het onmiddellijk gevolg is van de zekerheid van het jarenlange leraren-bestaan. Met autonomie wordt willens en wetens uit zelfbescherming de vervreemding van de kunstenaarspraktijk aan kunststudenten doorgegeven met alle rampzalige gevolgen van dien.
Niemand is autonoom, want iedereen is autonoom. Alle kunst beweegt zich in een veld van betekenissen en condities.
De autonomie-idee is onderdeel van de ouderwetse modernistische geschiedenisopvatting, die nog steeds wat na pruttelt. Van appelboom naar boogie-woogie.
Autonomen vergeten het heen en weer van retrospectief hergebruik met als consequentie de postmoderniteit van alle betekenis.
Contrapunt, meneer.
Niet alleen binnen een kunstwerk, maar ook tussen kunstwerken onderling.
Daarom hier de herinnering aan een werk van de goeroe voor veel autonomen Lawrence Wiener, zoals geplaatst bij documenta 7 op het fries van het Fridericianum: viele farbige Dingen nebeneinander angeordnet – bilden eine Reihe vieler farbiger Dinge.

DIT IS KUNST:
Wat vindt u van de uitspraak van de schrijver Thomas Rosenboom dat als je ongelukkig wilt worden in het leven, je met een matig talent het kunstvak in moet gaan?

ROB SCHOLTE:
Ik vind de uitspraak van Thomas Roosenboom, dat je als je ongelukkig wilt worden in het leven, je met een matig talent het kunstvak in moet gaan, boud en in principe juist.
Talent is een ruwe diamant. Te slijpen en te breken.
In matig- en onmatigheid.
Belangrijkste probleem blijft de succesvolle imprint van de schets, die in de media gegeven wordt van een succesvol kunstenaar (roem, geld en daaruit voortvloeiende seksuele aantrekkingskracht), waardoor deze status begerenswaardig wordt. Dit succes bereiken is het doel geworden van de meeste beginnende kunstenaars. die daardoor de weg, die naar succes leidt of mogelijk heel ergens anders naar toe, dreigen te vergeten.
Tristan Tzara schreef niet voor niks, dat het doel van de weg de bloem is, die met je meeloopt.
The Power van de Flower.
Hier en nu.
Heeft dat licht duisternis nodig?
Oké, hopende uw vragen min of meer beantwoord te hebben, sluit ik met deze retorische vraag,

Rob Scholte
5 oktober 2013

http://kunstkunstkantoor.blogspot.nl/2013/10/rob-scholte-antwoordt-autonome-kunst-is.html

PDF:
Staalkaartkunstenkrant, 6e Jaargang 2013, nummer 13