Peter Jochems – Lost Paintings: Het Museum voor Verloren Meesterwerken (2)

Van Dyck – De regenten van Brussel

In het vorige artikel betraden we het Museum voor verloren meesterwerken waar werken hangen die al lang van de aardbodem verdwenen zijn. We bekeken met aandacht de ‘Anatomische les van dr. Deyman’ door Rembrandt. Tegenover die anatomische les hangt in deze grote zaal een ander indrukwekkend groepsportret, ditmaal van Anthonie van Dyck (1599-1641). Het is ook symmetrisch van opzet en groots, zelfs wat autoritair in uitstraling, maar met meer pracht en praal uitgewerkt. De curator leek het mooi om deze werken bij elkaar te plaatsen. Het was geschilderd rond 1634-35.

https://robscholtemuseum.nl/wp-content/uploads/2016/12/Van-Dyck-%E2%80%93-De-regenten-van-Brussel.jpg

Anthonie van Dyck – De regenten van Brussel – 26 x 58 cm., olieverf op paneel, École Nationale Supérieure des Beaux-Arts, Parijs

Ze hebben het dus tegenover de Rembrandt gehangen. In eerdere exposities hier werd ook weleens de oorspronkelijke opstelling van de schepenkamer van het stadhuis van Brussel gereconstrueerd waar het oorspronkelijk hing, met onder meer een ander groot groepsportret van van Dyck en werken van Rogier van der Weyden. Deze werken van die andere grote meester, met vergelijkbare thematiek, gingen namelijk ook verloren in hetzelfde Franse driedaagse bombardement van 1695.
En over de thematiek gesproken, drieëntwintig regenten van de stad Brussel zitten naast elkaar in rijke kledij, met in hun midden een beeldhouwwerk van Vrouwe Justitia op een troon, die een staf vasthoud (1). Het thema is hiermee een verwijzing naar de onpartijdige rechtsspraak.

Dit basisidee, een hoop mannen zittend naast elkaar, wat in de handen van een mindere schilder al gauw zou verworden tot een saaie compositie is door van Dyck omgevormd tot een weergaloos en verheffend geheel.

Rembrandt – De Staalmeesters

Rembrandt – De Staalmeesters – 192 x 279 cm., olieverf op doek, 1662, Rijksmuseum Amsterdam

Het doet denken aan hoe Rembrandt ‘de Staalmeesters’ uitwerkte tot een meesterwerk. Ook dat begon met een statisch en saai basisidee, waarschijnlijk vanuit de opdrachtsituatie ingegeven. Daar zie je vijf mannen op een rij zitten aan tafel wiens hoofden vermoedelijk allemaal op één hoogte weergegeven moesten worden. Door subtiel zijn trucendoos open te gooien wist Rembrandt van een zwakte een kracht te maken. Tegen de wetten van het perspectief in rijzen de figuren op vanachter de monumentaal gepositioneerde tafel. Het aangehouden ritme met de zwarte pakken, de hoeden en de witte kragen als krachtige accenten in het beeld dragen bij aan een grootse uitstraling van zakelijkheid en autoriteit. Juist de gelijke hoogte draagt bij aan dat effect. De suggestie van het mini-plot in het schilderij, dat ze lijken te reageren op iemand die binnenkomt, en de subtiele bewegingen van ieder die zich daarop wat lijkt te verzitten maken het werk haast electrificerend levendig. Zoals ook van Dyck het saaie basisidee enerverend wist te maken van zijn regentenstuk, met wat hij aan stijlmiddelen ontwikkeld had.

Als je het enorme, levensgrote werk van van Dyck nadert dan heb je onwillekeurig het gevoel dat je binnenloopt bij een zitting van de senaat. (2) Die benadering verbind het wel met de anatomische les van Rembrandt die we aan de overzijde van de zaal zagen. Ook daar leken we aanwezig te zijn bij een theatraal groots uitgewerkt tafereel en erdoor opgenomen te worden. De royaal in de ruimte weergegeven mannen dragen hun pakken breed vallend, wat hen een bijzondere allure verleent. Het zijn deze pakken die van Dyck de gelegenheid geven zich uit te leven in oogverblindende passages van goudbrokaat, het voorname purper, dure zijde en tal van andere kleuren en stoffen. Oogstrelend wisselen ze elkaar af. Kostbare pigmenten werden kwistig toegepast in dit zinderende werk. De plooival van de kleding geeft de compositie vaart en beweging. Het zijn zorgvuldig gecomponeerde draperingen die door het hele werk een doorgaande zwierigheid verlenen aan het doek, middels een dynamische lijnvoering vormgegeven.

En grijs, grijs, grijs, grijs, van Dyck is de koning van de sprankelende grijzen! Net als die andere Belg van geboorte, Frans Hals, die in de Magere Compagnie in het Rijksmuseum (Ook in dit museum hangend overigens, onder een andere, hier meer passende naam en volledig door hemzelf uitgewerkt, maar dat is een ander verhaal) de figuur helemaal links in een symfonie van grijswaarden uitwerkte. Van Gogh kwam er niet aan uit over hoe mooi dat was. Van Dyck’s kleurgebruik is er ook subtieler door dan dat van zijn leermeester Rubens, en tegelijkertijd geeft het zijn werk een zilverachtige, voorname glans.

Breng je wat meer tijd door voor het werk dan merk je dat de blik gemakkelijk verspringt van de ene naar de andere geportretteerde en de ritmes in de compositie tot leven komen. De breed uitgewerkte witte kragen werken als verbindende en oogverblindende ritmisch geordende elementen verspreid door heel het werk.
Subtiel wordt het ritme van de hoofden ook wat doorbroken, bijvoorbeeld door de man die, links van het centrale beeld, ons aankijkt en met zijn hand gebaart. Het draait hier om een subtiel spel van richtingen binnen het strenge geheel.

De afzonderlijke uitdrukkingen van de geportretteerden zijn sprankelend te noemen. De ernstige senatoren (sprankelend en ernstig sluiten elkaar in dit geval niet uit) hebben een bijzondere schittering in hun ogen, en een levendige tint op hun gelaat (3) Het zijn in van Dyck’s werk de afzonderlijke toetsen die het werk bovenop de zorgvuldige aangebrachte toon- en kleurovergangen tot leven brengen. Het is een schildertechniek die zowel virtuoos als economisch is.
Als je van dichtbij kijkt naar de gezichten, dan zie je glimlichten in de ogen, op de rand van het onderooglid, op de brug van de neus, op de grens van het oogwit en het onderooglid, op de lippen etc. De ogen lijken vochtig en levendig, de glimlichten glinsteren op. Het zijn tastbare stukjes verf die subtiel extra licht vangen en hiermee net wat anders reageren op het licht dan de gladdere toon- een kleurovergangen. De weerkaatsing van het licht is bij die accenten dan net wat anders. Hierdoor is er een subtiele veranderlijkheid in de lichtval van deze glimlichten ten opzichte van de gladder geschilderde huid. Dit zorgt er mede voor dat het zo levendig is. Het komt wat naar voren en mee dat je zelf beweegt verandert ook subtiel de lichtverhouding tussen glimlichten en huid. Zo is het ook met de losse verfstreken in de haren, op de dure stoffen, de witte kragen etc.
Vanop een afstand vormen de accenten een subtiel mozaïek over het geheel liggend, zoals je ook ervaart met de accenten (een zeventiende eeuwer zou zeggen ‘de hoogsels en de diepsels’) als je bijvoorbeeld de verzamelde groepsportretten van Frans Hals in het Frans Halsmuseum in Haarlem bij elkaar ziet. Dit draagt bij aan de rijkdom die dit enorme doek van van Dyck hier in dit gedroomde museum ademt. Sommige mensen noemen het zelfs licht hypnotisch, alsof ze bevangen worden door de levendige werking ervan.

De pilaren op de achtergrond geven het een deftige en tegelijkertijd grootse atmosfeer. De basis van de pilaren is zorgvuldig wat onder de ogen van de mannen gepositioneerd. Daardoor krijgen deze een gewichtig, statig accent achter hen met sterke, strenge verticale richtingen in de bovenste helft van de compositie.

Een overweldigende indruk geeft het van rijkdom, macht en grandeur, die door Van Dyck’s sierlijke en luchtige toets en vormgeving verlicht wordt, en daardoor niet topzwaar aanvoelt. De energieke, dynamische lijnvoering en vormgeving volgehouden door heel de compositie verheft het juist.

Het zijn twee hele verschillende werken, die ‘anatomische les van dr. Deyman’ en ‘de regenten van Brussel’ van van Dyck. Toch lijken ze in de manier waarop ze tegenover elkaar hangen hier in dit denkbeeldige museum een verbinding met elkaar aan te gaan. Er is een diepgevoelde ernst en grootsheid in beide werken, maar je hebt als beschouwer niet de neiging om jezelf klein te voelen. Er is een statigheid, een voornaamheid die je raakt. Je gaat gemakkelijk op in de sublieme atmosfeer die beide werken ademen. Alweer kom ik bij dat woord dat Junius gebruikte in zijn boek over de kunst uit de Oudheid, ‘magnificentie’ (4). Je leeft er in op, je voelt je opgenomen. Het is een atmosfeer van grootsheid en grandeur. Het voelt verheffend, alsof het zich op je hart drukt, zoals Junius (5) zegt.

Van Dyck – Studie voor het hoofd van een van de regenten van Brussel

Anthonie van Dyck – Studie voor het hoofd van een van de regenten van Brussel – 52 x 46 cm., Ashmolean Museum.

Als schilder zijnde kijk ik graag naar de suggestieve eenvoud in hoe de kraag is aangeduid. Het blijft een vluchtige schets in de uitwerking, maar door enkele accenten krijg je toch een indruk van de vorm en het volume. Er is een grote dynamiek van vormgeving, die een hint geeft in hoe het in het grote doek door heel het werk volgehouden kan zijn geweest. Let eens op op het dynamische spel van richtingen. Van de opkijkende blik in de ogen tot aan de glooiende kraag, en de zwier waarmee de snor en de haren zijn uitgewerkt. Het lijnenspel lijkt te voldoen aan een idee van ‘staetelickheyd’, zoals Junius het noemde (6). Alles ademt voornaamheid maar tegelijkertijd ook levendigheid.

Het schilderij, wat hing in de raadszaal op het stadhuis, ging verloren in 1695 tijdens het driedaagse Franse bombardement van Brussel. Alles wat rest van het enorme doek zijn enkele getekende en geschilderde schetsen.

Op vrijdagavonden wordt in dit denkbeeldige museum weleens met veel bombarie gedemonstreerd hoe het werk verloren ging. Het mooiste is altijd nog hoe na afloop alle stukken verbrand linnen, kapot geschoten lijsten zich als vanzelf weer herstellen om zich de volgende dag weer aan nieuw publiek te vertonen. Volgende keer de spectaculaire Slag bij Anghiari van Leonardo da Vinci, in werderom een grote zaal in dit museum.

Noten

(1) Van Dyck, tentoonstellingscatalogus, Christophier Brown, Hand vlieghe, 1999, blz. 288

(2) Van Dyck, tentoonstellingscatalogus, Christophier Brown, Hand vlieghe, 1999, blz. 288

(3) Van Dyck, tentoonstellingscatalogus, Christophier Brown, Hand vlieghe, 1999, blz. 288

(4) Fr. Junius, Begin, Heerlijcke voortgangh, en Grootdadigh vermogen der Wijdberoemde Schilderkonst der Antycken, uitgave 1675, blz. 232

(5) Fr. Junius, Begin, Heerlijcke voortgangh, en Grootdadigh vermogen der Wijdberoemde Schilderkonst der Antycken, uitgave 1675, blz. 233

(6) Fr. Junius, Begin, Heerlijcke voortgangh, en Grootdadigh vermogen der Wijdberoemde Schilderkonst der Antycken, uitgave 1675, blz. 232

Lost Painters, 17/05/2013

http://www.lost-painters.nl/gastschrijver-13-peter-jochems-lost-paintings-2/