Paul Steenhuis – Een Japans miljoenenproject van kunstenaar-manager Rob Scholte: In Europa heb ik de top bereikt

Rob Scholte werkt in Japan aan een wandschildering van achthonderd vierkante meter in een op ware grootte nagebouwd Huis Ten Bosch. Vorige week was de koepel klaar. Paul Steenhuis praatte in Japan met Scholte, de zeven schilders die voor hem werken, zijn secretaresse en zijn vader, tevens financieel adviseur van de Rob Scholte BV. “Dit project is een poging om kunst en leven te integreren.”

De oud-directeur van het Rijksmuseum, dr. S.H. Levie stormt de trappen van paleis Huis Ten Bosch op. De exacte kopie van het paleis wel te verstaan, die Japanners vlak bij Nagasaki hebben gebouwd. Hij rent de ontvangstzaal, de Oranje-zaal, in en blijft onder de koepel staan. Hij kijkt omhoog en zegt: “Fantastisch, heel goed.”

Hoog boven hem, op het koepelplafond is een sterrenhemel te zien, waarin figuren uit de westerse en Chinese astrologie door elkaar dartelen. De Grote Beer is een mollige, gezellige beer, zo plastisch geschilderd dat het me niets zou verbazen als hij op een dag uit de koepelhemel zou vallen, en nieuwsgierig rond zou gaan scharrelen in de paleiszalen.

De plafondschildering waar Levie zich zo tevreden over uit, is het eerste deel van een gigantische wandschildering die de Nederlandse kunstenaar Rob Scholte (33) in de Oranjezaal in het Japanse replica-paleis moet maken. Als kunstadviseur van de Japanners, die aan de baai van Omura een hele stad met op ware grootte gekopieerde Nederlandse monumenten hebben gebouwd, heeft Levie Scholte deze opdracht heeft bezorgd. Het is de grootste opdracht die een jonge hedendaagse Nederlandse schilder ooit in het buitenland (en waarschijnlijk ook in het binnenland) gekregen heeft.

Scholte moet binnen vier jaar de wandschildering van achthonderd vierkante meter af hebben. Het totale budget dat met er mee gemoeid is, ligt tussen de tien en veertien miljoen gulden. Kunst is voor Rob Scholte met deze opdracht definitief business geworden. Het schilderwerk doet hij natuurlijk niet in zijn eentje. Hij heeft zeven medewerkers die onder zijn supervisie voor hem schilderen.

Vorige week was het feest in Sasebo, de Japanse stad vlak bij het paleis waar Scholte en zijn medewerkers wonen. Niet alleen omdat het paleis door prins Constantijn en de broer van oud-keizer Hirohito, prins Mikasa, officieel geopend werd, maar ook omdat het eerste deel van de wandschildering, de koepel, klaar was.

“We hebben de laatste weken dag en nacht in wisseldiensten gewerkt,” vertelt Esther van Weelden (28), een van Scholtes medewerkers. In ploegen bemanden ze de wiebelige steigers zodat ze tot in de nok van de dertig meter hoge koepel konden schilderen aan de sterrenhemel. In totaal werkten er, inclusief Rob Scholte, de afgelopen drie maanden tien mensen aan de koepel, onder wie John Studulski (34), Fenella Stickland (23), Fred Cure (24), Tsuyoshi Ohkubo (24) en Yoshihiko Azumo (23). De laatste weken werden nog twee Japanners tijdelijk ingezet om het werk op tijd af te hebben. Esther van Weelden: “We kregen af en toe zo’n pijn in de nek van het aldoor omhoog kijken, dat we ons lieten behandelen in een Japanse massagesalon.”

Verliefdheden

Rob Scholte is ingenomen met het resultaat. “Er komt veel kijken bij een project als dit,” zegt hij, nadat de beide prinsen uitvoerig de koepel en het ontwerp voor de zaal hebben bekeken. “Ik ben in de eerste plaats schilder, maar bij dit project moet je veel managers-problemen oplossen. Je moet leiding geven aan een groep mensen, met wie je intensief werkt. Ze hebben hun werk in Europa opgezegd om naar Japan te kunnen komen. Je hebt ook met hun verliefdheden en dronken buien te maken. Dat is niet altijd even makkelijk. En dan heb ik het nog niet eens over alle zakelijke en financiële problemen. Die groeien me soms boven het hoofd.”

Scholte heeft zich met een aantal adviseurs omringd, die vorige week allemaal op het feest in Sasebo aanwezig waren. Zijn vader en moeder waren er ook. Maar niet alleen voor de gezelligheid. “Pa Scholte’ is voor dit project financieel adviseur van de Rob Scholte BV geworden, een bedrijf dat inmiddels is uitgegroeid tot een van Nederlands kleinste multinationals met vestigingen in Brussel, Amsterdam en Sasebo.

Scholtes vader, W.A. Scholte, is manager. Hij was directeur detailhandel Nederland bij het Albert Heijn-concern en adviseert nu bedrijven die problemen hebben. Tijdens het feest vertelt hij dat hij nooit gedacht had dat hij zijn zoon ooit nog bij een miljoenenproject terzijde zou moeten staan. “En dan te bedenken dat mijn vrouw en ik het eigenlijk niet zo zagen zitten dat Rob kunstenaar wilde worden. Dat leek ons niet zo’n zeker bestaan. Ik heb altijd geprobeerd hem in de reclame te krijgen,” zegt hij.

Hij lacht en kijkt naar de schare medewerkers van Scholte BV die om de tafel zitten in het enige Franse restaurant dat in Sasebo te vinden is. De meesten hebben een beeldende opleiding gehad. John Studulski werkt al jaren voor Scholte. Fenella Stickland (Brits) en Fred Cure (Frans) zijn afkomstig uit het atelier van David Stein, een Franse schilderijenvervalser die nadat hij in de gevangenis was beland, besloot zijn praktijk legaal voort te zetten. Zijn atelier in Parijs produceert nu kopieën van meesterwerken, die vooral in Japan grote aftrek vinden. “Ik vind het een leuk project, en het biedt me de kans om een tijd in Japan te wonen. We krijgen steeds contracten voor een half jaar, dus als het niet meer bevalt, kun je zo weer weg,” zegt Fenella Stickland. Zij en de andere medewerkers willen voorlopig blijven. Stickland wil zelfs haar katten over laten komen uit Parijs, hoewel ze het appartement dat ze in Sasebo bewoont, niet echt geschikt vindt voor katten. De drie katten van Scholte wonen al in Japan.

De begintijd was hectisch. “Er was niets, geen kwasten, geen verf, geen steigers. Dat moesten we allemaal regelen,” vertelt Scholte. De Japanse taal en de Japanse manier van denken maakten dat extra ingewikkeld. Alles moest via een tolk besteld en besproken worden. Bovendien bemoeilijkte het feit dat Japanners uit beleefdheid nooit “nee’ zeggen, maar hoogstens “misschien’, de onderhandelingen. “Zeker omdat het even duurt voordat je door hebt wanneer “maybe’ nou ja of nee betekent,” aldus Scholte. Maar uiteindelijk is het gelukt. De benodigde tweeduizend liter acrylverf stonden in potten klaar in de Oranje-zaal.

Deshima

“Op de een of andere manier blijf je het gevoel houden of er niets veranderd is sinds de eerste Nederlanders in de zeventiende eeuw in Japan kwamen. Ze moesten op het eilandje Deshima bij Nagasaki wonen en waren volkomen afhankelijk van hun tolk,” zegt Koos Dalstra (40), de “maximale dichter’, die de eerste drie maanden mee heeft geholpen het project op poten te zetten. Hij gaat terug naar Nederland omdat er een nieuwe dichtbundel verschijnt. Scholte en zijn groep hebben een vaste tolk, Tsukasa Kawachi, die door de groepsleden op handen wordt gedragen. “Hij staat dag en nacht voor ons klaar,” zegt Marcelle Schots (22), die een maand geleden als secretaresse aan de ploeg werd toegevoegd. “Robs vriendin Micky moest plotseling naar het ziekenhuis om aan haar blinde darm geopereerd te worden en mister Kawachi kwam elke avond op bezoek.”

Doordat er in het begin veel tegelijk geregeld moest worden, was de haast groot. Fresco-schilders in de Renaissance gebruikten schetsen op ware grootte op cartons. In de contouren van de te schilderen figuren prikten ze gaatjes. Door met zakjes houtskoolpoeder op de cartons te kloppen vormden zich de contouren van de voorstelling op de te beschilderen wand. Scholte en zijn medewerkers projecteren de voorstelling op de muur en tekenen de contouren na. Met de koepel gaf dat nogal wat problemen, vertelt John Studulski: “We wisten niet hoe lang alles zou duren, en dus tekenden we snel. Met de vervormingen van de koepel hadden we geen rekening gehouden. Het gevolg was dat we, toen alles er op stond, steeds helemaal naar beneden moesten om te kijken wat voor correcties we aan moesten brengen.”

Verschillende groepsleden herinneren zich dat Scholte een stukje voorschilderde. Zo moet het, zei hij, en vertrok naar een andere afspraak. Toen het gedeelte af was, kwam Rob kijken en toonde zich tevreden. Behalve dat ene stukje dan, zo moest het natuurlijk niet, wie had dat in Godsnaam geschilderd? Het duurde even voordat iemand durfde te zeggen dat Scholte dat zelf had geschilderd.

Kunstmarkt

Voor Scholte, zegt zijn manager Reiner Opoku (33), die ook de belangen van de schilders Georg Dokoupil en Martin Kippenberger behartigt, komt deze Japanse uitdaging precies op tijd. Artistiek en financieel. Om met dat laatste te beginnen: de kunstmarkt in Europa en Amerika is de laatste jaren ingezakt, en daar heeft Rob Scholte ook last van. En artistiek gezien: Scholte heeft in Europa, aldus Opoku, de top al min of meer bereikt. Tentoonstellingen in vrijwel alle belangrijke musea, deelname aan belangrijke exposities als de Documenta en de Biennale in Venetië. Rob Scholte: “Ik heb het in Europa wel zo’n beetje gehad. Ik vind het spannend om hier zo’n groots project op te zetten. Een kunstwerk als de kapel van Matisse in het Zuidfranse Vence, waar iedereen naar gaat kijken. Bovendien: de Japanse cultuur fascineert me. Prostitutie komt hier haast niet voor. Mannen nemen hun vrouw mee naar een “love-hotel’, om daar hoer-en-klant te spelen. Dat is toch ongelooflijk. Ik ben in mijn werk veel met kopieën en clichés bezig. Daarom voel ik me in dit land waar kopiëren een belangrijk onderdeel van de cultuur vormt, goed op mijn plaats. Dit Huis Ten Bosch Stad-project is een poging om kunst en leven te integreren. Dat is een uitdaging die je in Europa of Amerika in de moderne kunst niet tegenkomt.”

Toch wil hij over een jaar of drie, als dit project af is, naar Amerika. Als het schilderen in Nagasaki minder aandacht vergt, gaat hij in Tokio, Parijs of Brussel, aan nieuw werk beginnen.

Hij heeft de nieuwste Apple-paintbox computer gekocht, van hetzelfde type als waarop de wandschildering ontworpen is. Daarmee wil hij aanpassingen in het bestaande ontwerp maken. In de computer zal hij zijn plaatjesarchief, waarop hij zijn schilderijen baseert, opslaan.

Documentatiemap

Waarom benaderde Simon Levie juist Rob Scholte voor deze opdracht? Een kopie maken van de wandschildering in de originele Oranjezaal in Huis Ten Bosch in Den Haag, die de triomfen van stadhouder Frederik Hendrik ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog uitbeeldt, leek Levie geen goed idee. “Een hedendaags kunstwerk, gebaseerd op zeventiende-eeuwse kunst, heeft veel meer allure.” Tijdens gesprekken met kunstkenners viel de naam Rob Scholte. Levie: “Ik volg de moderne kunst wel, maar ik ben toch in de eerste plaats thuis in de oude kunst. Ik ging me meer verdiepen in Scholtes werk en kwam tot de overtuiging: hem moet ik voordragen.”

Levie kwam bij Scholte met een documentatiemap vol afbeeldingen van zeventiende-eeuwse schilderijen van zeeslagen. Samen met Micha Klein stopte Scholte de afbeeldingen in een paintbox-computer. Met behulp van deze computer maakten zij een ontwerp samen voor de enorme wandschildering. Scholte noemde het werk “Apres nous le déluge’ (Na ons de zondvloed), om aan te geven dat als de Nederlanders geen dijken hadden gebouwd, ons land weggespoeld zou zijn. Kort gezegd verbeeldt het schilderij de droom van een Hollands jongetje dat een zeilbootje in de sloot laat varen. Dat resulteert in drukke handel met zeilschepen. Maar de expansiedrift en zucht naar rijkdom eindigt uiteindelijk in een nachtmerrie, een nucleaire catastrofe. De associatie in dat verband met de Tweede Wereldoorlog en de twee atoombommen die de Amerikanen op Hiroshima en Nagasaki gooiden, is zo dicht bij Nagasaki onvermijdelijk. En inderdaad, in de overheersend zeventiende-eeuwse zeeslag zien we ook Amerikaanse marine-helicopters opstijgen. Scholte noemt het dan ook een “politiek kunstwerk’. Ook in de koepel van de Japanse Oranjezaal legt hij verbanden tussen het Gouden Eeuw-verhaal en het hedendaagse leven. We zien uit een moderne stad (wolkenkrabbers, verkeerslicht) op naar de bonte sterrenhemel, met de sterrenbeelden die de zeilvaarders gebruikten om hun koers naar Japan te bepalen.

“Rob denkt dat hij de moeilijkste periode nu achter de rug heeft,” zegt zijn vader. “Maar volgens mij komt het moeilijkste nog. Nu de eerste spanning er af is, moet hij nog drie jaar lang zijn medewerkers motiveren om iets goeds te schilderen. Hoe boeiend dit project ook is, Japan is ver weg voor Europeanen.”

Stress

Scholte heeft intussen het probate middel van Japanse managers om met hun medewerkers stress af te reageren ontdekt: samen zingen in de karaoke-bar. Karaoke is een nationale Japanse hobby. In vrijwel iedere bar staan videoschermen, waarop de muziek van hits aangevraagd kan worden. Op het beeld verschijnen de teksten, die de café-bezoekers in de microfoon mee moeten zingen. In de met roodpluche beklede karaoke-bar Love Doll, met beschaafde Japanse animeermeisjes, is de groep van Scholte kind aan huis. Mama-san, de bazin achter de bar, kent de meesten al. Om beurten zingen de leden van Scholtes groep na het openingsfeest Engelse hits, afgewisseld door Japanse liedjes van Japanse barbezoekers. Mama-san en de Japanse barmeisjes klappen na ieder liedje.

NRC, 27 maart 1992

https://www.nrc.nl/nieuws/1992/03/27/een-japans-miljoenenproject-van-kunstenaar-manager-7137980-a123569