Opheffer – Er zit een kuiltje in het wegdek

Een collega bij de krant belde me op: ‘Iemand heeft een bom onder de auto van Rob Scholte geplaatst. Zijn benen zijn eraf.’

Door een toeval – ik had die dag net een nieuw antwoordapparaat gekocht – staat de dialoog tussen mij en die collega nog op de cassetteband. Ik kan dus precies reconstrueren wat ik heb gezegd.
‘Wat? Een bomaanslag? Even een sigaret… een bomaanslag op Scholte?’
‘Ja, ze hebben een bom onder…’
‘Wie, wie?’
‘Weten ze niet…’
‘Een bom…?’
‘Ja…’
Je kan horen dat ik het bericht niet kan bevatten. Omdat ik vlakbij de plek van de aanslag woon, ging ik kijken. De auto werd weg getakeld en alle ruiten waren kapot. Meer kon ik niet zien, want de buurt was toen al afgezet.
Ik ging naar de krant, maar niemand wist iets. ’s Avonds ging ik naar het buurthuis waar een agent, iemand van de recherche en een maatschappelijk werkster aanwezig waren; de bijeenkomst duurde tien minuten en er werd eigenlijk niets verteld.
Die bijeenkomst was overigens op tien meter van de plek waar het was gebeurd. Het was half acht en de auto van de glazenier reed af en aan. Met enkele verslaggevers gingen we in het cafe zitten tegenover de plek waar de auto was geëxplodeerd. Dat is overigens het cafe van Hans Brinkman, vroeger galeriehouder, tot hij ontdekte dat je aan drinkende kunstenaars meer verdient dan aan werkende.
We zaten aan een tafeltje en een verslaggever van de GPD wees me op een kuiltje in het wegdek. ‘Dat kuiltje komt door de explosie’, zei hij.
Even later kwam Rob Malasch binnen. Hij zou volgende week een tentoonstelling openen met werk van Scholte. ‘Rob, weet jij iets?’
‘Ja, ik ben natuurlijk naar het ziekenhuis geweest. Ik was erbij toen zijn ouders te horen kregen dat zijn benen eraf moesten.’
‘Maar weet je iets van een dader of zo?’
‘Nee.’
‘Heeft hij gisteren tegen jou nog iets gezegd?’
‘Nee, behalve dat hij weer snel uit Amsterdam weg wilde. Toen zei ik nog, maak eerst die tentoonstelling af.’
We speculeerden over de waarde van de uitspraak dat Rob ‘snel weg’ wilde. Malasch hechtte er weinig waarde aan. Rob wilde altijd weg. Wij, verslaggevers, wilden er iets meer in zien. Misschien wilde hij wel vluchten. Maar voor wat?
Malasch ging weg en vervolgens kwamen er twee rechercheurs de kroeg binnen. Ze hoorden dat wij over Rob spraken en vroegen wat wij ervan dachten en van vonden.
‘Nee, eerst jullie… klopt het dat er een slagpin is gevonden van een granaat?’
Ze zeiden niets. Nou ja, begrijpelijk. Wij vertelden wat wij wisten. We speculeerden hardop. Drugs? Ach, Scholte zal wel eens een lijntje hebben gesnoven, maar wie doet dat niet. Vijanden? Hij had er veel. Vrouwen? Wellicht, maar hij was ook net getrouwd.
Ik vroeg voortdurend wat er aan zou kunnen zijn geweest en een rechercheur vertelde: ‘Die dingen zijn vaak als de truc van een goochelaar. Je weet niet hoe hij het doet, maar als je weet hoe de truc werkt, is er niets aan.’
We wisselden nog even informatie uit. Een man zou gezegd hebben dat Scholte de auto had gekocht van Jan B., een Heineken-ontvoerder die al een tijd in de gevangenis zit. Misschien toch de verkeerde te pakken. Een andere buurgenoot wist te melden dat Rob wel eens had gezegd dat hij ‘bedreigd’ zou zijn. Maar welke buurtgenoot dat nou precies was?
Toen de agenten weg waren, besloten we dat we eigenlijk als verslaggevers niets hadden en maar dronken moesten worden.
De verslaggever van de GPD belde buiten met zijn zak telefoon naar de redactie. De verslaggever van AT5 luisterde hem via zijn zak scanner af. Wij hadden lol.
Ik ging laat naar huis en stapte over het kuiltje in het wegdek heen.

De Groene Amsterdammer, 30 november 1994

https://www.groene.nl/artikel/er-zit-een-kuiltje-in-het-wegdek