Michiel Kruijt & Bob Witman – Op een haar na

Voor het eerst sinds de aanslag op Rob Scholte in 1994 geeft justitie openheid van zaken over het onderzoek naar de verdachten….

De auto ontplofte met zo’n kracht, dat meer dan honderd ruiten in de Amsterdamse Jordaan sneuvelden. De bestuurder, kunstenaar Rob Scholte, raakte beide benen kwijt. Zijn zwangere vrouw Micky Hoogendijk verloor haar kind, maar bleef verder fysiek als door een wonder ongedeerd. En er was nog een klein mirakel: op een onderdeel van het explosief vond de politie een haar.
Nu, bijna vijf jaar na de aanslag, is die ene nietige haar het laatste houvast van de politie om de dader te vinden. De kans, dat de eigenaar ervan ooit achter de tralies komt, is heel klein. ‘Normaal geef je als politieman dit soort details niet weg, want die gebruik je voor de bewijsvoering’, zegt commissaris W. Woelders. ‘Maar die is hier niet.’ Officier van justitie J. Plooy knikt.
‘Er is weinig kans, dat deze zaak op zitting komt. Maar we houden hoop.’ Zijn collega J. Steenbrink: ‘Hoe langer een onderzoek duurt, hoe moeilijker het wordt.
‘De drie beantwoorden na vijf jaar van ‘geen commentaar’ voor het eerst vragen over de zaak Scholte. Dat is uniek. Justitie zwijgt altijd zolang het onderzoek loopt. Maar de kans, dat de dader van deze aanslag wordt gevonden, is zo klein, dat er geen onderzoeksbelangen kunnen worden geschaad.
En er speelt iets anders mee. Justitie en politie zijn getergd door de suggestie, dat het onderzoek niet goed zou zijn uitgevoerd. ‘Er is heel veel geroepen in deze zaak’, zegt Woelders, die leiding geeft aan het rechercheteam, dat de aanslag onderzoekt. ‘Terwijl wij vaak wisten, dat het anders lag dan wat er werd geroepen.’ Persofficier Steenbrink (die het onderzoek direct na de aanslag in 1994 heeft geleid): ‘Dit is een zaak, waarin het slachtoffer zelf voortdurend de publiciteit heeft gezocht. Nu hebben wij behoefte om een ander geluid te laten horen.
‘Volgens Steenbrink is de zaak Scholte ‘vanaf het eerste moment geen gewoon onderzoek geweest’. De rechtsorde was geschokt. ‘Autobommen, die worden alleen gebruikt voor criminele afrekeningen.’ ‘Dit delict’, vult Woelders aan, ‘behoort tot het soort, dat je tot het gaatje uit rechercheert.
‘De eerste negen maanden werkten gemiddeld tien rechercheurs aan de zaak. Hun eerste taak was het in kaart brengen van de omgeving van Scholte en Hoogendijk. ‘Dat was al een klus’, zegt Steenbrink, ‘want Scholte is niet zomaar iemand. Hij heeft veel vrienden, maar ook veel vijanden.
‘Al de eerste dag na de aanslag waren er twee belangrijke ontwikkelingen. De Amsterdamse advocaat Oscar Hammerstein meldde zich met het verhaal, dat de bom voor hem bedoeld kon zijn. Kort voor de aanslag had hij twee maal een dreigtelefoontje gekregen (‘Je ligt dood in de goot’). Hammerstein woonde op de Keizersgracht, niet ver van de Laurierstraat, waar Scholte woonde. De advocaat stond op het punt te getuigen in een grote zwart geld zaak. Zijn BMW was van dezelfde serie als die van Scholte en had een vergelijkbare kleur.
Maar al snel bleek dat Hammerstein nooit parkeerde in de straat, waar Scholte woonde, zegt Woelders. ‘Bovendien had Hammerstein een net iets ander type auto. Deze verwisselingstheorie leek op dat moment absoluut niet aannemelijk en werd nergens door ondersteund.
‘Veelbelovender was het verhaal, dat de rechercheurs over een ex assistent van Scholte hoorde. Hij had slaande ruzie met de kunstenaar gehad en gedreigd hem op te blazen. Deze John S. zei bovendien nog geld tegoed te hebben van Scholte.
Steenbrink: ‘Toen we dit hoorden hebben we geen moment getwijfeld en hem meteen, pats, aangehouden. Ook is er onmiddellijk bij hem huiszoeking gedaan. Maar uit de verhoren kwam niets. Na drie dagen moesten we hem laten gaan.
‘De tweede aanhouding, maanden later, betrof Scholtes ex kunstbroeder, de fotograaf Paul B. ‘De lijn B. was ook al snel naar voren gekomen’, zegt Steenbrink. ‘Er waren een aantal aanwijzingen in zijn richting. Dat hadden we helemaal uitgezocht, maar we kwamen niet verder. Het enige, wat je dan nog kan doen, is hem aanhouden in de hoop, dat hij bekent.’ B. wees elke betrokkenheid van de hand. Ook hij stond meteen weer op straat.
Steenbrink onthult, dat in de eerste fase van het onderzoek een derde verdachte in beeld is geweest. ‘We hebben maandenlang negen taps laten lopen in verband met het onderzoek naar die ene man. De Criminele Inlichtingendienst (CID) had informatie, dat die man bij de aanslag betrokken was. Maar het is niets geworden. Daarom kan ik zijn naam ook niet onthullen. Laten we zeggen, dat het om een oude bekende van de politie ging.
‘Toen ook dit spoor doodliep, is het onderzoek na de zomer van 1995 op een laag pitje gezet. ‘Alle lijntjes waren nageplozen en er kwamen geen nieuwe aanwijzingen binnen’, zegt Steenbrink. Dat bleef tweeënhalf jaar zo. Ook de beschuldigingen van Scholte aan het adres van zijn voormalige vriend, de dichter Koos Dalstra, konden daar niets aan veranderen. ‘Dalstra is nooit verdachte geweest’, benadrukt Plooy, de officier, die sinds eind februari het onderzoek namens justitie leidt.
De zaak lag op de plank tot september 1998. Toen klopte de privé detective Jeroen van Oostveen aan bij CID rechercheurs van de Amsterdamse politie. Hij was door Scholte ingehuurd om de daders van de aanslag te vinden en kwam met een verklaring van Cor B. uit Purmerend. Die had in januari 1995 (twee maanden na de aanslag) twee kennissen horen vertellen, dat ze per abuis Scholtes auto hadden opgeblazen. In opdracht van een drugsbaas hadden ze advocaat Hammerstein moeten uitschakelen. De verwisselingstheorie, die al in het begin van het onderzoek was geopperd, lag weer op tafel.
Zo’n van horen zeggen verhaal is niet altijd genoeg om het onderzoeksteam weer helemaal op te tuigen, zegt Woelders. Maar er waren twee redenen om dat in deze zaak wel te doen. De eerste was nog steeds de ernst van het delict. Reden twee: een van de twee nieuwe verdachten was Z., de zoon van een Amsterdamse politiecommissaris.
‘Je moet voorkomen, dat mensen zeggen, dat je om die reden die beschuldiging niet hebt uitgezocht’, zegt Woelders. ‘Dat betekent dus een volledig onderzoek. We hebben het in een kleine club gehouden, om te zorgen, dat het niet in het korps zou rondzoemen.
‘Een complicerende factor daarbij was, dat een journalist van De Telegraaf, Martijn Koolhoven, van het hele verhaal op de hoogte was. De verslaggever kende Cor B.. Van Oostveen heeft volgens de politie Koolhoven ingeschakeld om in contact te kunnen komen met de tipgever. Pas na bemiddeling van de journalist had B. zijn verhaal willen doen.
De privé detective legde in die tweede helft van dat jaar nog veel meer materiaal over. Zo verklaarde Van Oostveen, dat hij telefonisch contact had gehad met Z. en dat die hem met zoveel woorden had bevestigd, dat hij bij de aanslag was betrokken.
Het rechercheteam trok alle verklaringen na, en stuitte op onduidelijkheden. Scholte heeft zich een aantal keren beklaagd over het feit, dat de politie er zo lang over deed om in actie te komen, maar dat komt volgens Woelders, omdat de verhalen van de detective voor 90 procent klopten. ‘Maar die laatste 10 procent – daar waar het echt om gaat – bleek niet te kloppen. Die man heeft ons enorm aan het werk gehouden’, zegt Woelders.
Ze gingen aan de detective twijfelen, toen volgens Woelders bleek, dat er nooit een gesprek tussen Van Oostveen en Z. had plaatsgevonden. De verhoudingen bekoelden. Van Oostveen weigerde nog met de rechercheurs te praten. Eind februari volgde een inval van justitie bij Van Oostveen. Stapels banden werden in beslag genomen. ‘Die man nam echt elk gesprek op’, zegt Woelders.
De huiszoeking was volgens de onderzoeksleiding noodzakelijk om vast te kunnen stellen wat er sec aan informatie was. Plooy: ‘Je kunt niet uitsluiten, dat Van Oostveen de boel heeft aangedikt om te zorgen, dat er een onderzoek zou komen.’ Woelders: ‘Hij heeft er goed aan verdiend.
‘De oorspronkelijke verklaring van de Purmerender bleef evenwel overeind. Tegenover de politie heeft Cor B. het nog eens herhaald: begin 1995 vertelden free fighter R. en de commissariszoon hem in de woning van de laatste, dat zij de aanslag hadden uitgevoerd in opdracht van een grote drugscrimineel. R. had de bom geplakt onder de auto, die Z. (verkeerd) had aangewezen.
Met die kennis heeft het onderzoeksteam het dossier teruggelezen. Men vond enkele ‘aanknopingspunten,’ die steun gaven aan de verwisselingstheorie.
Plooy: ‘Het was een dunne basis, maar genoeg voor de rechter commissaris om gerechtelijke vooronderzoeken tegen de twee te openen.’ Toen ze daarmee bezig waren, werden ze verrast door De Telegraaf. Die publiceerde het hele verhaal op 29 maart van dit jaar. Koolhoven had gehoord, dat er een interview van Playboy met Scholte zat aan te komen en de journalist wilde niet het risico willen lopen, dat zijn primeur hem door de neus werd geboord.
‘Die Telegraaf publicatie heeft het onderzoek enorm gefrustreerd’, zegt Woelders. ‘De commissariszoon wist onmiddellijk, dat we hem in de gaten hielden.’ De broer van de commissaris, die advocaat is, stond nog dezelfde dag briesend op de stoep. Woelders: ‘Die riep natuurlijk meteen, dat wij het in de krant hadden gegooid. Maar Koolhoven had ook alle banden, die Van Oostveen had.’
Er werd afgewogen of Herman R. moest worden aangehouden. ‘We wisten niet, of hij had gemerkt, dat wij hem op de korrel hadden’, zegt Plooy. R. wordt opgepakt op 29 juni, maar ontkent te hebben gezegd wat Cor B. beweert. Hij moet na drie dagen worden vrijgelaten. Ook Z., die volgens afspraak met zijn advocaat ‘vrijwillig’ naar het politiebureau komt, zegt dat het verhaal van B. niet klopt.
Plooy: ‘We hadden ook niks om ze voor het blok te zetten.’ Twee andere mannen, die bij het gesprek van januari 1995 aanwezig waren geweest, bevestigen niet wat B. beweert. De verdenking tegen Z. en R. is door de verhoren niet sterker geworden, zegt Plooy, maar ook niet minder sterk. ‘Van geen enkele verdachte is formeel vastgesteld, dat hij niet de dader is.
‘Woelders: ‘Voor de aanslag heeft de auto een dag stilgestaan. Je kan van niemand een sluitend alibi voor een heel etmaal krijgen. Dat zie je alleen bij Derrick.
‘DNA onderzoek moet nu uitwijzen, of de op het explosief gevonden haar aan Z. of R. behoort. De eerste, die volgens Plooy een ‘blanco strafrechtelijk verleden heeft’, stond al vrijwillig bloed af voor dat onderzoek. R. zegt, dat te zullen doen op het moment, dat zijn advocaat de dossiers heeft ontvangen.
Los van het DNA onderzoek loopt er nog ‘een ander lijntje’, laat Plooy zich ontvallen. ‘Er zijn meer varianten mogelijk voor de verwisselingstheorie’, zegt hij cryptisch. ‘Maar uit onderzoeksbelang wil ik daar niets over zeggen.’

De Volkskrant, 5 augustus 1999, 00:00

http://www.volkskrant.nl/politiek/op-een-haar-na~a537077/