Micha Kat – Lees mee met vluchteling Micha Kat (49): Lucia Gahlin | Het Oude Egypte, Goden, Mythen en Religie

Op het moment van schrijven is Parijs het middelpunt van de wereld. De revolutie van de ‘gilets jaunes’ laat de lichtstad trillen op zijn grondvesten. Wellicht hebben we hier te maken met de tweede Franse Revolutie in de wereldgeschiedenis, die net zo veel invloed zal hebben als de eerste en zal leiden tot de totale ineenstorting van het systeem en de komst van nieuwe bestuursmodellen overal ter wereld. De kern van deze revolutie is, dat het volk in opstand komt tegen leiders, die zijn ‘exposed’. Dat wil zeggen, dat hun masker van politieke correctheid is afgerukt en dat daaronder een compleet ander persoon zichtbaar wordt: iemand, die niets om het volk geeft, werkt in dienst van schimmige en onzichtbare krachten en zich bezighoudt met criminele en zelfs satanische activiteiten. Dat speelt allemaal hic et nunc. Maar toen ik voor het eerst in Parijs was (in 1981), was dat in het kader van mijn ontgroening bij het Amsterdamse studentendispuut Osiris, genoemd naar de belangrijkste god uit het oude Egypte, die tevens de eerste koning zou zijn geweest. Het hoogtepunt van de groentijd was de zogeheten ‘ventjes reis’ (bij Osiris werden aspirant leden ‘ventjes’ genoemd, een alternatief voor het ook veel gebruikte ‘feut’) naar Parijs. De ‘ventjes’ liepen tijdens dit uitje verplicht op houten klompen en moesten tal van opdrachten uitvoeren; een daarvan was het binnendringen in de Nederlandse ambassade in de (ik weet het nog precies) Rue de Grenelle. Nu had de groentijd leider destijds ons een belangrijk wapen in handen gegeven: in Amsterdam hadden we een stapel ‘bullen’ gestolen (dat zijn de officiële ‘diploma’s’, waarmee het lidmaatschap van het dispuut wordt bekrachtigd) van het meest roemruchte dispuut van het Amsterdams Studenten Corps (ASC): Beets. Ons strijdplan was, dat we ons zouden introduceren als feuten van Beets en belet zouden vragen, omdat we de ambassadeur in opdracht van ons bestuur erelid wilden maken van Beets – er op zinspelend, dat de ijdele diplomaat daar wel oren naar zou hebben. Ik weet nog, dat we op de knop van de intercom drukten en ons verhaal deden. We werden direct toegelaten. De ambassadeur, een pafferige en kale man in een pak, dat overal op knappen en barsten stond, wachtte ons persoonlijk op en begeleidde ons naar een prachtige vergaderzaal. Een assistente op hoge hakken bracht champagne. Ik zal nooit vergeten, dat een van ons een flinke laag poep onder zijn klomp had hangen, die enorm stonk. Maar toen we onze troefkaart uitspeelden, de prachtige bul vol met handtekeningen en linten en die aan de ambassadeur gaven, betrok zijn gezicht ogenblikkelijk. What was wrong? Het document was op naam gesteld van ene De Ranitz. Maar die bleek inmiddels vertrokken en nu hadden we te maken met ene Wijnaendts. Dit was natuurlijk een krankzinnig en uiterst pijnlijk moment voor die arme Wijnaendts – precies daarom kan ik mij na al die jaren nog die naam herinneren, omdat het er natuurlijk om ging, dat hij niet de beroemde De Ranitz was van de aan het Koninklijk Huis geparenteerde familie, maar ‘slechts’ Wijnaendts. Ongetwijfeld hebben we deze man toegezegd, dat ‘ons bestuur’ per omgaande een nieuwe bul naar de Rue de Grenelle zou sturen met de juiste naam -. die ik dus ook nu nog juist kan spellen, omdat hij zoveel nadruk legde op “aendts”.

Dit verhaal was kenmerkend voor onze ontgroening en voor heel mijn periode bij Osiris. Nooit heb ik daar iets meegemaakt wat naar, vervelend of vernederend was – en dat gold precies hetzelfde voor de ‘centrale’ ontgroening van het ASC. In Leiden bij Minerva was (en is) dat heel anders, waarover ik berichtte in deel 23 van deze serie (https://robscholtemuseum.nl/lees-mee-met-vluchteling-micha-kat-23-kees-van-der-pijl-esprit-de-corps/), waarin ter sprake komt, dat een andere opdracht tijdens onze groentijd was het binnendringen bij Minerva. Het systeem in Amsterdam was zo opgebouwd, dat je eerst twee weken in augustus een ‘centrale ontgroening’ kreeg (de ‘kennismakingstijd’), waarna je werd geacht opgenomen te worden door een dispuut. Daar begon dan de groentijd, die traditioneel duurde ’tot de eerste sneeuw valt’ maar in mijn tijd ‘inaugureerden’ de meeste disputen in oktober. Dat ‘opgenomen worden door een dispuut’ gaat via een zeer intensieve en tijdrovende procedure, die de ‘fleur-rondes’ werden genoemd. Deze ‘fleur-tijd’ is in feite de kern van het hele corporale Amsterdamse studentenleven. Het begint ermee, dat alle disputen (destijds een stuk of 20) zich aan je presenteren – en jij aan hen – in de zogeheten ‘voor fleur-rondes’ die plaatsvonden op de sociëteit. Als je in goede aarde valt krijg een ‘positief pre-advies’: een ‘voor-fleur’. De tweede stap is, dat het jonge corpslid zes disputen uitkiest, waar hij dan op bezoek gaat in hun dispuutshuizen voor de ‘fleur-rondes’. Dat zijn twee uur durende sessies, waar je werd geacht te spreken met alle aanwezige leden van het betreffende dispuut – die natuurlijk vaak behoorlijk dronken waren. Eerder zei ik, dat ik nooit iets naars of vernederend had meegemaakt, maar tijdens deze (voor) fleur-rondes gebeurden toch vaak dingen, die over het randje waren, zoals dat lelijke of zielige mensen op kisten moesten gaan staan of gedwongen werden rare dingen te doen en/of zelfs rare kleding kregen aangetrokken. Aan het eind van zo’n fleur-ronde worden alle foeten in een apart kamertje gepropt en gaat het dispuut stemmen over wie een ‘fleur’ krijgt: een formele uitnodiging lid te worden. Ik weet nog, dat alle feuten aan het begin van hun fleur-ronde bij Osiris een briefje in de hand gedrukt kregen met een tekst. Vervolgens moesten ze op basis van die tekst achter een tafel een korte presentatie geven ten overstaan van het complete dispuut – dat vrijwel onzichtbaar was door de sigarenrook. Mijn tekst was ‘in nood leert men tegels lichten’. Wat ik hier precies van maakte weet ik niet meer, maar ik weet nog wel, dat het in zeer goede aarde viel. Aan het eind van de sessie kreeg ik een fleur. Dat gaat ook via een hele ceremonie, die destijds in mijn geval werd geleid door Machiel Salomonson (nu een hoge Pipo bij de UNHCR). Het was totally overwhelming en extremely exciting! Op het hoogtepunt vroeg hij ‘accepteer je de fleur’ en nadat ik ‘ja’ had gezegd klonk keihard de finale van het celloconcert van Dvorak. Ben benieuwd, of het tegenwoordig nog steeds zo gaat bij Osiris. Ik was koning te rijk, want Osiris gold (samen met Beets) tot de ‘beste’ disputen van de ASC. Dat hele ‘fleur-gebeuren’ is keihard en kan cruciaal zijn, juist omdat het dispuut, waar je terecht komt, zo’n enorme invloed heeft op de rest van je leven.

Osiris stond duidelijk te boek als anti-establishment (natuurlijk binnen de marges van het elitaire corps leven) en tegendraads hetgeen destijds ‘anti-corporaal’ werd genoemd. Er zijn niet echt hele bekende namen te noemen, zoals bij Minerva, maar iedereen kwam natuurlijk wel ‘uitstekend terecht’, zoals de genoemde Salomonson, destijds de absolute gangmaker van de club en een man met een fenomenale uitstraling en humor. Hij is nu vast iets heel hoogs bij die afschuwelijke UNHCR (de drijvende kracht achter het horror verdrag van Marrakech), maar niemand kent zijn naam. Een behoorlijke groep werd journalist, zoals mijn jaargenoot Cees van Lortingen bij het FD en Tijn Sadee (met wie ik nog samen in een journalisten collectief heb gezeten, waarover meer in een later hoofdstuk) bij NRC Handelsblad; in de jaren boven mij zaten Gijs Herderschee (De Volkskrant) en Geert van Asbeck (NRC Handelsblad). Dan waren er natuurlijk de juristen (bijna allemaal advocaat geworden), de medici en de ‘corporate guys’. Mijn jaar (de lichting 1981) bestond uit zeven man (waarvan er een snel afhaakte), de genoemde Van Lotringen werd dus journalist, Arjen Holl is recent toegetreden tot de directie van Koninklijke Boom Uitgevers (grappig: daar zou in 2004 het boek Topadvocatuur uitkomen, dat de zaak Westenberg heeft getriggerd; destijds zat daar een andere dispuut genoot aan de knoppen, die ongetwijfeld het pad heeft gebaand voor Holl), Joep Buijs is tekenaar en schilder met een galerie in de Jordaan, Joost van Amstel is een ‘independent investor and advisor’ en Lex Rozenbroek trouwde met een dochter van Elsevier topman Pierre Vinken en mocht daarom directeur worden bij dat bedrijf, maar is nu een ‘international and dynamic CEO’. Met geen van deze mensen heb ik nog contact.

De invloed van Osiris op mijn leven is desondanks immens. Ik groeide op in Eindhoven als zoon van een leraar klassieke talen; ons gezin was totaal niet verbonden met ‘de grote wereld’, waarin ‘dingen gebeurden’. Van de ene op de andere dag zat ik dankzij Osiris champagne te drinken op de Nederlandse ambassade in Parijs. Ik had, meen ik, nog nooit eerder champagne geproefd. De bedoeling is dan natuurlijk, dat je op die weg doorgaat. Maar dat is bij mij anders gelopen.

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Micha+Kat
https://mijnlevenin100boeken.com/