Kees Engelhart – Reis door de Oriënt

Als een man aan de vooravond van een reis staat, wat doet hij dan? Hij zoekt wat triviale, maar niet onbelangrijke, zaken bij elkaar. Hij is nerveus, maar hij laat het niet merken. Hij weet niet goed wat te doen, waarom moet hij zijn veilige haven verlaten.

Een man aan de vooravond van een reis is in werkelijkheid geen jager. Niet voor niets heeft hij zich een huis gebouwd. Een man houdt niet van reizen wanneer hij zijn vesting onbeschermd achterlaten moet. Met tegenzin pakt hij zijn tandenborstel, tandpasta en scheergerei in zijn reiskoffer. Aarzelingen en twijfel zijn meester van hem geworden. Hij vraagt God hem te beschermen tijdens zijn reis. Alle goden die hij kent vraagt hij iets.

De man die aan de vooravond van een reis staat, heeft in het algemeen weinig goeds te verwachten. Als geen ander weet hij dat. En nu al is hij dankbaar, moge hem dat gegeven zijn, dat hij zonder, aantoonbaar verlies van man zijn, triomfaal thuis komen zal.

Maar nu nog staat hij aan de vooravond van zijn reis; en niet zal het hem baten daar al te veel gewicht aan toe te kennen. De trein zal, als hij er eenmaal in zit, gestaag richting oosten denderen. Hij zal proberen een boek te lezen. Medereizigers zullen alleen, of met familieleden, naast hem gaan zitten. Hij zal vele stations voorbij zien gaan.

Nu nog zit de aanstaande reiziger op zijn kamer. Het is een septemberavond. Deze avond heeft hij de merel niet gehoord. Een reiziger is altijd alleen. Een reiziger laat iets achter. Een reiziger is altijd op zoek. In het bijzonder de reiziger genaamd man. Die niet meer dan een jongen is. Een jongen van wie men zegt dat hij werelden veroveren kan, grootse daden verrichten, zowel moreel als immoreel. Die angsten kent die hij niet durft uit te spreken, omdat papa dat belachelijk vindt.
Aan de vooravond van een reis staat elke man, elke jongen die aan de vooravond van een reis staat.

Morgen zal hij op reis gaan.
Morgen gaat hij op reis.

Twee en dertig uur lang heeft Flaubert zijn vrienden Du Camp en Bouilhet het werk voorgelezen dat Flaubert voordat hij op reis zou gaan nog wilde voltooien. Hun oordeel is vernietigend. Het is een extravagant werk! ‘Gooi het in het vuur en spreek er niet meer over’ zeggen zij Flaubert. Flaubert is geschokt. De eerste maanden van zijn reis worden door ontgoocheling vergald. Na anderhalf jaar keert Flaubert terug. Dan schrijft Flaubert, schijnbaar nog altijd niet geheel van de schok bekomen, een veel alledaagser stuk, dat de titel Madame de Bovary draagt. Zijn vrienden zijn verbijsterd.

Reizen is goed voor een mens en in het bijzonder voor een schrijver, vermits hij volhoudt natuurlijk! Anders wordt het niets.