Kees Engelhart – Fantastische Vertellingen (32): IK DE GOD VAN DE ZWARTE SOEP

Moeiteloos openbaar ik mijn wil door middel van het
Zacht ruisen laten van de heilige eiken en dat
Terwijl ik begonnen ben als slechts de god van de
Lichtende hemel maar al snel klom ik op tot de wolken
Verzamelaar en liet regen sneeuw en hagel soms
Zo groot als duiveneieren op de aarde neerdalen

Mijn macht wordt ongekend bliksems slinger ik van
De hemel naar beneden en zware donders laat ik
Met genoegen rollen wanneer ik mijn schild lichtjes
Heen en weer beweeg siddert de hemel en de aarde
Mijn energie verbijstert alle mensen en goden dieren
En dingen

Daarvanwege noemt men je de bestuurder van het lot der mensen
Alsook vader van de goden
Nu woon ik in mijn zelfverworven
Majesteit hoog op een berg
Ik peins veel en mijn huwelijk is niet best elke godin
Elke vrouw die ik begeer is niet in staat mij te weerstaan
En ik op mijn beurt weersta mijn begeerte niet
Dat is niet leuk voor
Mijn vrouw het geeft spanningen en ik zou wensen
Dat ik mijn driften beter zou leren te beheersen

Voor mijn ontspanning heb ik voor een strijdlustig volkje
Niemand weet daarvan en dat is mijn genoegen een zwarte
Soep bedacht bestaande uit de heerlijkste kruiden en
Bloed en het strijdlustige volkje is er werkelijk zeer
Gelukkig mee de soep is voedzaam en maakt ze
Sterk om weer eens fijn ten strijde te trekken en tevreden
Zie ik dan neer om te zien welk fantastische
Strapatsen ze nu weer uit gaan halen
Heerlijk gewoon