Kees Engelhart – Fantastische Vertellingen (30): PLEIDOOI

Edelachtbare al jaren ruim ik af en toe kaarsjes op van
Weinig bezochte graven die zijn omgevallen door de
Regen geblust of waarvan de kapjes verroest zijn Edelachtbare
Soms zijn er kaarsen die nat en vies zijn maar toch nog
Wel kunnen die neem ik dan liefdevol mee naar mijn huis

Edelachtbare u mag weten dat ik dol op kaarsen en olielampjes
Ben daarom neem ik ze ook mee maar nooit meer dan
Twee per keer meer kan ik er niet verzorgen Edelachtbare
Dan maak ik ruimte in mijn huis om ze te drogen in
Een donkere kast Edelachtbare vaak voor vele weken

Ik Edelachtbare doe dit alles belangeloos nee Edelachtbare
In werkelijkheid en in feite doe ik een en ander voor
De overledenen en zelfs Edelachtbare hun nabestaanden
Die niet zoals ik in staat zijn zo regelmatig daar te zijn
Nadat ze gedroogd zijn de kaarsen Edelachtbare laat ik

Ze mijn kleine kamer verlichten en dan Edelachtbare denk
Ik aan ze en aan hen die ze achterlieten en hoe het
Is gegaan Edelachtbare begrijpt u en nu sta ik voor u
En met een zekere trots mocht ik u vertellen Edelachtbare
Wat ik u zojuist aan feiten en gevoelens heb meegedeeld

Edelachtbare dat men mij als vilein wil zien begrijp ik
Als hebzuchtig en enkel uit op eigen gewin en dat
Edelachtbare zou mij pijn moeten doen maar ik begrijp mijn
Vreemdheid Edelachtbare ten opzichte van hen en wie anders
Edelachtbare dan ikzelf kan daar verantwoordelijk voor zijn