Kees Engelhart – Fantastische Vertellingen (20): DE HALSSTARRIGHEID

1

Zeventig jaar is Socrates nu en eindelijk wordt
Hij beschuldigd van twee naar men vindt
Ontoelaatbare misdaden te weten het niet
Erkennen van de goden die erkend worden door
De staat en daarbij het ophitsen van de Atheense
Jeugd

De beschuldigingen worden overigens behoorlijk
Opgeblazen in de nimmer aflatende pogingen van de
Magistratuur om Socrates die nimmer een blad
Voor de mond neemt als vooraanstaand burger
Van Athene nu eens goed en voor altijd de das
Om te doen

Tijdens het proces beweren maar liefst drie
Aanklagers ten overstaan van honderden
Gezworenen dat Socrates bij voortduring de
Door de overheid in het leven geroepen instellingen
En hun leiders ernstig belemmert in hun functioneren
Dit vanwege zijn scherpe kijk op wat er werkelijk gaande
Is en daarbij nodigt Socrates de Atheense jeugd ook nog
Eens uit hetzelfde te doen

2

De zeventigjarige Socrates is echter uiterst standvastig en
Voert natuurlijk zijn eigen verdediging maar in plaats
Van zich te richten op de vage beschuldigingen aan
Zijn adres begint Socrates een verhandeling over zijn
Nu onmogelijk positie als waarheidszoeker die als gevolg
Van dit alles ontstaan is en aan welke ontstane positie
Socrates naar zijn stellige mening part noch deel heeft
gehad

Deze arrogantie wordt genadeloos afgestraft en
Een meerderheid van zestig stemmen bevindt
Socrates schuldig aan de twee aanklachten en
Vervolgens wordt Socrates ter dood veroordeeld

Getrouwen van Socrates stellen nog alles in het
Werk om een ontsnapping voor te bereiden
Socrates echter weigert en kiest zelfbewust als
Altijd voor het martelaarschap
Zijn laatste ogenblikken als sterveling bieden
Socrates de gelegenheid zijn vrienden te troosten
En te bemoedigen

Dan neemt Socrates de beker gevuld met dolle
Kervel ter hand en drinkt de gifbeker tot de
Laatste druppel uit