Kees Engelhart – DAGEN VAN VAN PUTTEN | Boek 9 | Het bevrijden | Zomer

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-1-dat-dient-zich-aan-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-2-de-kwaal-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-3-het-grauw-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-4-de-rook-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-5-een-pak-warmte-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-6-draden-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-7-het-afrekenen-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-8-het-gefilterde-lente/

BOEK 9

Het bevrijden

Zomer

HET ZIJ GEZEGD

1

Deze avond is van Putten teruggekeerd van een korte
Indringende vakantie
Uitgeput maar monter zit hij aan tafel
Het is half juli het regent en de merel in zijn tuin
Zingt
Van Putten zijn zenuwgestel heeft het de afgelopen
Vijf dagen zwaar te verduren gehad

Maandag jongstleden stapte van Putten in alle vroegte
Op de trein om laat in de middag te arriveren op het
Vakantieadres van zijn aanstaande zijn kinderen
En hun vriendin
Vroeg in de avond spoedde zijn aanstaande zich
Huiswaarts daarmee van Putten alleen latend
Met zijn dochters en hun vriendin

Hun vriendin schijnt hem wat drukker toe dan
Normaal gesproken
Voortdurend laat ze op platte zelfs wat grove
Wijze boeren en scheten
Alles wat ze onderneemt gaat schonkig nonchalant
En ruw
Daarbij lijkt ze geen enkele rekening met haar
Omgeving te houden
Van Putten voelt zich er niet prettig bij
Hij weet niet wat hij moet doen
Van Putten kent hun vriendin te lang om
Aanmerkingen op haar gedrag als zinvol te zien
En ze is zo intens met van Putten zijn dochters
En van Putten zelf ook heeft hun vriendin zoveel
Verdriet gedaan dat hij haar gedrag wel gedogen
Moet

Tijdens haar lange monologen over van alles en nog wat
Kan van Putten haar nauwelijks in de ogen zien

2

Hun vriendin wrijft voortdurend hard
Met haar hand over haar kin en wangen
Haar gezicht daarbij regelmatig verwringend
Tot een grimas
In hoog tempo drinkt ze een paar biertjes
Hun vriendin laat de flesjes met klappen
Op de tafel neerkomen en praat met luide stem
Gelukkig wordt haar geluid vermengd met de
Stemgeluiden van zijn dochters die bezig zijn
Te gaan slapen
Van Putten voelt zich verward
Vier dagen hemel en hel op aarde

Afwezig schenkt van Putten zich een bourbon in
Van Putten rolt zich een sigaret met daarin wat
Lichte kruiden
Door het luide praten van hun vriendin heen
Luistert hij naar de hem omringende onbekende
Geluiden
Van Putten weet hoe zwaar het de komende
Dagen worden zal
Dat zal heel zwaar zijn
Van Putten zou willen dat hij thuis was
Tegelijkertijd ervaart van Putten lichte berusting
Beseffend dat juist die berusting hem door de
Komende dagen heen moet helpen
Van Putten nipt van zijn bourbon

Van Putten is gevangen in zijn zelf gesponnen web
Van Putten vindt dat hij daar vrede mee heeft

3

Van Putten kijkt naar hun vriendin die
Luidruchtig in het keukentje een glas wijn
In te schenken staat
Van Putten denkt aan zijn verleden
Aan het verlies van jeugd en schoonheid
Aan het merkwaardige feit dat wat eens
Begerenswaardig was dat nu niet meer is

Hun vriendin draait zich naar hem toe
Knijpt haar ogen dicht en zegt met lage stem
Iets over haar buurman thuis
Iets woedends en kwaadaardigs
Iets
Weet van Putten onmiddellijk
Betreffende al het onrecht dat hun vriendin
In haar leven is aangedaan
Niets heeft ze aan die woede kunnen veranderen
Waar het onrecht betreft en de woede die dat onrecht
Oplevert is vechten daartegen zinloos

Van Putten mijmert even over de woedes die
Hij zelf kent
Hun vriendin steekt een nieuwe sigaret op terwijl
De oude nog in de asbak te branden ligt
Ze merkt het niet
Ruim twee pakjes sigaretten zal ze toch wel roken
Per dag
Meent van Putten

In zijn leven kent van Putten niet te veel woedes meer
Verbazing verwondering en van tijd tot tijd verbijstering
Hebben de overhand genomen
Een voldongen feit waar van Putten vooral het voortschrijden
Van zijn jaren dankbaar voor is

EN VAN PUTTEN WAS GELUKKIG

Wederom heeft van Putten zijn arbeid naast zich
Neergelegd naar hij hoopt nu voorgoed
Het onverwachte vertrek van IJsma heeft
Van Putten niet gebaat
De blonde germaanse man die naar haar gunsten
Lonkte heeft het roer overgenomen
Een misselijk makende figuur naar van Putten zijn
Stellige overtuiging

De strijd die van Putten tegen IJsma voerde heeft
Hem niets gebracht dan nog schrijnender onthechting
Kaarsrecht zit van Putten aan tafel
Hij drinkt een nobele whisky
Hij luistert naar
Ich Ruf Zu Dir Herr Jesu Christ
Van Putten bedenkt een plan

Het is avond en de wind draait rond zijn huis
Hij hoort het gelach van vrouwen op het pad
De merel in van Putten zijn tuin heeft zijn werk
Gedaan en laat zich niet meer horen

Deze morgen na zijn ziekmelding fietste van Putten
Bevrijd maar licht zorgelijk door de duinen en over
De dijk die hem naar het veerhuis Lands End brachten
Als in een droom herkende van Putten
De geur van de zee het golven van het pad
Waarover hij voortrolde
En de zomerbloemen op het duin en tegen de dijk

WERKEN MAAKT MOE

Mevrouw Leenschat van Bodegraven leest de avondkrant
Het is stil in huis Cesare springt spinnend
Op haar schoot
Mevrouw Leenschat van Bodegraven legt de
Krant weg en streelt Cesare
Mevrouw Leenschat van Bodegraven denkt aan van Putten
Hoe het met van Putten zijn zal en of hij zich
Niet al te druk maakt over niet al te belangrijke zaken
Zoals dat eeuwige werk van hem
Mevrouw Leenschat van Bodegraven glimlacht
Licht wrang

Dan staat ze op en loopt met Cesare op haar
Rechterarm naar het openstaande raam
Het is een juliavond en het is broeierig warm
Mevrouw Leenschat van Bodegraven kucht
Dan zet ze Cesare neer en sluit het raam

Mevrouw Leenschat van Bodegraven gaat
Opnieuw aan tafel zitten terwijl ze nog altijd
Aan van Putten denkt
Morgen zal ze
Besluit ze plotseling kordaat
Van Putten bellen om hem te vragen
Hoe het hem de laatste tijd vergaat

Dan ontdoet mevrouw Leenschat van Bodegraven
Zich van haar bustehouder die nogal knelt
Schenkt zich een goede cognac in
En verzinkt in een lange aangename mijmering
Over Cesare

DAAR GAAT VAN PUTTEN

Het is hoogzomer een ochtend laat in juli
Van Putten weet dat het zeer warm worden zal
Vandaag
Voorlopig is van Putten bevrijd van zijn arbeid
Hij kleedt zich luchtig en bereidt zich voor
Op een ontspannende fietstocht

Niet nauwkeurig meer weet van Putten hoe het verder moet
Hij heeft een plan ontwikkeld
Doch van Putten zelf zal de eerste zijn om te bevestigen dat het
Een vaag plan is en ontstaan uit een complex van rancuneuze
Gevoelens die van Putten nauwelijks onderdrukken kan en
Waarmee hij niet gelukkig is

Goed
Zegt van Putten dan tot zichzelf
Het is een vaag plan maar er moest iets gebeuren
En die rancune begrijpt van Putten ook wel
Van Putten gaat het om het zuivere

Onderwijl van Putten dit alles overdenkt
Heeft hij boeken bijeen gezocht
Een half stokbrood in zijn fietstas gestopt
De ochtendkrant opgevouwen
Wat tomaten en olijven met wat knoflook
In een nu afgesloten bakje gedaan
Dan hangt van Putten de fietstas aan zijn bagagedrager
En ontsluit het slot van zijn fiets

THEODOOR BRUMMING HEEFT ER GEEN WEET VAN

Het is avond
De zomerdag die zeer warm is geweest
Ontlaadt zich
Het regent en in de verte nadert het onweer
Theodoor Brumming zit op het balkon van
Zijn vrijgezellenflat
Zijn benen bungelen losjes over de balustrade
In het westen boven zee ziet hij af en toe
Het lichten van de bliksem

Theodoor Brumming leest een boek en drinkt
Een glas koel witbier
Plotseling barst hij in schaterlachen uit en
Onmiddellijk daaropvolgend slaat hij het boek
Dicht
Het onweer komt snel naderbij
Theodoor Brumming loopt zijn huiskamer binnen
En sluit de balkondeur

Hij gaat aan tafel zitten en knipt de bureaulamp aan
Hij legt een schrijfblok gereed
Dan gaat hij naar de keuken en schenkt zich een
Whisky in

Een half uur lang is het stil in de huiskamer
Van Theodoor Brumming
Theodoor Brumming zit diep over het schrijfblok gebogen
Zijn bril ligt links van hem
Nog steeds regent het
Het onweer is overgedreven

OP DE AVOND VOORAFGAAND AAN DIE DAG

Morgen op de dag van de eerste augustus in
Het jaar onzes heren tweeduizend en twee
Zal van Putten exact op het tijdstip waarop
Ochtend en middag zich van elkaar scheiden
Opnieuw de vriendelijke jonge bedrijfsarts
Bezoeken

Op de avond voorafgaand aan die dag zit
Van Putten aan tafel beneden in zijn huis
Waar door de geopende tuindeur het ruisen
Van de bomen alsmede glasheldere stemmen op
Het pad te horen zijn
Van Putten denkt na over een muziekje

Na een minuut of tien staat hij op en loopt
Naar de platenkast
Zorgvuldig kiest hij een plaat uit
Allein Gott in der Höh sei Ehr
Klinkt even later op in zijn kamer beneden
Onderwijl denkt van Putten aan de schoonheid
Van de vriendelijke jonge bedrijfsarts en aan
Gisteravond

Gisteravond las van Putten zijn afscheidsbrief
Aan de toen nog jonge vrouw Nerina die hij eens voor
Vele jaren zo toegenegen was en zij hem
Het was toeval dat van Putten de brief tegenkwam
Van Putten las de brief
En dacht aan jaren geleden

Dan opnieuw staat van Putten op
Hij loopt naar de platenspeler en licht
Voorzichtig de naald uit de groef
Dan schakelt hij de platenspeler uit
Om beter te kunnen luisteren naar de
Wind van juli naar augustus

DAN KNIPT DE KLEINE MAN HET LICHT IN DE BADKAMER UIT

Warme augustusregen valt neer op het
Oude dorp
De kleine man zit aan tafel de tuindeur staat
Open en hij denkt aan het bos
Ondanks het feit dat het vochtig en zeer
Zwoel is heeft de kleine man zich overdadig
Warm gekleed
Af en toe rilt hij een beetje

De kleine man beseft dat hij het bos niet meer
Betreden zal
In ieder geval niet in de hoedanigheid van
De kleine man
In dat opzicht bestaat de kleine man niet meer
De regen valt duidelijk hoorbaar neer in zijn
Tuin

De kleine man snuit omzichtig zijn neus en
Onwillekeurig beseft hij
Kijkt hij naar de telefoon die geen
Teken van leven geeft
Machtiger en machtiger daalt de regen neer
Dan staat de kleine man op

Hij loopt naar de badkamer en staande voor
De spiegel boven de wastafel kamt hij zorgvuldig
Zijn haar
Met zijn lippen bevochtigt hij zijn rechterwijsvinger
En strijkt zijn weerbarstige wenkbrauwen glad
Het is kwart voor elf de regen roffelt op het dak

MEVROUW LEENSCHAT VAN BODEGRAVEN IN GEBED VERZONKEN

Goede God Vader van hen die in nood zijn en
Die niet in nood zijn
Goede God ontferm U over van Putten
Wij vragen U dit vol deemoed en met
De grootst mogelijke terughoudendheid
Van Putten zou ons streng over een en ander
Onderhouden mocht hij te weten komen
Welke de bede is die wij zojuist tot U hebben gericht
In de genade van Uw inzichten echter
Durven wij desondanks te schuilen bij U o Heer
Om op die wijze de toorn van
Van Putten te doorstaan
Heer bescherm ons
Hij weet niet beter
En een slechte inborst heeft van Putten niet
Doch zijn rechtschapenheid o Heer brengt hem
Telkenmale in groot en nodeloos gevaar

Vader en stichter van dit kleine onbetekenende dorp
Denkt U er eens over na
Wanneer U wat spaarzame tijd overheeft
Almachtige Vader
U kent van Putten
Hij zal niet buigen eerdat hij waarheid hoort
Dat zal hem breken
O Heer mocht U in de gelegenheid zijn
Doe dan iets
Wij houden van van Putten
En Heer wij zijn ten einde raad
Tenzij U zich over hem ontfermt

OPNIEUW UITGEVAREN

1

In de haven meert een vissersschip aan
Het is begin augustus en zwoel is het weer
Aan boord staat een forse jongeman op de
Voorplecht
Meeuwen cirkelen boven het schip
Het is heel rustig aan boord
Achter de ramen van de stuurhut
Staat de kapitein

Kalmpjes komt een ambulance de
Havenkade opgereden
Voor het zojuist aangemeerde vissersschip
Stopt de ambulance
Er stappen twee verplegers uit
De tweede draagt een koffer met snoeren
En meters
Ze hurken op de kade en spreken met
De forse jongeman
Na enige tijd wipt de eerste verpleger omzichtig
Aan boord en pakt de koffer aan
De tweede verpleger volgt
Achter elkaar aan lopen ze naar de stuurhut
De forse jongeman blijft achter

Op de havenkade is het bedrijvig
Er lopen mannen drukdoende rond en
Vrachtwagens rijden af en aan
Alleen meeuwen die zich daar wagen
Van een groot elegant gebouwd luxe zeiljacht
Worden de trossen losgegooid en het vertrekt
Langzaam op de motor

2

Snel komt een personenauto de havenkade opgereden
Om te stoppen naast de ambulance
Een man en een vrouw stappen uit
De vrouw draagt een plastic tas waarop de naam van
Een warenhuis staat gedrukt
Bovenop liggen washandjes handdoeken en ondergoed
Ze lopen
De man voorop
Naar het vissersschip

Op datzelfde moment opent zich de deur van de
Stuurhut
De kapitein komt naar buiten
De twee verplegers volgen hem
Even later klimt de kapitein van boord
Even wisselt hij wat woorden met de
Man van de personenauto

Nadat de eerste verpleger de achterzijde
Van de ambulance heeft geopend zet hij
De koffer binnen
Dan stapt de kapitein in
De eerste verpleger volgt hem en van
Binnenuit sluit hij de deuren

De tweede verpleger heeft de motor van
De ambulance gestart hij slaat de deur dicht
En stapvoets rijdt de ambulance de havenkade
Af

De man van de personenauto springt aan boord
De vrouw geeft hem het plastic tasje aan

3

Dan loopt ze snel naar de personenauto
Zonder om te kijken stapt ze in en rijdt
Hard de havenkade af

De forse jongeman gooit de trossen los
Weinige minuten later vaart het vissersschip
De haven uit
Meeuwen cirkelen krijsend met het schip
Mee
Op de havenkade is het bedrijvig als altijd

Nadenkend mijmert mevrouw Leenschat van Bodegraven zittend
Op een bankje aan de haven voor zich uit
En snuit omstandig haar neus
DE BRIEF IS NOG LANG NIET AF
Van Putten is niet ongerust maar zijn hart bonst zwaar
Het is half augustus negen uur in de avond
Van Putten tracht zijn onrust te verdrijven door middel van het
Schrijven van een lange gedetailleerde brief gericht
Aan de lange blonde germaanse man
Een brief zo duidelijk en openhartig dat de
Blonde germaanse man de schrik om het hart zal slaan
Mocht hij de brief ontvangen openen en lezen
Zo stelt van Putten zich dat voor

De wind doet de bladeren aan de bomen in de tuin van
Van Putten ruisen
Van buiten klinken stemmen op
Het gekrijs der kinderen van de buren
Is opgehouden
Van Putten zijn aanstaande is op bezoek
Bij zijn aanstaande schoonouders
Hun beider kinderen slapen
Van Putten past op

Van Putten is wat tot bedaren gekomen
Hij staat op loopt naar de keuken
En schenkt zich een grappa in
Dan opnieuw gaat hij aan tafel zitten
Van Putten draait zijn stoel lichtjes van de tafel weg
Om uit het raam te kunnen kijken
Vervolgens steekt hij een klein sigaartje op
En glimlacht vluchtig
Even nog beziet van Putten het schrijfblok
Dat voor hem ligt dan sluit hij het schrijfblok
En schuift het terzijde

EEN KONINKLIJKE FAMILIE MOET DAT ZIJN ZOVEEL STAAT WEL VAST

1

In grote haast en zonder enige aarzeling schrijft van Putten
Opnieuw een woedende maar desondanks ingehouden brief
Deze maal aan de directeur van het bos
De noodzakelijke beheersing kost van Putten geen enkele
Moeite
Van Putten meent dat des te onderkoelder hij zijn bevindingen
Weergeeft hoe wranger en schrijnender zijn persoonlijke
Waarheid over het voetlicht zal komen

Men zal van Putten gelijk moeten geven vermits hij de juiste
Bewoordingen ook daadwerkelijk vindt
Van Putten voelt zijn gezicht gloeien
Zijn hart bonst opgewonden
Maar resoluut en regelmatig
In een tempo dat iets hoger ligt dan gewoonlijk
Van Putten stevent duidelijk ergens op aan

Van Putten kijkt naar zijn glas dat leeg is
Even zit hij besluiteloos
Dan staat van Putten op en loopt de trap af naar beneden
In de keuken met de vrolijk gekleurde lichtjes schenkt hij
Zich een whisky in
Onwillekeurig kijkt hij naar de fabrieksklok
Die in zijn keuken hangt

Van Putten neemt zijn glaasje van het aanrecht
En gaat opnieuw naar boven
In het halletje ziet hij dat zijn huissleutels
Niet op hun plaats hangen
Even aarzelt van Putten
Dan gaat hij de trap op

2

Van Putten zet zich aan tafel en slaat het
Schrijfblok waarin hij zijn woedende maar
Desondanks ingehouden brief zat te schrijven
Achteloos dicht
Dan schuift hij het schrijfblok van zich af

Van Putten knipt de beeldbuis aan
Het is vrijwel elf uur en van Putten
Gaat zijn favoriete serie zien
Een familie epos met alleen maar echte mensen
Echte mensen die van Putten in zijn arbeidend
Leven zo node mist

Van Putten hoort de hondenuitlaters op het pad
Achter zijn huis
Hij slaat zijn rechterbeen over zijn linkerbeen
Het is elf uur
Van Putten is al zijn woede en narigheid vergeten
Het begint

TUREND NAAR DE BOMEN LOSJES OVER DE BALUSTRADE GELEUND

Zeg nooit wat je denkt zoon
Neem een voorbeeld aan de boom mijn jongen
Men hoort hem ruisen maar wat denkt de boom
Dan weet niemand Theodoor
Niemand
Later Theodoor wanneer je
Volwassen zult zijn
Denk dan nog eens
Over deze woorden na
Slaap fijn jongen

Brumming zit mijmerend aan tafel
Met een milde uitdrukking die zijn gezicht prettig siert
Staart hij bewegingloos naar het plafond
De gehele avond al is Brumming diep in gedachten
Verzonken
De gehele avond al staat de deur naar het balkon open
Glasheldere maar nauwelijks te duiden
Avondklanken stromen zijn huiskamer binnen

Plotseling wendt Brumming zijn blik van het plafond af
En gaat rechtop zitten
Uit het sigarenkistje neemt hij een fijn sigaartje
Brumming schouwt tevreden zijn kamer rond en
Steekt het sigaartje op
Tegelijkertijd probeert hij zich zijn lange mijmering
Te herinneren
Vreemd genoeg wil het onderwerp zich niet meer
Uit zijn geest losmaken
Dan begeeft Brumming zich ontspannen naar het balkon

VOLKOMEN

1

Het is een heerlijke zeer warme zomerdag
Van Putten maakt een fietstochtje over het
Voormalige eiland dat hem zo na aan het hart
Ligt
Van Putten voelt zich vrij en verlost van zorgen

Onderwijl hij de Akkerweg wil verlaten om
De weg naar Vatrop in te slaan bedenkt hij zich
Plotseling

Van Putten keert om en rijdt naar de ingang
Van het kerkhof dat rondom de kerk gelegen is
In de schaduw van de bomen is het weldadig
Van Putten zet zijn fiets op slot in de nabijheid
Van een robuuste motor

Dan loopt van Putten het pad op dat naar de
Ingang van de kerk leidt en ziet dat de deuren
Open staan
Er hangt een bordje naast de ingang
Expositie staat erop geschreven in heldere grote
Moderne drukletters
Zwart op wit

2

In volle gemoedsrust treedt van Putten het kerkje binnen
Er zit een vrouw aan een tafel die beladen is met boeken
Thermoskannen en formulieren
Van Putten loopt op de vrouw toe en stelt zich kort voor
Even later betaalt van Putten haar een euro
Hij groet de vrouw en gaat het kerkje verder bezichtigen
Van Putten voelt zich uitstekend
Geen oog heeft hij voor de sculpturen noch voor de
Schilderijen die aan de muren hangen

In vergelijking met de temperatuur buiten is het koel in
De kerk maar toch behoorlijk warm
Van Putten voelt het
Zweten echter doet van Putten niet
Integendeel de warmte doet hem goed

Wanneer hij even schuin achter zich kijkt ziet van Putten
Een man en een vrouw die al pratend bij de vrouw aan
Tafel gaan zitten
Door het schip van de kerk loopt van Putten op naar
Het altaar
Voor vijftig cent zou van Putten een kaarsje
Mogen branden leest hij
Van Putten doet het niet

3

Rechts van het altaar ziet van Putten een
Verlichte trap die naar beneden leidt
Even later staat van Putten in een crypte
Met ook kunstvoorwerpen en wat oude
Primitieve stenen sarcofagen
In de crypte is het werkelijk koel
Wat kil zelfs
Onwillekeurig huivert van Putten
Snel gaat hij de trap op
Bovengekomen is zijn lichte beklemming
Totaal verdwenen
Als van Putten roerloos even te bekomen staat
Wenkt hem de vrouw aan de tafel vanuit
Het achterschip
Of van Putten een kopje koffie zou willen
Gebruiken roept ze zachtjes
De man en de vrouw zitten er nog

Van Putten zet zich aan tafel en krijgt zich
Een kopje koffie ingeschonken
Hij stelt zich kort voor aan de man en de vrouw
Vervolgens luistert hij ontspannen naar het
Gesprek dat zich vervolgt

4

Vrijwel onmiddellijk is van Putten zeer ingenomen
Met de twee
Een intelligente welbewust eenvoudige
Welbespraakte man
En zijn liefhebbende vrouw beiden zo een tien jaar
Ouder dan van Putten vaak maken ze tochtjes op de motor
In het weekeinde
Kerken hebben hun interesse
De vragen die ze stellen aan de vrouw van de koffie
Bezitten grond en met verve en genoegen kwijt de
Vrouw van de koffie zich van haar taak
Van Putten voelt een allesomvattende liefde in zich
Opwellen voor de drie bij hem aan tafel
Een opwelling die hij zich met een glimlach toestaat

We gaan zo maar weer eens rondkijken zegt de man
Terwijl hij dat zegt kijkt hij naar zijn vrouw en zet
Zijn koffiekopje neer
Zouden wij misschien de toren mogen bezichtigen
Om uit de trans te kunnen kijken
Dat vindt de vrouw van de koffie geen probleem
Mijn man heeft iets met transen voegt de vrouw
Van de man van Putten toe
Dan staan de twee op
De kunstvoorwerpen latend voor wat ze zijn
Om het kerkje nader te beschouwen

5

Van Putten kijkt ze even na en vraagt
Aan de vrouw van de koffie
Weet u of kroonprins Wilhelm die
Zoals u ongetwijfeld weet
De pastorie even verderop bewoonde
Hier ook ter kerke ging
De vrouw van de koffie bekent ruiterlijk
Dat ze het niet weet
De koffie was lekker dank u zegt van Putten
Ik denk dat ik maar eens boven ga kijken
Van Putten zegt de vrouw van de koffie gedag
En begeeft zich naar de hal waar zich de ingang
Tot de trap in de toren bevindt

6

Het is zeer schemerig onder aan de trap
Van Putten zoekt naar een lichtknopje
Maar hij kan het niet vinden
Dan gaat hij desondanks en omzichtig
De wenteltrap op
Na een lange klim bereikt hij de plaats waar
Het koor des zondags zingt
Van Putten kijkt uit over de as van het schip
Hij draait zich om en loopt opnieuw naar de trap
Om zijn tocht naar de trans voort te zetten
Na de derde bocht staat van Putten in het
Pikkedonker
Opnieuw zoekt hij naar een lichtknopje
Opnieuw vergeefs

7

Dan hoort van Putten stemmen van beneden
Voorzichtig stommelt hij de trap af
Plotseling gaat het licht op de trap aan
Van Putten hoort voetstappen
Even later ontmoet hij de man en de vrouw
We zijn op weg naar de trans zegt de man

Ik was ook al op weg antwoordt van Putten
Ik kon echter het lichtknopje niet vinden
En daarboven
Van Putten wijst omhoog
Is zonder licht geen hand voor ogen te zien
Dan gaan we met zijn allen besluit de man
Van Putten knikt

8

De drie vervolgen hun weg naar omhoog
De lange trap op
Bij tijd en wijle wist van Putten zich wat
Zweet van het voorhoofd
Na enige tijd bereiken ze een portaal
In het portaal hangt de grote bronzen klok
Indrukwekkend zo van nabij gezien
Meent van Putten
De vrouw vertelt hem een kleine historie
Betreffende haar man en een soortgelijke klok
In een andere kerk
Juist op het moment dat haar man met zijn
Knokkels tegen het brons tokkelde
Luidde dreunend de klok
Eenmaal

Ze schrokken zich een hoedje weet ze nog
Maar het was gewoon precies half vier

9

De man loopt rond en tracht uit de
Gemetselde open ramen te kijken die oplichten
Aan de oost en westzijde van het portaal
Daar echter bevinden zich houten blinden die
Aan de buitenzijden van de toren schuin aflopend
Op een zichtbenemende wijze bevestigd zijn
Het is moeilijk te zien allemaal zegt de man
Dat is jammer

10

In het portaal is nog een trap aanwezig
Naast de trap bevindt zich duidelijk zichtbaar
Een lichtknopje
De man duwt de schakelaar om en zegt
Kom we gaan kijken wat er hierboven
Nog is
Van Putten zet zijn fietstas neer naast de trap
Dan volgt hij de man de rechte open trap op
Die zonder leuning is
Op een zolder gekomen zegt de man
Terwijl hij naar omhoog kijkt
We zijn in de torenspits
Van Putten beseft
Als ook hij omhoog kijkt
Dat het waar is
Ook de vrouw is bovengekomen

11

In het schaarse licht dat het peertje geeft
Zijn twee gesloten luiken vaag zichtbaar
De man loopt op een van de luiken toe
Hij bekijkt het luik nauwkeurig en
Even later ziet van Putten hoe de man
Het luik ontgrendelt
Het luik zwaait open
Zeer helder zonlicht valt de torenspits binnen
Van Putten knippert met zijn oogleden
Daarna ziet hij het stof en de spinnenwebben
Van de torenspits

12

Van Putten loopt naar het geopende luik
Hij voelt hoe de warme augustuswind
Door de ruimte gaat
Vanuit het geopende luik ziet van Putten
Het droog gevallen wad
Prachtig vindt u niet zegt de man
Van Putten knikt ingetogen
Van Putten is overweldigd door wat hij
Ziet
De vrouw voegt zich bij hen
Van Putten voelt haar gezicht dicht bij het zijne
Hij voelt hoe aardig ze is
Hoeveel zij en haar man van elkaar houden

13

Ook dat meent van Putten zeker te weten
Juist nu op deze bijzondere plaats en
Hoe wonderlijk het is dat van Putten zich juist
Met hen in de torenspits bevindt
Kijk zegt de vrouw is dat niet het oude eiland
Het loopt tegen vier uur in de middag
Van Putten is gelukkig

WEG MET BOB HOFNAR

Het zal vijftien misschien zestien of zeventien
Jaar geleden zijn dat Brumming een schrijver leerde
Kennen die een succesvol toneelstuk geschreven had
Zijn naam kan Brumming niet zomaar aan de openbaarheid
Prijsgeven
Daarom noemt Brumming hem in het vervolg Bob Hofnar

Bob Hofnar bezocht af en toe een galerie
Waar gedronken en gerookt werd dat het een aard had
Een galerie die ook Brumming in die jaren regelmatig
Bezocht

Op een goede dag nodigde Brumming Bob Hofnar uit
Bij hem thuis om de vele gedichten die Brumming toen al
Geschreven had eens aan zijn kritisch oog bloot te stellen
Want ook van gedichten had Bob Hofnar verstand

Op een gure novemberavond kwam tot Brumming zijn
Verbazing Bob Hofnar daadwerkelijk hun eerder gemaakte
Afspraak na

Brumming troonde hem mee naar zijn duistere kamer boven
Hij gaf Bob Hofnar bier en zette een plaat op
Bob Hofnar bekeek zijn gedichten
En dronk stevig door

Na enige tijd zei Bob Hofnar
Dat is een mooie metafoor daar
Als ook die inversie lijkt me redelijk geslaagd
Brumming wist nauwelijks waarover Bob Hofnar het had
En toch wist Brumming meer dan genoeg

VAN PUTTEN LEEST ZIJN HOROSCOOP

1

Naam C van Putten
Geboorteplaats Scheveningen
Geboortedatum 05 01 1957
Geboortetijd 23 55 uur
Greenwichtijd 22 55 uur
Sterrentijd 06 uur
15 minuten
00 seconden

Uw verantwoordelijkheidsgevoel is groot
Een ware ploeteraar
Uw instelling is conventioneel en conservatief
U bezit zin voor orde
U bent materialistisch en uitermate praktisch
U wilt vormgeven
U bent geen lolbroek

U bent romantisch en zelfs tot mystiek geneigd
U bent vriendelijk en hulpvaardig
Bij tegenspoed raakt u gauw ontmoedigd
U gaat dan medelijden opwekken
U laat zich te gemakkelijk beïnvloeden
U bent spaarzaam

Uw verstand is logisch en kritisch
U bezit een uitstekend concentratievermogen
U heeft vastomlijnde opvattingen en
U bent een taaie volhouder

2

U bindt zich niet in de liefde en bent daarom
Niet altijd even trouw
Uw contacten missen diepgang
Avontuurtjes op snoepreisjes
Levensgenieter
Buitenlandse contacten
Reislustig
Wat narcistisch

U bent een zeer bedrijvig persoon
Eigenzinnig
Blinde ijver schaadt
Vaak gaat u roekeloos te werk
Ruwe bolster blanke pit
Kans op hoofdletsel
Strijdlustig

U heeft behoefte aan contacten die
Echter niet diepgaand hoeven te zijn
U bent een gezellige babbelaar
Sterk ontwikkeld gevoel voor rechtvaardigheid
Wat gemakzuchtig of lui
Duizeligheid

JA DAT IS HEEL GOED

Je doet het zeer naar behoren
Hoort van Putten zich tegen zichzelf zeggen
Blijf vooral net zo kalm als je de hele avond al was
Misschien is het ergste voorbij
Je bent wanhopig zeg je
Ach kom
Een dergelijk standpunt zal weinig helpen
De genade van de Heer is nabij
Wees opgeruimd en vrolijk
Dat maakt wel zo een prettige indruk op de mensen
Zij kunnen het niet helpen dat je wanhopig bent

Merk je trouwens ook dat het ergste
Wellicht voorbij lijkt te zijn
Het is rustig geworden op deze late augustusavond
De wind is gaan liggen

Je voelt het ook een beetje zeg je
En je gaat slapen
Zo
Besluit van Putten zijn monoloog

EN ZIJN GEZONDHEID BAART HEM LICHTE ZORGEN

Van Putten is de laatste tijd
Nu hij zijn arbeid opnieuw naast zich heeft neergelegd
Somber en terneergeslagen
Van Putten verzet zich hevig daartegen en neemt
Zeer regelmatig het wonderlijke Sint Janskruid tot zich
Maar of het hem ook werkelijk baat
Van Putten weet het niet

Het is begin september half tien in de avond
De tuindeur staat open
Buiten hoort van Putten het ruisen van de wind
Hij hoort kalme voetstappen op het pad naast zijn huis
Van Putten staat op en loopt naar de keuken om zich
Een verfrissend biertje in te schenken
Een hond schiet luid blaffend door de kalende struiken
Zijn tuin binnen
Van Putten hoort een kat hevig blazen

Opnieuw aan tafel gezeten vraagt van Putten zich
In gemoede af of arbeidzaamheid
Zoals dat door de mensen wordt gekend
Nog wel zin voor van Putten heeft
De laatste jaren heeft de arbeid van Putten niet
Veel meer gebracht dan narigheid en ellende
De ingehouden woede die dat tot gevolg heeft
Brengt spanningen te weeg waar van Putten
De laatste tijd ernstig onder lijdt

TOTDAT HET DUISTER INVIEL

Het lijkt een uitzichtloze situatie
De relatie tussen van Putten en zijn werkgever
Die van Putten acht en twintig jaar trouw gediend heeft
Is vrijwel niet meer te herstellen
Van Putten voelt zich onzeker waar het zijn
Toekomst zowel geldelijk als arbeidsmatig betreft

Van Putten zucht
Gelaten maar woedend tegelijkertijd is van Putten over wat hem
Naar zijn vaste overtuiging door zijn werkgever is
Aangedaan

De ongekende schijnheiligheid die zijn werkgever
Ten toon spreidt bijvoorbeeld en daarnaast het verlies
Van respectvolle omgangsvormen van meerderen met
Hun ondergeschikten doen van Putten kreunen van
Ingehouden woede

Van Putten slaat nog altijd niet met zijn rechtervuist
Op tafel
Maar hij zou het willen zo ondertussen

Nog altijd geen plan heeft van Putten tot zijn beschikking
Dat vooral vindt van Putten een ernstige zaak
Misschien zelfs is dat de ware reden voor van Putten zijn
Woede
Misschien heeft zijn woede in het geheel niet van doen
Met zijn werkgever
Misschien gaat het heel ergens anders om

Van Putten schenkt zich een cognac in
Dan staat hij op en loopt naar de openstaande tuindeur
In het donker starend denkt van Putten onwillekeurig
Aan de merel die hij niet veel meer nog dan een
Een maand geleden in zijn tuin beluisteren kon

ONDERWIJL DENKT VAN PUTTEN AAN EEN NIEUWE FELLE ACCURATE BRIEF

De zomer loopt langzaam ten einde
Misselijk makend vindt van Putten de nederige
Kruiperigheid waar veel van zijn collegae hun toevlucht
In menen te moeten vinden
In het bijzonder denkt van Putten aan de lange blonde
Germaanse man die het op die wijze wel bijzonder bont maakt
Onwillekeurig moet van Putten hem vergelijken met
Uriah Heep
Bij deze lepe heer diende een dergelijk doel in
Echter een houding ten opzichte van het leven
Bij de lange blonde germaanse man is
Echter niets anders waar te nemen dan pure minachting
Ten opzichte van zijn ondergeschikten welke minachting
Naar van Putten zijn stellige overtuiging
Gefundeerd moet zijn op een licht psychopathische inslag

Het inlevingsvermogen van de lange blonde germaanse man
Is groot
Groot waar het de inschatting betreft welke de reacties zijn die hij
Bij de gemiddelde werknemer te weeg brengt
Op die wijze kan hij hen van alles aandoen
Nooit zullen zij zich verzetten daartegen
Daar maakt de lange blonde germaanse man gretig misbruik
Van
Echter wat er in hem zelf omgaat en welke duistere machten hem
Drijven daar heeft de lange blonde germaanse man geen weet van
Liever houdt hij dat uit het zonlicht
Zodoende bezit de lange blonde germaanse man
Geen kennissen die hem oprecht toegenegen zijn
Van Putten bezit vele kennissen die hem oprecht
Toegenegen zijn en zo is dat

Van Putten heeft zich een calvados ingeschonken
Hij luistert naar het blaffen van een hond op het pad
Dat grenst aan de tuin van zijn huis
Dan loopt van Putten naar de geluidsinstallatie en
Even later luistert hij naar een cassettebandje van
Wijlen Kees Keeman
God hebbe zijn ziel

DAT WAS DONDERDAG VIER UUR IN DE MIDDAG

In de nacht van woensdag op donderdag neemt
De noordwestenwind in alle hevigheid toe
De storm stuwt de razend geworden golven
Hoog tegen de dijken op
Dan breekt de dijk ten oosten van het dorp
Onwetend van het leed en de verwoestingen die
Het te weeg zal brengen stroomt het zeewater
Met enorme kracht de polder binnen

Op het kerkhof worden de kisten uit de aarde
Losgeweekt en drijven botsend en stotend
Op de woeste stroom mee
Keukengerei kasten stoelen tafels kleding en
Beddengoed spoelen tegen de met schuim
Bedekte gehavende dijken aan

Overal zoeken mensen hoger gelegen plaatsen
De kerktoren de spoordijk de lagere school
Maar ook op zolders van hooischuren
Op de daken van de huisjes der dagloners
Zelfs in bomen
Alles hebben ze in alle haast achtergelaten
En wachten op wat komen gaat

Dan neemt de storm af om uiteindelijk volkomen
Tot bedaren te komen
In het bleke daglicht nu ligt bladstil het water dat
Het dorp volledig in de macht heeft
Onwetend hoe en wanneer de tocht
Voort te zetten

SECONDEN VAN NEGENTIENTACHTIG

Het is een zonovergoten zomerdag midden juli
In het jaar onzes heren negentientachtig
Een jonge vrouw gekleed in een strak hemdje
En een lichte spijkerbroek stapt in de bus
Lijn twee en dertig naar Huisduinen
De chauffeur heft zijn stempelapparaat
De jonge vrouw wacht en houdt haar beursje
Ter hoogte van haar buik met beide handen vast
De vingers uiteengespreid en met haar duimen
De achterzijde van het beursje steunend
Naast haar half in de schaduw verscholen staat
Nog een jonge vrouw ook zij wacht
Waarschijnlijk zijn ze samen

Het is bus vijfduizend zeshonderd en dertien
De ruitenwissers staan werkeloos tegen de
Grote voorramen gedrukt
De chauffeur is zo eind dertig hij draagt het pak
Van de busmaatschappij
Zijn stropdas heeft hij wat losser gestrikt
Zijn overhemd is vanwege de warmte wat
Vochtig geworden en plakkerig
Daarom zit zijn overhemd niet meer zoals
Het een goed buschauffeur eigenlijk betaamt
Maar het is hoogzomer en desondanks is hij
Een buschauffeur die zijn vak met liefde uitoefent
Dat is duidelijk waar te nemen aangezien
Hij slechts oog heeft voor zijn stempelapparaat
En het kaartje rechts voor hem
Niet voor de jongedames

Hij is lichtkalend en een rechthoekige chroomkleurige
Bril siert zijn geconcentreerd aangezicht
De tweede vrouw bezit een weelderige boezem
Ze draagt een diep uitgesneden T-shirt
Aandachtig beziet ze zijn handelingen
Verder is er geen mens in de bus aanwezig
Een Leyland-Den Oudsten

De kleine man opent de bovenste lade van het bureau
En legt de foto zorgvuldig terug
Een stille septemberavond ligt voor hem

HET IS VIER UUR IN DE MIDDAG

Het kopgroepje vlucht bocht na bocht omhoog
Kilometers achtereen gebeurt er niets
De bomen en bosschages heeft het achter zich gelaten
Het is drukkend warm
Kaal en rotsig nu is het waar het kopgroepje gaat
De bidons der deelnemers aan het kopgroepje worden
Veelvuldig naar de monden gebracht
De veelkleurige truien die het kopgroepje in zich bergt
Staan wijdopen

Het is midden september en hoog staat de zon boven
Het kopgroepje
Een ovalen schaduw
Die van ver af gezien
Langzaam omhoogkruipt over de oude slingerende weg
Naar de top van de berg
Een volgspot dwalend over een in duisternis gehuld toneel

Dan maakt zich een speldenknop los uit het kopgroepje
We komen weer dichterbij en zien een renner
Die een klein verzet razendsnel ronddraait
Onder zijn linkerarm achterom kijken
Mevrouw Leenschat van Bodegraven schenkt zich nog
Een kopje thee in en neemt een koekje uit de trommel

Het met eenvijfde geslonken kopgroepje kijkt niet op
Snel verdwijnt eens de deelnemer aan het kopgroepje
In een haarspeldbocht uit het blikveld nabij een oude
Verweerde boom kromgebogen door harde zuidelijke
Winden

VERVULD ALS BRUMMING IS DOOR SERENE GEDACHTEN

Het is een septemberavond voor het eerst deze zomer heeft
Brumming nu het avond is zijn balkondeur gesloten
Het werd wat kil
De vingers van Brumming voelen koud aan
Ook heeft Brumming de verwarming op twintig gezet

Brumming luistert naar het requiem
Het requiem dat Brumming eens de ondersteuning
Bood die Brumming nodig had op een heldere winterdag
Op welke Brumming besloten had de kamer te gaan witten
Terug gaat Brumming in de tijd

Alles is gereed de stoelen en tafels zijn afgedekt en van de
Muren geschoven
De plinten zijn afgeplakt
De potten verf staan op een schraag in het midden van
De kamer Brumming staat er licht wanhopig bij
Dan begeeft Brumming zich naar de platenspeler die
Zorgvuldig weggeplaatst volledig gebruiksklaar is
Brumming legt het requiem op de draaitafel en gaat aan het
Werk

Vele malen die middag draait Brumming de twee plaatkanten
Die het requiem beslaat om en om
Zo tegen de avond is het werk gedaan
Slechts de kamer inrichting moet nog in de oude staat worden
Teruggebracht

Die taak bestemt Brumming voor de dag van morgen
Onderwijl Brumming zich ontspannen naar de zitkamer begeeft
Dat is vele jaren geleden nu

MAAR JUIST VANAVOND VOELT MEVROUW LEENSCHAT VAN BODEGRAVEN ZICH WAT ONRUSTIG

Blijf bij mij Heer, want d’avond is nabij
De dag verduistert. Here, blijf bij mij.
Als and’re hulp m’ontbreekt, geluk m’ontvliedt
Der hulpeloze hulp, verlaat mij niet

Gedurende enige tijd bekijkt mevrouw Leenschat van Bodegraven de tekst op het
Spreukbord
Kalm laat zij de betekenis ervan volledig tot zich doordringen onderwijl zij een
kruidensigaret draait en zich een goede Schotse whisky inschenkt

De beeldbuis heeft mevrouw Leenschat van Bodegraven uitgezet het voetbal en de wielrensport
Nemen haar te veel in beslag meent ze
Maar mevrouw Leenschat van Bodegraven is zo dol op de sport
Mevrouw Leenschat van Bodegraven glimlacht
Uit haar platencollectie kiest ze zorgvuldig een van haar favoriete Bachcantaten
Vanavond valt die eer te beurt aan Allein zu dir Herr Jesu Christ

Mevrouw Leenschat van Bodegraven schopt haar schoenen uit en rolt haar panty
Af die wat kriebelt
Dan slaat ze haar rechterbeen over haar linkerbeen
Binnen een uur zal mevrouw Leenschat van Bodegraven haar bed opzoeken het is
Elf uur in de avond geweest
Morgenochtend komt haar financieel adviseur om gezamenlijk de geldelijke balans
Op te maken van het afgelopen jaar
Haar financieel adviseur is een bekwaam vakman aan wie mevrouw Leenschat van
Bodegraven voor reeds vele jaren het beheer van haar kleine vermogen heeft
Toevertrouwd
Naar volledige wederzijdse tevredenheid

1 Comment

  1. Heleen Kramp 27 april 2018 op 09:09

    Altijd weer leuk om te lezen. Ik mag van Putten wel en ook Brumming en mevrouw Leenschat van Bodegraven.

Reacties zijn afgesloten bij dit onderwerp.