Kees Engelhart – DAGEN VAN VAN PUTTEN | Boek 7 | Het afrekenen | Winter

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-1-dat-dient-zich-aan-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-2-de-kwaal-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-3-het-grauw-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-4-de-rook-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-5-een-pak-warmte-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-6-draden-herfst/

BOEK 7

Het afrekenen

Winter

VLUCHTIG GLIMLACHT BRUMMING

Het is kerstavond
Op de kamer boven heerst rust ondanks
De zware wind die kolkend ademt
En fluit en giert

In de kamer klinkt de eerste langspeelplaat
Op van een muzikant die weinig vreugde
Gekend heeft tijdens zijn korte leven

De eerste
Een meesterlijk plaat
Vol van melancholie en desolaatheid

Brumming geniet een nipje grappa staat op
En loopt naar het linkertuimelraam
Brumming ziet kale takken zwiepen
Allerhande verlichtingen in tuinen
Kerstbomen achter ramen
Het pad naast zijn huis dat leeg is
Waar grillige schaduwen bewegen
Vanwege lantaarnlicht en wind
Brumming draait zich om
En zet zich opnieuw aan tafel

Brumming drinkt zijn glaasje uit
Twee kleine slokjes nog
Dan denkt Brumming onwillekeurig
Aan zijn moeder

Brumming overweegt of hij wat kaarsjes
Zal ontsteken
Om nog iets aan de kerstgedachte
Bij te dragen
Al is het rijkelijk laat
Want niets dat aan kerstmis herinnert heeft
Plaats gevonden in Brumming zijn huis

GRAN PARTITA

Het is tweede kerstavond
Er wordt aangebeld
Van Putten opent de deur en zijn
Aanstaande schoonmoeder treedt binnen

Ze draagt een plastic tas bij zich
Zonde van de zalmsalade en de bietensalade
Zegt ze met hoge onzekere stem
Licht aarzelend staat ze in de hal
Dan gaat van Putten haar voor naar
De huiskamer alwaar ze de winterse bui
Van zich afschudt die haar even daarvoor
Getroffen heeft

Van de buurvrouw kreeg ik ook nog twee
Geopende blikjes kattenvoer
Die moet je wel morgen geven
Want ze zijn al anderhalve dag oud
Ze zijn bedoeld voor Snuf en Snuitje weet van Putten
Onmiddellijk
Zijn aanstaande schoonmoeder is bang dat ze niet
Genoeg te eten krijgen

Dan heb ik voor jou nog een fles witte wijn
Anticipeert van Putten onverbiddelijk
Een redelijke Appellation Contrôleé
Ik drink zelden witte wijn
Dat weet je

Van Putten hoort natte sneeuwvlagen tegen het
Raam slaan
Wil je wat drinken vraagt van Putten
Zijn aanstaande schoonmoeder slaat het aanbod
Af

Vervolgens begeleidt van Putten haar naar de deur
Niet vergeten van die blikjes voegt ze hem nogmaals toe
Dan gaat ze het duister in
Van Putten sluit de deur
En dooft het licht in de hal

Even later staat van Putten opnieuw in de huiskamer
Zorgvuldig kiest hij een muziekje uit
Dat past bij de dingen van de dag

EEN NIEUW JAAR VOL VAN VURIGE EN BEHEERSTE STRIJD MEER DAN WAARDIG

Het is nieuwjaarsavond
Van Putten zit aan tafel en luistert naar
De derde en daarmee laatste plaat van de
Toen nog zo jonge Engelse liedjesmaker die
Tijdens zijn korte onvervulde leven niet de
Erkenning vond waar hij recht op had
De erkenning die zich pas na zijn dood
Langzaam als een olievlek verspreidde
Maar hij
De jeugdige troubadour in het centrum daarvan
Was al vervlogen

Van Putten zucht eventjes
Ook hij heeft aan dat lot bijgedragen weet hij
Maar toen
Het is reeds vele jaren geleden nu
Is de jonge kunstenaar aan zijn aandacht
Ontsnapt
Zo gaan de dingen
Van Putten nipt van zijn brandy
Steekt een sigaartje op en ziet zijn kamer
Rond
De afgelopen avonden heeft van Putten zich
Onledig gehouden met het schrijven en telkens
Opnieuw corrigeren van brieven gericht aan
De directeur van het bos
Daarmee zijn het exact de brieven geworden
Die van Putten schrijven wilde
Bondig en uitgebreid algemeen en gedetailleerd
Gestileerd en puntig

VAN PUTTEN ZUCHT VRIJWEL ONMERKBAAR EN VANGT AAN

Het is maandagmiddag half twee
Het kerstreces is voorbij
De meisjes zijn naar school
Zijn aanstaande is aan het werk
Van Putten fietst over de dijk
Het is windstil en grijs
De temperatuur is om en nabij de zes graden Celsius
Van Putten is op weg naar Maritieme Herbergh Neptunus

Links van hem ziet van Putten een tafereel dat hij
Graag op breedbeeldfoto vast had willen leggen
Tientallen watervogels in een horizontale rij
Naast elkaar drijvend op vrijwel doodstil zeewater
Op een afstand van ongeveer vijftig meter
Schat van Putten
Daalt een gestalte de stenen trap van de dijk af

Vanwege zijn manier van voortbewegen in duidelijke
Samenhang met zijn lichaamshouding herkent van Putten
Onmiddellijk de man die nu voor reeds anderhalf jaar thuiszit
De man die bijna aan IJsma haar blinde heerszucht
Ten onder is gegaan
De man ziet van Putten en roept hem iets toe
Van Putten remt af en terwijl hij afstapt
Rust zijn blik even op de Razende Bol
Dan geeft van Putten hem een hand
Om naast hem op het witte bankje te gaan zitten
Ik heb gehoord dat je…
Begint de man hoopvol
Glimlachend

AH HEERLIJK ZEGT MEVROUW LEENSCHAT VAN BODEGRAVEN TEGEN NIEMAND IN HET BIJZONDER

Bevangen als mevrouw Leenschat van Bodegraven is
Door de zoete koorts die het kijken naar het World Embassy
Darts te Frimley Green nabij Londen bij haar teweegbrengt
Staat mevrouw Leenschat van Bodegraven langzaam op en knipt
De beeldbuis uit
Werktuigelijk loopt mevrouw Leenschat van Bodegraven naar
De platenspeler om de naald zachtjes te laten neerdalen in de
Eerste groef van het zesde concert voor strijkers van Alessandro
Scarlatti
Naar mevrouw Leenschat van Bodegraven vrijwel zeker meent
Te weten de vader van Domenico

Dat gedaan hebbende gaat mevrouw Leenschat van Bodegraven
De trap af om de verwarming wat lager te zetten
Vervolgens opnieuw aan tafel gezeten schenkt ze zich een goede
Schotse whisky in die tien jaar heeft mogen rusten
Mevrouw Leenschat van Bodegraven rolt zich een kruidensigaret
In gedachten vraagt ze zich af of Doppertje Kid het land van de
Kleine man al bereikt zal hebben
Even zit mevrouw Leenschat van Bodegraven te rekenen
Dan moet Dopper nu toch zo ongeveer zover wel zijn mijmert ze
Zachtjes hoorbaar voor zich uit
Morgen zal mevrouw Leenschat van Bodegraven een brief
Aan van Putten schrijven
Een kalme bemoedigende en opbeurende brief

De verwarming wil maar niet afslaan
Het is erg warm op de kamer boven
Mevrouw Leenschat van Bodegraven
Ontdoet zich van haar boezemhouder die nogal knelt

STAR

Van Putten zit moedeloos aan tafel
Hij twijfelt en voelt hoe het lange wachten
Hem vermoeid heeft gemaakt
Van Putten is onzeker deze avond en hij
Vraagt zich af of het zin heeft alles wat hij doet

Het is zeer warm op zijn kamer
Veel te warm eigenlijk hij zet de verwarming lager
Van Putten hoopt dat het snel over zal gaan
Want niet anders dan een vreugdevol en
Arbeidzaam leven wil van Putten leiden

Van Putten denkt aan de kleine man
Hij loopt naar het raam en kijkt naar buiten
Het pad naast zijn huis is verlaten
De kerstverlichtingen in de tuinen zijn verdwenen
Door de kale takken van de bomen heen
Ziet hij een enkele beeldbuis
Blikkeren

De verwarming is afgeslagen
Van Putten mijmert over mevrouw Leenschat
Van Bodegraven als hij zich opnieuw
Aan tafel zet
Over wat zij ten aanzien van zijn toestand
Concluderen zou

Alles sal regkom
Dat zou ze zeggen weet van Putten
Even glimlacht hij
Niet bitter

DAN HEEFT VAN PUTTEN DE RUIMTE VERLATEN
WAARIN HIJ EVEN DAARVOOR NOG VERTOEFDE

Van Putten zet zijn zwartlinnen pet recht
Maakt kleine handgebaren die de indruk
Moeten wekken ingetogen handgebaren te zijn
Zijn jas dichtritsend spreekt hij met zachte
Stem over de dingen die hem woedend maken
Door dat zachte moet zijn stem bedaard lijken
En doordrenkt van mildheid

Van Putten maakt melding van zijn teleurstelling
Van zijn vaste wil om dat wat eens goed was
In ieder geval dat wat er nog van over is
Te behoeden voor verder verval

Van Putten staat zeer langzaam op om de schijn
Te vermijden dat hij angstig zou zijn
Waar van Putten klaarblijkelijk bevreesd voor is
Dat stelt hij onmiddellijk vast

Even kijkt van Putten uit het raam alsof hij afgeleid is
Door twee wandelaars die passeren
Maar van Putten is niet afgeleid
Het is lichte verwarring weet van Putten als hij zijn
Zwarte handschoenen van het bureau neemt
Waarvan de beide duimen al geruime tijd
Stuk zijn

Van Putten ziet de deur die hij binnen luttele seconden
Openen zal om weg te gaan
In gedachten ziet hij de gang achter de deur
De gang die van Putten dromen kan
Die altijd
Zopas nog
In de was is gezet dag na dag
Week na week
Maand na maand
Jaar na jaar

Zonder dat van Putten dat wil proeft hij de geur van verval
Die door de muren van eens dit fort is binnengeslopen
Onzichtbaar weet van Putten
En niet meer te bevechten

HET IS HALF TWEE IN DE MIDDAG

1

Ik denk jij vindt de dagen zo lang zegt ze
Ja maar je hebt volkomen gelijk schatje antwoordt
Van Putten
Onmiddellijk daaropvolgend draait ze zich om

Hooghartig
In een lichtblauwe gescheurde prinsessenjurk
Met om haar middel een rode doorzichtige
Halsdoek geknoopt
Schrijdt ze naar het raam
Pfoe
Snuift ze

De kleine man buigt zich opnieuw over
De biografie waarin hij te lezen zat
Een uitgave van zo ongeveer vijftig jaar oud
Schat hij
Over de door hem bewonderde beeldschone
Zangeres die zo jong gestorven is
De zangeres die de kleine man zoveel
Troost en fantasieën heeft gebracht
Er staan vele fotografieën in het boek
In volle aandacht bladert hij ze door
De ene foto is nog mooier en sprekender
Dan de andere
Het is een jong verleden weet van Putten
Maar oneindig ver weg eveneens
Het verleden van vlak voor zijn jeugd

Dan stuit van Putten op de laatste foto
Die van de zangeres
Die tevens een meer dan middelmatige
Pianiste was
En diverse prijzen in concoursen gewonnen had

2

Genomen is
Bijna vijftig jaar geleden nu

Het is een portretfoto zwart wit
Gemaakt door Douglas Glass
In april negentien drie en vijftig
Even stokt de adem van Putten in de keel
Hij ziet onmiddellijk dat ze weet
Dat de ziekte niet meer te keren is
Hoe zij dat trots en sereen ondergaat

Ze is mooier dan ooit
Een en veertig is ze

In een spel van licht en schaduw is
De blik in haar linkeroog helder en krachtig
Die in haar rechteroog dof en afwezig
Haar kastanje bruine licht golvende haar heeft
Ze naar achter gekamd
Met misschien alleen van achter een paar haarspelden
Ingestoken
Onzichtbaar voor het kunstlicht
Dat vallend over de achterzijde van haar kapsel
Een zachte schaduw veroorzaakt die als
Glanzend licht over haar voorhoofd valt

Op de zachte plek tussen haar ogen zijn
Vederlicht toegebrachte krasjes te zien
Eerste tekenen van naderende ouderdom

Van Putten zucht
Onderwijl hij vluchtig maar teder haar portret kust
Kijkt hij tegelijkertijd tersluiks naar het raam
Dan slaat hij het boek dicht
En staat op

DAN STAAT VAN PUTTEN OP EN SCHENKT ZICH EEN BRANDY IN

God heeft van Putten nog niet verlaten
Toch voelt hij zich eenzaam en vermoeid
Het is avond
Van Putten denkt na over de ontmoeting die hij
Deze middag had met de hoge personeelsfunctionaris
En IJsma

Bij binnenkomst in het kantoor van de hoge personeelsfunctionaris
Staat IJsma erop zijn jas aan te nemen
Vreemd glimlachend
Welk voorstel van Putten beleefd weigert maar ze staat erop
Van Putten kijkt even naar de hoge personeelsfunctionaris
En laat vervolgens IJsma maar begaan
IJsma vindt van Putten ziet er getekend uit

Van Putten weet niet meer precies wat voor kleding ze droeg
Misschien toch een bruinbeige T-shirt
Met een jakje daar overheen
Van Putten weet het niet meer

Rustig en licht aangedaan vertelt van Putten
Opnieuw de erge dingen die naar zijn mening
IJsma op stelselmatige wijze ten toon spreidt
Af en toe vonkt IJsma
Slikkend beheerst ze zich ternauwernood
De hoge personeelsfunctionaris ontwikkelt
Al snel rode vlekken in haar nek
Van Putten heeft met iedereen te doen
God heeft van Putten nog niet verlaten
Maar beschamend allemaal is het wel

NET ZO SNEL ALS HIJ GEKOMEN WAS

De man met de boosaardige ogen komt onverwacht toegelopen
Hij is geheel of in ieder geval half gek
Kortom een onprettige figuur om mee om te gaan
De rechterhand van Doppertje Kid glijdt
Vrijwel onmerkbaar naar zijn rechterholster
Het is een zachte winterdag in de nog jonge polder

Snerend gromt de man met de boosaardige ogen
Doppertje iets toe
Niet op reageren Lena mompelt Doppertje in zichzelf
Om direct daaropvolgend de melodie van Op Een Kangoeroe
Eiland vrolijk voor zich uit te fluiten

Onwillekeurig moet Doppertje denken aan het gipsen beeldje
Dat hij eergisteren in de pawnshop heeft gekocht voorstellende
Een knappe gezette waarschijnlijk Chinese vrouw die
Duidelijk poserend haar linkerhand achter haar hoofd houdt
De rechterhand stevig in de rechterzij
Ze draagt een ragfijne doek die haar rechterboezem onbedekt
Laat en weinig van haar weelderige
Vormen verhullen doet
Integendeel zelfs
Haar haar heeft ze strak samengebonden tot een knot
Haar ogen zijn geloken
Waar zal hij haar neerzetten
Mijmert Doppertje

De dagen lengen weer
De vogels zingen weer

Plotseling is de man met de boosaardige ogen totaal verdwenen

OP WEG NAAR DE HEMEL DAT STAAT VAST

1

Tussen het publiek dat in de bibliotheek
Samengekomen is om te luisteren en kijken
Naar jeugdige voordrachtskunstenaars valt
Van Putten direct een wonderschoon
Gestileerd kapsel op dat hoog uittorent
Boven de verder hoogst modale haardrachten
Die van Putten aldaar aanschouwen mag

Het is Rie weet van Putten onmiddellijk
Als bij toverslag maar waar is Toon
Toon is niet aanwezig
Dat bevreemdt van Putten lichtjes
Maar evenzogoed veert zijn hart op
Rie die hij zo bewondert
Rie de onvolprezen schrijfster
Van het levensgedicht

Daar zit Rie bescheiden gehuld in acht
En zeventig jaar schoonheid
Eigenlijk is de bibliotheek te licht voor
Rie mijmert van Putten
Zijn fantasie gaat met hem aan de loop
Dromerig pakt hij Ovidius uit zijn rugtas
En levert hem in bij de balie
Van Putten hoort hoe het gedeelte voor
De pauze wordt afgerond en ziet hoe Rie
Opstaat vergezeld van kennelijk een
Vriendin want samen lopen ze op naar
De trap die naar de koffiehoek leidt

2

Van Putten raakt in gesprek met een
Jonge vrouw die van Putten na aan het
Hart ligt hoewel hij haar nauwelijks kent
Hij hoort en ziet hoe zwaar ze het heeft
Niet veel is er dat van Putten kan doen
Aandachtig probeert hij naar haar te
Luisteren maar af en toe droomt hij weg

Ook vraagt van Putten zich af of hij haar
Uitnodigen zal voor een kopje koffie beneden
Welke vraag van Putten met een volmondig
Ja beantwoorden kan
Maar het komt er niet van
Toch blijven ze makkelijk samen

Van Putten heeft iets dat vrouwen
Openhartig en vertrouwelijk met
Hem doet zijn
Dat weet van Putten
Maar wat kan hij doen

Onderwijl ze al pratend de bibliotheek
Verlaten en de koffiehoek passeren ziet
Van Putten vanuit een ooghoek Rie
Aan de koffie zitten
Samen met haar vriendin
Links van Rie heel dichtbij
Aan een andere tafel ziet
Van Putten een stoeltje vrij

Van Putten loopt naar buiten en zegt
Dag tegen de leuke jonge vrouw die
Nu flink haast heeft

3

Als hij haar nakijkt terwijl ze wegfietst
Bergt van Putten zorgvuldig zijn
Fietssleuteltje in zijn binnenzak
Om
Als was het voor het eerst
Opnieuw de bibliotheek te betreden

In een vloeiende beweging zet van Putten
Zich even later neer naast Rie en haar
Vriendin
Ontspannen bestelt van Putten een kopje
Koffie en rommelt wat in zijn rugtas

Van Putten voelt zich uitstekend
Duidelijk kan hij het aangename gesprek
Dat Rie voert met haar vriendin verstaan
Niet te opvallend kijkt van Putten naar Rie
Van Putten verlangt naar de lente

Rie verhaalt makkelijk en beeldend
Kaarsrecht zit ze
Eindelijk is van Putten in haar nabijheid
Zichtbaar doet het hem goed
Een baken van rust en gratie is Rie
Haar haar is werkelijk bijzonder

Nauwelijks durft van Putten te denken
Aan hoe begeerlijk Rie moet zijn geweest
Een gedachte die hij zich niet toe kan staan
Niet wil hij Rie onteren
Noch Toon rivaliteit aan doen

4

Mache Dich Mein Herze Rein bidt van Putten
Hij kijkt uit het raam en ziet hoe jongelingen
Op rijplankjes meesterlijke capriolen maken
Die regelmatig mislukken
Maar nooit geven ze op

Het loopt tegen half vier
Zullen we nog een kopje nemen Rie
Vraagt haar vriendin
Rie twijfelt prachtig

Van Putten ziet hoe het is gaan regenen
Een fractie van een seconde meent hij
De zin van alles te begrijpen
Heerlijk voelt van Putten zich op dat ogenblik
Ook omdat hij weet dat hij het zich
Op elk gewenst moment zal kunnen
Herinneren
Even droomt van Putten weg

Dan staat Rie op
Van Putten ontwaakt
Hij kijkt op zijn horloge
Van Putten moet nog boodschappen doen
Om het avondmaal te bereiden

Als genodigden genieten wij de koffie gratis
Hoort van Putten Rie tegen haar vriendin
Zeggen die meteen haar portemonnaie weer
In haar schoudertas wegbergt
Gehaast verlaat van Putten de koffiehoek
Dan kennelijk bedenkt hij zich nog iets en
Keert op zijn schreden terug

5

In mijn haast zou ik nog vergeten u te
Betalen zegt hij tegen de koffiejuffrouw
Glimlachend antwoordt ze
Dat is dan een euro
Van Putten betaalt en als hij over zijn
Schouder kijkt ziet hij nog juist hoe
Rie en haar vriendin de trap opgaan

ZIJN ARBEID

Het is stil in huis
Brumming staart voor zich uit
In zijn rechterhand houdt hij een
Pen die hem niet bevalt
Hij moet even de trap op om een andere
Te halen
Brumming heeft er moeite mee
Hij kijkt naar het schemerlampje
Naar de kleurige batterij flessen op het
Aanrecht
Dan staat hij op

Hij heeft het volbracht en inderdaad de
Nieuwe pen
Een stiftachtig zwart schrijvertje
Doet hem onmiddellijk zweven over het
IJs zo zwierend dat hij bijna grinnikend uitglijdt

Brumming zet Bach op
Allein Zu Dir Herr Jesu Christ
Brumming voelt zich geweldig
Al zijn zorgen aan de kant

Buiten waait de harde noordwester
In huis is het twintig graden
Nog even en het wordt het lente
Brumming is in zijn element
Hij schrijft als een razende onderwijl hij luistert
Naar een luid blaffende hond
Vermengd met de wind en Bach

Grootse plannen heeft Brumming
Hij slaat de as van zijn mouw
Dan plotseling stopt Brumming
Met schrijven
Ogenschijnlijk zonder reden

EN ZET ZIJN BORD OP HET AANRECHT NEER

De telefoon gaat over
Van Putten neemt het laatste hapje
Van zijn avondmaal
Zijn aanstaande neemt op fronst even
In lichte verwondering haar wenkbrauwen
En zegt
Het is voor jou
Ene Durk

Van Putten neemt de telefoon aan
Inderdaad het is Ene Durk
De houder van de manege in het bos
Van de directeur

Ene Durk heeft van Putten al vele malen willen
Bellen om hem een hart onder de riem te steken
Het is er niet van gekomen
Maar nu heeft hij nieuws

Zonder verdere uitweidingen voegt hij van Putten
De volgende gedenkwaardige woorden toe

Er heeft een vechtpartij plaatsgevonden
De directeur van het bos heeft IJsma overgeplaatst
Naar een ander gedeelte van het bos

Even laat hij een stilte vallen
Kom terug zegt Ene Durk
Doe het voor de kleine man

De adem stokt van Putten in de keel
Achter de schermen van het bos heeft
Iets plaatsgegrepen
Iets waarvan van Putten onmiddellijk zeker weet
Dat hij de ware toedracht van het gebeurde nooit zal kunnen
Achterhalen

Het lijkt er op dat IJsma een zware slag
Is toegebracht
Nauwelijks bekomen van de schok vraagt van Putten
Wanneer de overplaatsing plaats zal vinden
Vier maart zegt Ene Durk
Van Putten meent engelen te horen zingen

THESE FOOLISH THINGS REMIND ME OF YOU

Het is avond
De kleine man zit aan tafel
Hij luistert naar Mozart want hij houdt van Mozart
Naast weinig andere interpreten
Vooral vanwege Ingrid Haebler

De kleine man drinkt een goede bourbon
Puur
De zuidwesterstorm van de afgelopen dagen
Lijkt wat te zijn afgenomen

In het bos zijn de wilde dieren mijmert de kleine man
De kleine man glimlacht van verlangen en kijkt
Onwillekeurig naar de telefoon
Het is half elf
Vrijwel achteloos glijdt de avond voorbij

De kleine man beseft dat het erg warm geworden is
Op zijn kamer
Hij loopt naar beneden om de verwarming wat lager
Te zetten

In de hal beneden valt zijn oog op het houten sierbord
Waarop in sierlijke letters geschreven staat
Gij Zult Mij Leiden Door Uwen Raad

In de huiskamer draait hij de verwarming lager
Filosofie is wetenschappelijk gezien onzin
Dat mompelt de kleine man plotseling halfluid voor zich uit
Dan gaat de kleine man opnieuw de trap op
Zachtjes zingend

OM VAN PUTTEN BIJ TE STAAN IN DIE ZWARE UREN

En weet je nog wie ik ben
De kalende man van midden veertig
Reikt van Putten de hand en kijkt
Hem verwachtingsvol aan
Van Putten voelt dat hij driest moet zijn
En zegt
Bedoeld enthousiast
Gerrie
Nee
Het is Rob zegt de man

Het duizelt van Putten
Daar tegenover hem staat zijn oudste neef
Die hij
Van Putten rekent het snel uit
Zeker dertig jaar eerder vijf en dertig jaar
Niet heeft gezien
Onherkenbaar

Het is druk in het speeltuingebouwtje
Rokerig en warm
Zijn neef straalt alleen maar goedheid uit
Van Putten voelt zich licht beschaamd
Alles wat van Putten in zijn leven heeft
Meegemaakt en gedaan lijkt plotseling futiel
Zijn neef die zo bang voor zijn vader was
Is uitgegroeid tot een vriendelijke man
Een eenvoudige hardwerkende man
En een goede vader
Van Putten weet het zeker

Van Putten is op een familiefeest
Zijn aanstaande en zijn dochters
Die vrijwel niemand van de aanwezigen kennen
Zijn mee

DIE JE DAAR IN HANDEN HEBT

Doppertje Kid leidt Fernando de tuin binnen
Het is avond zojuist is het duister ingevallen
Doppertje klopt aan de tuindeur en wacht
Even later wordt de deur geopend
Dag de kleine man zegt Doppertje Kid
Voordat ik binnenkom wil ik je eerst
Vragen of je een bak water voor Fernando hebt
Het was een lange reis
Licht verward knikt de kleine man bevestigend

Een kwartier later zitten de kleine man en Doppertje
Tegenover elkaar en de twee glazen bourbon die de
Kleine man zojuist ingeschonken heeft worden geheven
Ik wist niet dat je in de buurt was Dopper begint de
Kleine man enigszins aarzelend
Waarom heb je mij dat niet even laten weten

Glimlachend pakt Doppertje Kid een verzegelde envelop
Onder zijn Stetson vandaan
Hij legt de brief midden op tafel en loopt
Naar de keuken om zijn bourbon wat aan te lengen
Met water of heb je ook ijsklontjes misschien de
Kleine man vraagt Doppertje

Het spijt me Dopper mompelt de kleine man onderwijl
Hij de brief van de tafel pakt en nauwkeurig bekijkt
Mevrouw Leenschat van Bodegraven heeft mij gezonden
Voegt Doppertje de kleine man toe het was een lange
Tocht en bar waren de weersomstandigheden
Alles sal regkom moest ik je zeggen
Om je gerust te stellen en verder staat alles in de brief

WAARSCHIJNLIJK HEEFT VAN PUTTEN HAAR LIEF

Weer zit van Putten in de wachtkamer van de vriendelijke
Vriendelijke jonge bedrijfsarts
Van Putten leest geen tijdschrift
Van Putten kijkt uit het raam naar de parkeerplaats
Daar gaat de deur van de spreekkamer langzaam open
De vriendelijke jonge bedrijfsarts nodigt van Putten uit
Binnen te komen
Ze ziet er voortreffelijk uit

Als de vriendelijke jonge bedrijfsarts achter haar bureau is gaan zitten
Hangt van Putten zijn leren jek op aan de staande kapstok
Links naast de deur
Onmiddellijk breekt het haakje geluidloos af
Zijn jek ploft op de vloer
Die is niet van al te beste kwaliteit meent van Putten halfluid
De vriendelijke jonge bedrijfsarts staat verbaasd op
Loopt op van Putten toe
Bukt zich
En raapt het haakje lachend van de vloer

Hoe gaat het vraagt ze even later als ze opnieuw
Achter het bureau is gaan zitten terwijl ze het
Haakje links van zich neerlegt
Van Putten doet haar het verhaal van de
Plotselinge overplaatsing van IJsma
De vriendelijke jonge bedrijfsarts is zichtbaar verrast
Herstelt zich en zegt
Gefeliciteerd
Daar kunt u uw voordeel mee doen

Graag zou ik aanstaande maandag opnieuw naar
Kantoor willen gaan zegt van Putten
Dat lijkt de vriendelijke jonge bedrijfsarts een uitstekend plan
Ze begint wat papieren in te vullen
Van Putten kijkt uit over het drukke verkeersplein
Schuin achter haar

BRUMMING KIJKT NAAR DE BEELDBUIS

Het begint een beetje een rommeltje te worden
Met Brumming zijn papieren
Brumming wil almaar andere dingen doen
En de stapels groeien maar

Hij kijkt er wel naar Brumming
Maar hij doet er niets aan
Brumming zegt
De goden doen hun werk niet naar behoren
En dan lacht Brumming

Brumming drinkt interessante dranken
Dat is vanwege de sensaties die ze te weeg brengen
Zegt Brumming dan steevast

Koffie daar vooral is Brumming gek op
Maar voor nu hoort hij de regen die slaat tegen de ramen
Van de kamer boven
Waar Brumming aan tafel zit

DE KLEINE MAN HEEFT TREK GEKREGEN IN EEN KOPJE THEE

Het is maandagmiddag een uur
De kleine man betreedt het bos
Het bos dat hij vijf maanden heeft moeten missen
Het regent

De kleine man kijkt uit over de opbloeiende bollenvelden
Links van hem hij slaat het lange bospad in
Er is stilte rondom de kleine man zijn tred is veerkrachtig

De kleine man draagt een zwart jek
Een zwarte pet een zwarte broek
En zandkleurige wandelschoenen
De kleine man is in zijn element
Het is het bos van de kleine man

De kleine man is God dankbaar dat hij
Heeft mogen terugkeren in het bos
Hij ziet de sneeuwklokjes aan het einde van hun reis
En narcissen in volle bloei
Weldra zal de lente bezit nemen van het bos

De kleine man denkt aan de bankjes
Waarop hij zich koesteren zal in de zon
De dagdromen die hij plegen zal onder
Koelte schenkende berken
Langzaam raakt de kleine man in luttele extase
Hij is gelukkig

Daar ziet de kleine man door de nog kale takken
De contouren van een hem zo bekende boerderij

ALLEIN GOTT IN DER HÖH SEI EHR

Van Putten heeft een onrustige avond
Niet goed weet hij waarom dat is
Hoe zal het met IJsma zijn denkt van Putten
Op haar kantoor nu ver van het zijne
Zijn kantoor dat hij zeer binnenkort
Opnieuw betreden zal
Waar hij Bach luisteren zal
Onderwijl hij rapporten schrijft

Van Putten staat op en loopt naar het raam
Het pad achter zijn huis is stil en leeg
Een whisky zou van Putten willen genieten
Hij schenkt zich een whisky in
Nu zal van Putten IJsma niet meer spreken
Terwijl er niets tot klaarheid gekomen is

Van Putten denkt te horen dat het is gaan regenen
Nogmaals loopt hij naar het raam
Maar het is niet gaan regenen
Stilaan begint van Putten zich wat aangenamer
Te voelen van Putten gelooft dat hij IJsma een beetje
Missen zal

Uiteindelijk is van Putten volkomen kalm geworden
Hij herinnert zich en hoort de stem van zijn
Jongste broer
Van Putten droomt weg totdat de platenspeler afslaat
Dan staat hij op
En nu nog iets om deze avond te bekronen
Zegt van Putten met kordate zachte stem
Tegen niemand in het bijzonder