Kees Engelhart – DAGEN VAN VAN PUTTEN | Boek 6 | Draden | Herfst

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-1-dat-dient-zich-aan-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-2-de-kwaal-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-3-het-grauw-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-4-de-rook-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-5-een-pak-warmte-zomer/

BOEK 6

Draden

Herfst

ALLEIN GOTT IN DER HÖH SEI EHR

Het is een oktober
Aan de noordoostzijde van het bos
Wandelen de kleine man en een kleine vrouw
Wrokkig duwt ze een kinderwagentje voor
Zich uit
Hij loopt er ontspannen bij
Zijn handen losjes op de rug

Het waait hard en het is werkelijk herfst
Dan probeert ze hem te schoppen
Mild vrolijk ontwijkt de kleine man haar
En spreekt de kleine vrouw bedaard toe
Ze tracht hem met het kinderwagentje
Aan te rijden
Licht genietend danst hij rond

Links van hem ziet hij de nu strogele
Bollenvelden van het dorp even verderop
Ergens is ze heel erg knap het kleine vrouwtje
Dat enigszins tot bedaren lijkt te zijn gekomen

Hij haalt een zakje met boterhammen achter
Zijn rug vandaan
Hij gaat naast haar lopen en geeft haar
Een stukje brood besmeerd met een
Licht bruine substantie
Daarna wil ze nog een stukje
Hij begint te fluiten
Een stukje Bach

TWEE OKTOBER TWEE UUR IN DE MIDDAG

Het is twee oktober
Er staat vrijwel geen wind
Gestaag daalt de regen neer over
De noordoostzijde van het bos

Over het bospad dat naar de boerderij leidt
Lopen de kleine man en een forse jongeman
Met rood haar
Ze praten niet de kleine man loopt voorop
Her en der staat het bospad blank

De kleine man
Die een zwarte pet draagt en een leren vliegeniersjek
Zoekt de droge gedeelten naast het pad
De forse jongeman loopt onaangedaan
Dwars door de plassen achter hem aan

Het is kwart voor twee in de middag
Tien minuten later stappen ze een boerderij
Binnen de kleine man bestelt een beker koffie
De forse jongeman met rood haar pakt de beker
En slaat de koffie in een keer achterover
De kleine man bestelt nog een beker
Opnieuw slaat de forse jongeman de koffie
In een keer achterover

Dan staan ze op
De kleine man en de forse jongeman met het rode haar
Om de weg terug in te slaan
Die leidt naar het bospad
Aan de noordoostzijde van het bos

EN EEN SIGARET

1

Het is drie oktober
De zon schijnt en het waait hard
Aan de noordoostzijde van het bos
Bevindt zich de kleine man in het
Gezelschap van vijf dames en twee heren
Losjes door elkaar heen dwarrelend zijn ze
Op weg ergens naartoe

Een van de vrouwen voegt de kleine man
Lispelend toe
Die lange chirurg is een schoft
Hoe heet die chirurg vraagt de kleine man
Szell antwoordt ze onaangedaan
Zo heet jij toch ook zegt de kleine man verbaasd
Ja natuurlijk mompelt ze om te vervolgen met
Die lange chirurg mist een hand

Grote schaduwvlakken trekken over de bollenvelden
Links van hen
De kleine man voelt zich duidelijk op zijn gemak

2

Deze morgen nog was de kleine man gedurende
Een aantal uren te gast op de kamer
Van de directeur van het bos
Tijdens zijn aanwezigheid aldaar besefte
De kleine man dat het bureau van de directeur
Alleen uitzicht biedt op het zuidoostelijk deel
Van het bos

Een klein jaar had de kleine man
De directeur van het bos niet gesproken
Of gezien
De kleine man vond hem licht veranderd
Alsof hij verder van het bos was afgeraakt

Aan de ovale vergadertafel gezeten dronk
De kleine man twee kopjes zwarte koffie
Met een weinig suiker
Hij hoorde vaag de directeur van het bos
Met een zekere beslistheid debiteren
Wie niet buiten roken kan kan buiten roken
De kleine man keek dromerig uit over het bos
Nam een slokje koffie
En deed er het zwijgen toe

3

Nu is het drie uur in de middag
Op het lange bospad naar de boerderij zingt
De kleine man Zie Ginds Komt De Stoomboot
Uit Spanje Weer Aan
Een man die hem volgt breekt om de honderd meter
Een tak van een boom die hij al
Verder wandelend ontbladert

Een knappe ronde negroïde vrouw van
Midden veertig zegt tegen de kleine man
Ik wil dood
Zij zeggen niks tegen mij
Kijk antwoordt de kleine man haar
Daar zie ik de eerste contouren van de boerderij
Tijd voor koffie

EN WEL NU METEEN

De kleine man bukte zich
Het ventje schopte hem hard in het gezicht
Dat vind ik niet leuk zei de kleine man
Hij draaide de arm van het ventje op zijn rug
Totdat hij schreeuwde en de tranen
Hem in de ogen sprongen

Je hoeft alleen maar te luisteren sprak de kleine man
Alleen maar luisteren en geen gekke dingen doen
Hij duwde de arm van het ventje nog wat hoger
Anders kan de kleine man geen vriend van Maarten
Worden
Het ventje gilde het uit

De kleine man sloeg het bospad in onderwijl hij
Langzaam de kracht van zijn greep verminderde
Bedaard legde de kleine man een aantal eenvoudige
Zaken uit aan het ventje
Omdat zij zoals hij stelde
Alleen op die manier vrienden konden worden

Met de mouw van zijn rechterarm droogde
Het ventje zijn laatste hete tranen
De kleine man liet zijn linkerarm los
Het ventje sjokte vervuld van vreemde
Nieuwe inzichten achter hem aan

Aan de oostzijde van het bos gekomen
Zegt de kleine man licht verheugd
Kijk daar zie ik de contouren van de boerderij
We gaan koffie drinken

DIENT ELKANDER DOOR DE LIEFDE

Van Putten zit aan tafel
Hij is licht bevreesd dat hij het gedicht
Over bijvoorbeeld de jonge vrouw uit Dresden
Wanneer hij zeventig of tachtig is
Niet meer in zijn archief
Terug zal kunnen vinden
Zoveel heeft van Putten geschreven al
En zo gebrekkig
Naar hij stellig meent
Is zijn administratie

Hij denkt aan zijn aanstaande

Van Putten kijkt half naar de televisie
Hij heeft het begin van een gedicht
Dat hij eerder die avond op een kladblaadje
Neergeschreven heeft zojuist in zijn reguliere
Kladblok als aanvang van een gedicht opnieuw
Genoteerd
Met uitzondering van de titel die hij
Nog niet tot zijn beschikking heeft

Het is elf uur
Een oktoberavond
Hij sluit zijn ogen en ziet haar vormen

De afgelopen dagen was het zeer druk op kantoor
Van Putten is niet overwerkt verre van dat
Maar hij voelt
Hij meent dat zijn gaven
Lichtjes worden misbruikt
Daar is van Putten wat ontevreden over

Hij heeft haar lief

Hij zit wel lekker van Putten
De avond is vrijwel voorbij
Straks gaat van Putten naar bed
Nieuwe krachten opdoen

OPNIEUW ZET ZIJ DE TELEVISIE AAN

Mevrouw Leenschat van Bodegraven is wat
Lusteloos de laatste weken
Ze kijkt te veel televisie vindt ze
Voornamelijk komt dat door het voetbal
Weet mevrouw Leenschat van Bodegraven

Het is het voetbal dat haar intrigeert
De strijd
Het mannelijke
Het zweet
Het voetbal boeit haar zeer

Nu is het eindelijk stil op de kamer boven
Waar mevrouw Leenschat van Bodegraven
Te mijmeren zit
Zo kan het niet langer doorgaan meent ze
Ze heeft zinvollere dingen te doen des avonds
Dan aldoor te kijken naar het voetbal op
De televisie

Ze steekt een bastos op
En schenkt zich een calvados in

Het is een rustige oktoberavond
Even glimlacht ze als ze denkt
Aan de twee gedichten die
Gepubliceerd worden in het
Literaire tijdschrift
Gedichten waarvan zij zich
Niet meer herinneren kan dat
Zij ze aan het literaire tijdschrift
Heeft opgestuurd
Ze vindt het wel goed zo

Het loopt tegen half elf
Eigenlijk zou mevrouw Leenschat van Bodegraven
Verder moeten werken aan de ordening
Van haar papieren

HET IS VROEG IN DE AVOND

De directeur van het bos zit op de bank
In de huiskamer van zijn nieuwgebouwde
Luxueuze villa ten westen van het bos
Hij drinkt koffie kijkt naar het nieuws
En glimlacht naar zijn vrouw

Hij ziet er patent uit de directeur van het bos
Ook al heeft hij een zware werkdag achter de rug
Iedereen wil iets van de directeur van het bos
Laat oktoberlicht valt door de ramen binnen
Bedaard zet hij het kopje neer

De directeur van het bos is drie en veertig
Hij heeft aardig wat bereikt vindt hij
Daar mijmert hij genoeglijk over
Vage beelden trekken op de beeldbuis voorbij
De directeur van het bos sluit even de ogen

Hij hoort zijn vrouw de trap opgaan
De kinderen hebben ruzie tot tranen aan toe
De directeur van het bos staat op en loopt
Naar zijn welgevulde bar even twijfelt hij
Dan pakt hij de fles gouden Drambuie

De directeur van het bos knipt de televisie uit
Hij loopt naar de platenkast en weet
Waarnaar hij verlangt
De zevende van Bruckner
Een groots en majestueus werk

HET IS KWART OVER NEGEN

Eindelijk heeft IJsma van Putten
Precies waar hij zichzelf hebben wilde ook al is het
Dat hij dat nu pas zelf beseft
Van Putten is woedend uiterst beheerst en daarom
Zeer gevaarlijk er moet recht worden gedaan

Niet heeft van Putten voor dit pad gekozen
Van Putten is een vredelievend mens
Aan oproer en twist kent van Putten
Weinig tot geen waarde toe

Het is een laat oktoberavond van Putten
Zit aan tafel in het toverachtige huis van
Zijn aanstaande die naar de toneelvereniging is

Van Putten behoeft geen plan te ontwikkelen
De feiten liggen daar hij zal eerlijk
Openhartig en genadeloos zijn
Al moet de onderste steen boven komen
Heeft van Putten gezegd en hij meende het
En hij meent het nog steeds

Met een glimlach wordt van Putten zich er van
Bewust dat hij te luisteren zit naar
Randy Newman Rednecks van Good Old Boys
Toeval denkt van Putten gewoon toeval

Dan even later hoort hij Marie
Dromerig staart van Putten voor zich uit
Van Putten neemt een slokje calvados
De kat niest

VELEN HEBBEN DOORGAANS EEN ZWARE DOBBER
AAN IJSMA MAAR VAN PUTTEN NIET IN HET MINST

Het is woensdagmorgen kwart voor negen
Vier en twintig oktober het regent
IJsma gaat haar kantoor binnen
Ze groet haar secretaresse en vraagt naar de post
IJsma ligt in scheiding
Strak kijkt ze voor zich uit terwijl ze
Werktuigelijk de ziektebriefjes naar zich toe schuift
Van Putten heeft zich ziek gemeld code zes
Haar ogen schieten vuur
Binnensmonds sist ze iets

Ze staart uit het raam en ziet de werknemers
Door de hoofdingang naar binnen schuifelen
Ze denkt aan de beeldend kunstenaar
Liefde van haar leven die haar verlaten gaat
Waarom schikt hij zich niet naar haar regels
Ze houdt toch van hem even huilt ze harde tranen
Opnieuw leest ze de ziekmelding van van Putten
Ze zal hem vermorzelen klein maken totdat er
Geen spaan meer van hem over is
Altijd weer van Putten maar nu is het afgelopen
Al haar invloed en macht zal ze aanwenden
Alle belanghebbenden zal ze haar wil opleggen

In het kantoor schuin tegenover het hare
Is het stil donker en leeg
Ontspannen zit van Putten thuis aan tafel
Na een licht ontbijt genoten te hebben
Leest hij de ochtendkrant
En gebruikt genoegzaam zijn koffie

VANDAAR DAT IK HIER ZONDER AANKONDIGING VOOR JE STA

Doppertje Kid zit aan de bar van een kleine saloon
Hij denkt aan zijn nicht van wie hij zielsveel houdt
Zijn nicht die hij na het overlijden van tante Mien
Haar moeder
Nu ruim een jaar niet heeft gezien

Als de bartender even opkijkt van het glazen spoelen
Wijst Doppertje losjes naar zijn lege whiskyglas
Het is een laat oktoberavond hij hoort de najaarsstorm
Jagen over Mainstreet
Doppertje overweegt of hij plannen maken zal of niet
Zijn geldelijke omstandigheden baren hem geen zorgen
Maanden nog zou Doppertje in Cripple Creek
Kunnen blijven
Maar hij twijfelt

Na twee klappen vlak na elkaar van de halve klapdeuren
Staat er plotseling een rijzige vrouw in de zaak
Met in haar rechterhand een
Reiskoffertje
Doppertje staat paf
Het is mevrouw Leenschat van Bodegraven

Hallo Dopper roept ze terwijl ze op hem afstevent
Even later legt ze haar linkerarm om zijn schouders heen
Hij voelt als was het gister de rustgevende werking van
Haar machtige boezem
Hallo Dopper zegt ze nogmaals liefdevol
Er is een dringende kwestie die ik met je bespreken wil
En ik vond geen tijd nog om je te schrijven

NAAR ZIJN STELLIGE OVERTUIGING

Van Putten zit aan tafel
Een storm buldert rond zijn huis
Van Putten mijmert

Vanmiddag kwam hem iets ter ore
Dat zijn stoutste fantasieën verre overtrof
Zijn vrijheid zou voor de rest
Van zijn leven verzekerd zijn
Van Putten glimlacht stijfjes
Terwijl hij luistert naar de storm die
Nog meer lijkt te zijn aangewakkerd

Hij schenkt zich een grappa in
En kijkt genietend naar het glaasje dat hij
Onlangs heeft gekocht in de tweedehandswinkel
Samen met nog drie glaswerkjes
Die zijn bekoring weg konden dragen

In oude kranten gevouwen bracht
Van Putten ze veilig naar zijn huis
Waar ze nu afgewassen en glanzend
Voor zijn drankenverzameling
Op het aanrecht staan

Ten aanzien van vele aangelegenheden leidt
Van Putten een sober leven meent hij
Tot zijn genoegen kan hij zich moeilijk
Een spilziek mens noemen
Van Putten heeft niet veel nodig
Niet meer dan zelfbeschikking over
De uren die zijn dagen vullen

IJSMA VROUW UIT HET HOGE NOORDEN

IJsma vrouw uit het hoge noorden
IJsma
Die leeft met wrok en kilte in het hart
Die uit het veenland tot ons is gekomen
Die zwaarden uit minachting maakt
Die mensen gelijk iets als honden beschouwt
IJsma

IJsma vrouw uit het hoge noorden
IJsma
Zit in het atelier van haar man die
Haar verlaten gaat
Het is november een namiddag
Regen slaat tegen de ramen van het atelier
Links voor haar staat het portret
Van een jonge vrouw
Het portret is nog niet af
IJsma

Met ogen diep en zwart
Staart ze ernaar

IJsma vrouw uit het hoge noorden
Kom
Het is nog niet te laat
Alles is nog mogelijk
IJsma

Je huilt IJsma
IJsma
Je kunt niet meer veranderen zeg je
En er speelt iets door je hoofd
Iets van vroeger hoe het is gegaan
IJsma
Iets van toen je nog een meisje was
En van je vader en je moeder
IJsma
En de waterpomp buiten

HET REGENT NOG ALTIJD

1

Van Putten stapt af het regent flink
Daar is het huisnummer elf
Van Putten wacht even let goed op
Dan steekt hij de weg over
Aan de overkant zijn twee bruggetjes
Een brede voor automobielen
Een smalle voor voetgangers en fietsers
Het is zes november van Putten
Heeft een afspraak

2

Daar is de vriendelijke kleine vrouw
Om van Putten verder te begeleiden
Staat je fiets daar goed vraagt ze
Ik zal je eerst het huis laten zien
Wacht
Even de sleutels pakken
Van Putten is heel rustig en kijkt rond
Zo van de weg af gezien lijkt het een klein
Arbeidershuisje maar nu ziet van Putten
Dat er een heel gedeelte is aangebouwd
Hij hoort honden blaffen
En hij ziet geiten en schapen verderop
En een leuke groene woonwagen
Van Putten is verrukt

3

Ze gaat hem voor over het tuinpad dat
Naar de woonwagen leidt
Hier woont mijn dochter van zestien
Ze opent de deur
Van Putten loopt het trapje op
Want hij mag kijken

Geweldig vindt van Putten het
Een echt huisje helemaal in het klein
Vol meisjesdingen
En een aanrechtje
En een slaapkamertje
Van Putten zou er zo willen wonen
Het is erg warm in het woonwagentje
Hoewel er een raampje wijd open staat
Verspilling vanwege jeugdige onbedachtzaamheid
Schiet van Putten door zijn gedachten
Hij daalt het trapje weer af

4

De vriendelijke kleine vrouw wijst hem de
Broeikas en vertelt hem dat het weiland
Vlak achter het hek voor een fiks bedrag
Is verkocht
Een flinke lap grond dat ziet van Putten wel

5

Dan neemt ze hem mee naar het huisje
Dat inderdaad klein is en waar zich
Zoals van Putten weet mensen dingen
Hebben afgespeeld
Hierboven zijn nog twee grote slaapkamers
Zegt de vriendelijke kleine vrouw
Van Putten voelt een lichte niet onprettige
Spanning bij zich opkomen

6

Door de keuken en een aangebouwde gang
Die leidt langs hondenhokken een fietsenschuur
Alsmede een zeer grote werkplaats
Volgt van Putten haar de trap op
Naar haar appartement
Ik zou hier vaker moeten zijn zegt de
Vriendelijke kleine vrouw
De laatste tijd gaat het trouwens wat
Beter
Van Putten ziet een mooi blauw
Geschilderd en gelakt tweepersoonsbed
In de linkerhoek van het appartement staan
Op zijn hoede pakt hij de beker kruidenthee
Die de vriendelijke kleine vrouw zojuist heeft
Neergezet van tafel

7

Van Putten weet dat hij niet in de val zit
En toch lijkt het er een beetje op
Net als in films
Dat van Putten het meisje is
Dat in de val is gelokt
En de vriendelijke kleine vrouw
Een vileine man die haar in zijn macht heeft
En niets dan slechts in de zin heeft

8

Van Putten vertelt haar
Terwijl hij zich losmaakt van zijn bijgedachten
Hoe het allemaal zo gekomen is
En hoe het allemaal zit

9

Van Putten is de vriendelijke kleine vrouw
Toegenegen en zij van Putten

10

Ruim uur een later nemen ze afscheid

EVEN LATER

De vakbondsman schudt het hoofd
Je moet het tot een zaak maken van iedereen
Nee zegt van Putten
Ik wil geen hetze ontketenen
Het is mij een persoonlijke aangelegenheid

Op deze midnovemberavond
Slaan winterse buien op van Putten neer als hij
Zijn weg zoekt naar het vakbondskantoor
Waar hij zijn zaak voorleggen en
Bepleiten gaat

De vliet glanst donker onder de maan
Die telkens door gitzwarte en woest uitziende
Wolken verduisterd wordt
Regen en hagel teisteren van Putten
En stevige wind tegen

Daar passeert hij het huis van de
Vriendelijke kleine vrouw en de
Daartegenover in aanbouw zijnde
Tuchthuis voor de ontspoorde jeugd
Het is niet ver meer

Van Putten is op de weersomstandigheden gekleed
Hij draagt een zwartleren vliegeniers jack
Een schipperstrui daaronder
Een stevige rib fluwelen broek
Twee kleine gebreide herfsthandschoenen
En bovenop dat alles een zwarte pet

Zwart glimt het asfalt
Nauwkeurig naar van Putten zijn wens
Daar is het vakbondskantoor
Precies op tijd weet van Putten
Zoals altijd

BRUMMING SPRINGT OP ZIJN FIETS EN SNELT FLUKS NAAR LANDS END

Weet u wat het is
Het is dat in dit land iedereen meent zich
Met van alles en nog wat te moeten bemoeien

Op een bankje aan de dijk zit Brumming
Naast de man die voornoemde woorden
Ongevraagd en onverwacht tot hem richt

Brumming kijkt naar het oude eiland en de Razende
Bol het is windstil en de zee is spiegelglad
Het is maandagmorgen negen uur de
Vissersvloot vaart uit
Zes of zeven stevige vissersschepen
Naar Brumming zijn overtuiging
Goed voor een ruime vangst

Als Brumming even de ogen sluit ziet hij
De Nieuw Hoorn afvaren naar de oost
Om nimmer terug te keren
Deze zelfde morgen nog is er vers drinkwater
In vaten aan boord gebracht verkregen uit
De daartoe bestemde putten op het oude eiland
De wind staat goed
Tijd om het anker te lichten

U heeft volkomen recht zegt Brumming werktuigelijk
Nadat hij met een lichte schok uit zijn dromerij is
Ontwaakt
Het is waar
Bemoeizucht is des mensen eigen
Maar in deze contreien loopt het inderdaad
Aardig uit de hand
Ik dank u voor u welgemeende kritische noot
Maar nu helaas moet ik gaan
En ik groet u beleefd

MARITIEME HERBERGH NEPTUNUS

1

Van Putten zet zijn fiets tegen het
Witgeschilderde hekje en loopt de trap op
Van Maritieme Herbergh Neptunus
Het is dinsdagmiddag kwart voor twee
Er is slechts lichte bedrijvigheid op de
Havenkade

Het stamlokaal is geheel verlaten
Van Putten kiest zich een tafeltje bij het raam
Hij zet zijn aktetas op tafel en ziet een sloep
Matrozen richting Marsdiep varen de roeispanen
Niet altijd even gelijk wat duidelijk is te zien

Nog niet eerder heeft van Putten de uitspanning
Bezocht en zorgvuldig schouwt hij rond
Wat hij ziet draagt onmiddellijk zijn
Goedkeuring weg
Volledig naar de traditie ingericht en aangekleed

Van Putten ontwaart reddingsboeien olielampen
Zuidwesters interessante fotografieën aan de
Wanden en pront in het midden van de zaak
Een kloeke leestafel

Achter de halfronde toog is niemand zichtbaar
Van Putten maakt wat beschaafd geluid
Vrijwel terstond verschijnt er een vrouw zo eind
Dertig begin veertig vanuit de verlichte deuropening
Waarachter waarschijnlijk zich de keuken bevindt

2

Dank u zegt van Putten
Als de vrouw even later een klein dienblad
Voor hem op tafel zet
Het lijkt nog stiller dan
Even te voor
Zo helder is het neerzetten ervan te horen
De stilte echter beklemt van Putten niet

Gedachteloos werkt van Putten zich even
Later door stapels papieren die uit zijn
Aktetas komen heen
Hij maakt wat aantekeningen in een
Schrijfblok en vult aarzelend een envelop

De sloep heeft het zeegat niet verlaten ziet
Van Putten als hij even opkijkt
Enkele matrozen staan driftig gebarend
Rechtop in de sloep

Dan zwaait de deur open waarop een jonge
En een wat oudere man het etablissement
Betreden
Ze zijn heel levendig de twee
Ze nemen plaats aan de leestafel
Genoeglijk volgt van Putten het
Zich ontwikkelende gesprek

Ze willen wel een hapje eten menen de heren
Een bepaald soort knusheid heeft bezit genomen
Van Maritieme Herbergh Neptunus
Rechtop nu in de sloep staat hevig gesticulerend
Een man die niet gekleed is als een matroos

3

Dan opnieuw slaat de deur open
Een vrouw
Duidelijk gesteld op haar slankheid
En schoonheid haar smaak waar het strakke
Kleding betreft die vooral haar vormen goed
Uit doet laten komen
Van zo eind veertig begin vijftig
Treedt verend de gelagkamer binnen
Dag schat zegt ze
Tegen de vrouw achter de bar
Hoe is het met je

Van Putten begint zijn papieren bijeen te zoeken
De heren zitten geanimeerd babbelend te eten
Van Putten kijkt nogmaals uit het raam
De sloep is verdwenen
Van Putten klikt zijn aktetas dicht
Dan staat hij op pakt zijn portemonnaie
En loopt naar de bar

Even later ritst van Putten zijn lederen jek dicht
Zet zijn pet op
En groet de aanwezigen bij wijze van afscheid

Buiten gekomen snuift hij het verfijnde aroma van
Vers gevangen vis in combinatie met de geur van
Zeewater op even haalt van Putten diep adem
En voor enkele seconden sluit hij zijn ogen
Dan tast hij naar de sleutel van zijn fiets
Opent het slot
En rijdt zijn vrijheid tegemoet

DE KLEINE MAN ZIT THUIS

De kleine man zit thuis
Niets heeft hij om handen
Het is een novemberavond
Hevige onrustige wind ademt zwaar
Tegen de ramen van zijn huis

Hij denkt aan de directeur van het bos
De bollenvelden ten noordoosten van het bos
De contouren van het bos
En aan Hertha de allervriendelijkste vrouw

De kleine man is nu al voor een maand
Verstoken van de wonderen van het bos
Van wat hij daar dag na dag ontwaarde
Van wat hij het allerliefste deed
Wandelen
De kleine man wandelt graag

Nu kan hij niet meer wandelen
Want de kleine man is ziek
En zelf weet hij niet waarom precies
Maar het is voor de goede zaak
Daar is de kleine man van overtuigd
Zo is het hem door van Putten verteld
Maar hij mist het bospad
Dat hij zovaak liep

De kleine man luistert
In zijn rustige huiskamer
Waar de olielampen en kaarsen branden
Naar het aanwakkeren van de storm

ACH KOM TANTE

Dan zegt mevrouw Leenschat van Bodegraven
We gaan naar het theehuis om de hoek Dopper
Daar praat het wat rustiger
Doppertje legt wat kleingeld op de toog
Steekt zijn hand door haar
Uitnodigend uitgestoken arm
En daar gaan ze

Het is een kalme zonnige novemberdag
Er is weinig volk op de been
Een enkele postkoets sukkelt over Mainstreet
De hoefsmid zit in zijn schommelstoel
Op de veranda en stopt een pijpje

Wat zou er aan de hand zijn
Vraagt Doppertje zich in gemoede af
Mevrouw Leenschat van Bodegraven stapt
Stevig door

Dan zitten ze in het theehuis
Mevrouw Leenschat van Bodegraven bestelt
Twee koppen koffie en twee tompouces

Het zit zo Kid
Begint ze zonder inleiding
Ik maak mij lichte zorgen over van Putten
Opnieuw namelijk voelt hij zich geroepen
Onrecht te bestrijden
Wat ik in hem bewonder overigens
Maar op het moment dat ik windmolens
Begon te zien dacht ik onmiddellijk aan jou
Bedachtzaam legt Doppertje Kid zijn
Vijf en veertig op het smetteloos wit kanten tafelkleed

Aangezien jij alles weet van onrecht en vooral het
Bestrijden ervan Dopper
Bij jou voelde ik moest ik zijn

Doppertje voelt een droge onweerstaanbare
Hoest opkomen
En ietwat ongemakkelijk zegt hij…

MET CADEAUTJES

Van Putten zit thuis aan tafel het is laat november
Van Putten vraagt zich af hoe hij zich voelt
Morgen zal hij IJsma ontmoeten
Hij zal haar in nauwkeurige bewoordingen
Vertellen waar het wat hem betreft op staat

Van Putten nipt van zijn zeer oude jenever
Hij beseft dat hij wat in het ongerede is geraakt
Ook weet hij dat hij weinig zin heeft IJsma te
Ontmoeten
Niet enkel en alleen omdat de ontmoeting naar
Zijn mening zinloos is maar vooral omdat IJsma
Zoals van Putten haar kent
Een onaangename persoonlijkheid is
Om het maar omzichtig uit te drukken
Maar van Putten weet waarvoor hij staat
Hij gaat erheen

Het bevreemdt van Putten lichtjes dat hij
Door alle gebeurtenissen van de laatste tijd
Niet slechts door IJsma alleen zo is aangedaan
Het zal toch een soort woede zijn mijmert hij
Het moet een soort woede zijn
Van Putten zucht

Dan staat hij op en loopt naar de keuken
Twijfelt even en maakt vervolgens een flesje
Bier open
Het is laat november
Binnenkort komt Sinterklaas
Dat weet van Putten zeker

STARENDE IN PEILLOZE DIEPTEN

1

Van Putten en IJsma zitten aan tafel
Ze drinken thee
Het is drie uur in de middag en buiten
Schijnt de zon

De welbespraakte doch merkwaardig articulerende
Personeelsfunctionaris
Die van Putten zo na aan het hart ligt
Besluit zijn lange inleidende betoog met de woorden

Mocht er van enige bemiddeling sprake kunnen zijn

Niet veel vertrouwen daarin klinkt er uit zijn stem op
Wat niet vreemd is aangezien van Putten de
Personeelsfunctionaris een en ander een week geleden al duidelijk
Te verstaan heeft gegeven
Daar is geen begenadigd acteur aan verloren gegaan
Mijmert van Putten terwijl hij ademloos de verrichtingen
Van de personeelsfunctionaris beschouwt

Tersluiks kijkt van Putten naar IJsma
Ze zit er wat timide bij schijnt het hem toe
Onder deze omstandigheid kan ze niet vlammen
Zo sluw is IJsma wel
Van Putten beseft het
Ze kan geen onderdrukkende macht ontwikkelen
Op de haar zo vertrouwde basis van agressie en
Autocratie
IJsma is vleugellam

Maar onderschatten doet van Putten haar
Geenszins
Van Putten is zeer oplettend

Uit het raam ziet van Putten wandelaars voorbijgaan
Van Putten is volledig vergeten waaraan hij begonnen is

2

Plotseling probeert IJsma hem te verleiden
Tot een discussie op het persoonlijke vlak
Van Putten voelt haar feilloos aan
En straft haar met de woorden

Dit is niet wat ik van anderen heb gehoord
Waar het om gaat is dat mijn fatsoensnorm
Door jou met handen en voeten getreden is
Ik zegt van Putten zal de onderste steen
Boven doen laten komen om daarmee te
Bewerkstelligen dat ik op mijn werkplek
Terugkeer onder omstandigheden waarin ik
Met genoegen mijn arbeid verrichten kan

Even zwijgt IJsma
Dan zegt ze

Het is dus jij er uit of ik er uit
De aardige personeelsfunctionaris die al voor enige tijd
Stilgevallen is grommelt

Nu schuin aan de tafel gezeten zijn stoel wat
Naar achter geschoven zijn rechterbeen over
De linker geslagen maakt de personeelsfunctionaris
Aantekeningen in een kladblok dat hij
Op zijn schoot heeft gelegd
Ja antwoordt van Putten
Daar komt het op neer

Na de lange stilte die op deze woorden volgt
Begint de vriendelijke onhandige personeelsfunctionaris
Een omslachtig relaas over de eventuele
Rechtskundige gevolgen aangaande dit alles

Van Putten en IJsma lijken daarin
Nauwelijks geïnteresseerd

HIJ WEET WAT HEM TE DOEN STAAT

1

Maar om wie het mij werkelijk gaat
Zegt mevrouw Leenschat van Bodegraven
Terwijl ze haar theekopje neerzet
Is niet van Putten
Het is mij te doen om de kleine man
Je kent de kleine man toch Dopper

Doppertje Kid twijfelt zichtbaar
Pakt aarzelend zijn vijf en veertig van tafel
En zwijgt

Je kent hem Kid ik weet het zeker
Jullie hebben elkaar ontmoet nabij
De contouren van de Boerderij
De kleine man van het bos Dopper
Beschermeling van van Putten
Die nu zijn dagen in ledigheid doorbrengt
De wandelaar die nu gekluisterd thuiszit
Die ieder gebod van van Putten navolgt
Zonder precies te weten waarom
Gewoon omdat hij in van Putten gelooft

Doppertje kucht er begint hem iets te dagen
Vaag de omtrekken van een gezicht
Een schipperstrui een pet en een ribfluwelen broek
Ergens valt een theekopje van tafel

Ja ik geloof dat ik mij de kleine man herinner
Voegt Doppertje onmiddellijk na het schervengerinkel
Mevrouw Leenschat van Bodegraven toe fijn zegt ze

2

Mijn plan is dat jij de kleine man bezoeken gaat
Om hem een hart onder de riem te steken
Dat zijn vertrouwen in van Putten niet
Ongegrond is en dat hij geduld hebben moet

Je zult hem vinden aan de overzijde van de
Vliet in zijn huis ten noordwesten van het bos
Blijf een paar dagen bij hem
Neem de kleine man mee op Fernando naar de
Donkere Duinen en bij dag naar het strand
Op telkens dezelfde uren van de dag

Drink met hem iedere dag op exact dezelfde tijd
Koffie in het veerhuis Lands End of in Maritieme Herbergh
Neptunus
Neem hem mee naar het voormalige eiland naar Vatrop
Oosterland de Akkerweg de Waddenzeedijk
Ga met de kleine man naar de binnenlanden
Laat hem het kerkje zien te Valkkoog
Laat hem alle plaatsen zien die wij zo goed
Kennen Dopper
Begrijp je mijn plan

De kleine man behoort te weten dat de wereld
Groter is dan alleen de noordoostzijde van het bos
Dat hij zijn normale overdag tijden handhaven kan
Waarheen de kleine man ook gaat

Mevrouw Leenschat van Bodegraven zwijgt
Ze is gereed met haar betoog
Langzaam maar zeker is het Doppertje
Volkomen klaar geworden

MAAR DAN WEL BRILDRAGEND

Morgen laat in de middag zal van Putten
De directeur van het bos ontmoeten
Het is vroeg in de avond van Putten zit
Mijmerend aan tafel luisterend naar
Wachet Auf Ruft Uns Die Stimme
Hij drinkt er een glaasje brandy bij

Van Putten is zich aan het voornemen
Uiterst correct maar bovenal helder te zijn
Waar het zijn weergave betreft ten aanzien
Van de rampzalige invloed die IJsma
Naar zijn mening op het bos uitoefent

Merkwaardig genoeg is van Putten
In het geheel niet somber gestemd
Ten aanzien van de uitkomst van
Zijn ogenschijnlijk heilloze onderneming

Welke de gevolgen ook zullen zijn
Van Putten zal er op vooruitgaan
Nimmer in zijn leven heeft van Putten
Windmolens bevochten
Ook nu is dat niet het geval
Van Putten weet het zeker even glimlacht hij

Het is half tien van Putten heeft nog
Een lange fijne avond voor zich
Straks gaat van Putten de jonge fractieleider
Zien die de oude zo sluw verdreven heeft en
Zo sprekend lijkt op de directeur van het bos
Van Putten bereidt zich doorgaans zorgvuldig voor

MAAR HOE PIEKERT DE DIRECTEUR VAN HET BOS MAAR HOE

1

Het is woensdagmiddag kwart over vier
Langs de vliet fietst van Putten naar het bos
Om in het hoofdkwartier aldaar de directeur
Van het bos te ontmoeten
Van Putten voelt zich uiterst ontspannen
Zijn onzorgvuldig aangelegde archief
Betreffende de praktijken van IJsma heeft
Hij thuis gelaten
Niet nodig besliste van Putten op het laatste
Moment

Aan zijn linkerzijde ziet hij het bos
Vrijwel geheel kaal nu en gereed voor de
Winter
Even denkt van Putten aan de kleine man
Een vluchtige mijmering
Dan spitsen zijn gedachten zich opnieuw toe
Op de taak die hij binnen enkele minuten
Vervullen moet
Zal hij een klinkende openingszin repeteren
Nee
Van Putten besluit dat niet te doen

Hij passeert de slagboom die de weg naar het
Bos ontsluit
Daar is het hoofdkwartier de lichten branden al
Het loopt tegen half vijf
Bij de ingang aangekomen zet van Putten zijn
Fiets op slot
Veerkrachtig treedt hij binnen om vervolgens
De brede stenen trap op te gaan naar alwaar zich het
Kantoor van de directeur van het bos bevindt

2

Hallo van Putten begroet de directeur van het bos hem
Onderwijl hij met uitgestoken hand op van Putten
Toeloopt
Hoe is het
Een milde glimlach neemt bezit van het gezicht van
Van Putten en hij antwoordt
Teleurgesteld maar hoopvol en strijdvaardig

De directeur van het bos gaat hem voor naar zijn ruim
Bemeten kantoor
Ze zetten zich neer aan de grote ovalen tafel
De directeur van het bos biedt van Putten een koekje
Aan dat van Putten afslaat een en ander nader verklarend
Door de directeur van het bos mede te delen dat hij als
Kind al niet van koekjes hield
Maar merkwaardig genoeg wel van speculaas en daarom
Van pepernoten eveneens
Na nog wat inleidende luchtige plichtplegingen opent
Van Putten zonder omhaal het gesprek
Ik ben alle stations gepasseerd zegt hij
Voor mij is het einde van de lijn bereikt en
Het is betreurenswaardig dat ik hier zit
Ik ben hier aanwezig vanwege de fatsoensnorm
Die IJsma hanteert zoals u al geruime tijd weet
Dat is de kapstok waaraan ik mijn zaak ophang

Van Putten spreekt beheerst en kalm
De directeur van het bos merkt op dat van Putten
Alle schepen achter zich aan het verbranden is
Hij roemt van Putten zijn morele principes
Haalt zelfs Franciscus van Assisi erbij
Maar onthoudt zich verder van hoegenaamd welke
Stellingname dan ook

3

Maar oppert wel om er nog eens over na te denken
Niet alleen verschroeide aarde achter zich te laten
Als ik water bij de wijn zou doen antwoordt van Putten
Zou ik mij ernstig bezwaard voelen
Alsof hij op een brug staande iemand ziet verdrinken
Om zich vervolgens om te draaien en weg te lopen

Ik zou mij schamen voor het bos
In ieder geval voor het bos zoals
Ik het heb gekend
Niet zal ik mij laten verleiden tot bijvoorbeeld
Een andere betrekking in het bos
Zoals ik eerder zei
Ik ben alle stations gepasseerd
Mijn wens is dat het beter wordt in het bos
Wordt deze wens niet vervuld ik zal het bos
Met opgeheven hoofd verlaten
Het is de eenvoudige fatsoensnorm directeur van het bos
Mijn norm zoals ik denk dat mensen
Met elkaar behoren om te gaan
Van Putten zwijgt

Buiten is het inmiddels volledig donker geworden
Vanuit een ooghoek ziet van Putten een tuimelraam
Een tikje openstaan daartoe in staat gesteld door
Een rond waarschijnlijk leeg busje dat in de hoek
Van het raamkozijn het tuimelraam ondersteunt

De directeur is zichtbaar ongelukkig met de situatie
Hoe graag zou hij onmiddellijk een oplossing vinden
Maar van Putten eist nogal wat
Hij kan IJsma gewoon niet afvallen
Niet zolang zij zich in ieder geval
Tegenover hem zorgvuldig gedraagt
En zeker niet na alles wat hij haar
De afgelopen jaren heeft toegestaan

HAAR PAGAANSE DICHTKUNST

Vanaf ongeveer half tien vanavond
Wil Brumming nooit meer ergens anders zijn
Dan waar hij is

Brumming geniet van de even wonderlijke als
Aardse muziek die hij uitgekozen heeft
Brumming geniet van de negen waxinelichtjes
Die hij ontstoken heeft
Alsmede de kaars die voor hem op tafel staat

Het is half december maar Brumming heeft
De verwarming uitgezet
Het is warm genoeg op zijn kamer
Zijn schoenen staan links naast de tafel
Waaraan hij te schrijven zit

Brumming schrijft een brief aan iemand
Aan Walt Disney of Bach
Brumming is een merkwaardig man
Hijzelf zal de eerste zijn dat te erkennen
Twee maanden geleden is hij begonnen
Met het zich onrechtmatig toe eigenen
Van wegwerpaanstekers

Niet lang daarvoor heeft hij een zorgvuldig
Voorbereide poolexpeditie ondernomen

IJsland nog maar nauwelijks gepasseerd
Keerde hij weerom vanwege de
Winterkoningin die hem gebood
Naar haar te luisteren op zijn kamer boven

DAN VALT IJSMA IN SLAAP

IJsma waant zich veilig
Het is avond ze probeert zich te ontspannen
Vanuit haar gemakkelijke stoel kijkt ze
Over de bollenvelden
IJsma schenkt zich een glas witte wijn in
Het is stil in huis
De kat springt bij haar op schoot

IJsma mijmert
De directeur van het bos is in haar macht
Van Putten is machteloos
IJsma glimlacht

Het is begonnen met regenen
IJsma staat op en loopt naar de keuken
Even twijfelt ze
Dan stevent ze af op de kleine boekenkast
Ze pakt er een Joop ter Heul uit en
Gaat opnieuw zitten in de fauteuil
Bij het raam

IJsma steekt een sigaret op
Schenkt zich nog eens in
Anderhalf uur later schrikt IJsma wakker
Ze kijkt op haar horloge

Dan staat ze op en dooft de lichten
IJsma gaat de trap op naar boven
Ze kleedt zich uit en trekt haar nachtjapon
Aan het is koud in bed
Ze drukt haar lievelingsboek dicht tegen zich aan

GOD ALLEEN IS GROOT WEET VAN PUTTEN

1

De jonge arts loopt op van Putten toe en reikt
Hem haar hand die vergezeld gaat van een innemende
Glimlach
Het is woensdagmiddag half twee van Putten heeft
Stevig door moeten trappen om op tijd bij de jonge arts
Aanwezig te zijn
Hij had flinke wind tegen

Van Putten heeft zich sterk gemaakt voor zijn zaak
Veel heeft hij overwogen om melding van te
Maken
Vier of vijf voorbeelden zijn er overgebleven

De jonge arts heeft
Als van Putten tegenover haar zit en haar aankijkt
Een knap maar vooral leuk gezicht
Dat goed te lezen is
Uit het raam ziet van Putten het clubhuis
Van de scoutinggroep

Juist als van Putten zijn betoog wil beginnen
Zegt de jonge arts
Het wordt tijd dat uw werkgever een standpunt
In gaat nemen met daarbij de doelstellingen
Die uw werkgever voor ogen heeft om het geschil
Op te lossen

Van Putten is sprakeloos en zijn hart veert op
U heeft uw standpunt en doelstellingen al
Geruime tijd geleden helder en klaar verwoord

2

Het wordt tijd dat uw werkgever hetzelfde doet

Van Putten ziet ingewikkelde zaken als
Sneeuw voor de zon verdwijnen
Voorlopig althans beseft van Putten
Maar voor nu lijkt het op een kleine overwinning

Van Putten heeft niets behoeven uit te leggen
Noch nader te verklaren
Dromerig staart hij uit het raam en ziet
Een witte auto inparkeren waaruit een licht
Gezette dame stapt die in kennelijke haast
Naar wat plastic tasjes graait
Voor het eerst de afgelopen twee maanden
Voelt van Putten zich werkelijk gesteund

Ik zegt de jonge arts verklaar u arbeidsgeschikt
Met deze restrictie dat u uw werk pas dan
Hervatten kunt wanneer het geschil is opgelost
Het woord is aan uw werkgever

Mochten de zaken niet naar behoren verlopen
Dan kunt u mij daar ten alle tijde van op
De hoogte stellen

Heeft uw werkgever zijn standpunt en
Doelstellingen bepaald
Dan pas zal er een bemiddelaar worden
Ingeschakeld bij voorkeur een bemiddelaar
Uit onze gelederen
Voor die tijd doet u niets

3

Van Putten voelt en ziet dat de jonge arts het niet
Al te hoog op heeft met zijn werkgever
Hoewel ze dat liever niet prijs had gegeven
Maar ze is te open meent van Putten

Het is half drie de jonge arts staat op
En zegt
Evenzogoed prettige feestdagen
Opnieuw lacht ze van Putten innemend toe

Betoverd maar helder en aangenaam
Wenst van Putten haar hetzelfde toe
Dan verlaat hij
Nadat hij haar ten afscheid de hand heeft gedrukt
Haar kantoor dat gelegen is op de eerste
Verdieping van een der weinig statige
Gebouwen die de provinciestad aan zee bezit

Verlicht daalt van Putten de brede trappen af
Het is negentien december nog vijf dagen
Dan is het kerstmis
In de lunchroom van het warenhuis
Drinkt van Putten vijf minuten later
Een glas zuidvruchtenthee

Aan een tafeltje even verderop ontwaart van Putten
De moeder van een muziekleraar die van Putten
Eens goed meent te hebben gekend
Een baby begint te huilen