Kees Engelhart – DAGEN VAN VAN PUTTEN | BOEK 5 | Een pak warmte | Zomer

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-1-dat-dient-zich-aan-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-2-de-kwaal-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-3-het-grauw-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-4-de-rook-lente/

BOEK 5

Een pak warmte

Zomer

EEN AVOND MET DE BROER VAN MEVROUW LEENSCHAT VAN BODEGRAVEN

1

Ik ga naar huis
Mag ik jou nog een vraag stellen
Even alsjeblieft nog een vraag hee
Nou
Als je af en toe gewoon normaal bepaalde dingen in
Je hoofd heb zitten
Ik
Geestelijk ja bedoel ik dus
Wat voor dingen
Nou daar ga…
Nee ik praat er al niet meer over
Nou okee dan zal ik het herhalen
Wat voor dingen
Die een bepaalde ruimte
Okee je heb een bepaalde ruimte
Je gaat bepaalde dingen zoeken
En sommige mensen geloven dat gewoon
Gewoon op een gegeven…
Geloven dat gewoon
Okee
Is die ruimte groter
Is toch magrien
Als ik het aangenaam vind om met een mokkel
Van twee en veertig hoe heet het het nest in te duiken
Nou dan moet ik dat toch zelf weten
Laat ik het zo zeggen hee bal gehakt
Als die gozer een beetje ruimte heb
Speelruimte is heel klein op dat moment
Bal gehakt is te klein
De smeris zijn dur
De justi…
Is niet groter
Luister nou us een keer

2

Als je een beetje verstand in je harses heb
De stand politie justitie de hele
Binnenstad
Heb je dan wat gebruikt dan is dat jouw probleem
Dan hou je gewoon je smoel
Hou je smoel
Ja natuurlijk
Nu meteen in een klap vijftig tanden uit je smoel
Dat zijn frustraties
Nee wat wil je nou Hou je smoel Joh hou je
Of ik ram je smoel dicht
Ik praat met hem niet met jou
Nou nou hou je je smoel
Ja hoor ik trek mun jas aan ik ga naar huis
Het duurt te lang
Ik heb ut gezien
Als krijg je zo’n gigantische ram hee
Waarom
Ik doe mun jas dicht en ik ga naar huis
Dus ik mag er niet over praten
Djaus de mazzel
Besjoer ik ga doei
Maar dan had ik je nog moeten betalen
O
Wat ben ik toch ook een debiel hè
Ik had ut moeten weten
Ja lazer maar op
Eerst dit en dan…
Mag ik mun eigen verhaal nog een keer
Afmaken
Nog een verhaal vertellen
Meer niet
Hoef je mij toch niet om te vragen
Ik ga naar huis
Nou
Doei

WARME ZOMERAVOND

Hoe heeft van Putten hiernaar verlangd
Het late gelach uit de tuinen verderop
Het is halftwaalf de ramen staan open
Buiten is het nog wel twintig graden
De merel is gestopt met zingen
Hoe heeft van Putten hiernaar verlangd
Stemmen hoort hij vlak bij zijn deur
Voetstappen op de trap
Daar is zijn aanstaande
Onmerkbaar door de open tuindeur beneden
Binnengekomen
Zijn aanstaande gaat zitten en steekt een
Sigaret op

Van Putten loopt naar de platenspeler
Voorzichtig legt hij de naald in de groef
Selig ist der Mann
Iedereen bezit een prachtige uitvoering
Van Selig ist der Mann
Maar van Putten heeft de mooiste
Vindt van Putten
Zo zitten ze van Putten en zijn aanstaande
Al luisterend
Hoe heeft van Putten hiernaar verlangd
Er klinken stemmen op het pad
Het koor
Hoor het koor
Het vloeit

Van Putten zijn aanstaande tipt haar sigaret af
Van Putten kijkt naar haar

BRUMMING IS OP DE GOEDE WEG MAAR WERKELIJK
BEGREPEN HEEFT HIJ EEN EN ANDER NOG NIET

Voor een dichter is het verstandig alleen uitspraken
Van anderen te gebruiken
Zijn persoonlijke gemoed kan hij maar beter
Voor zichzelf houden

Brumming laat hetgeen hij zojuist opgeschreven
Heeft nog even op zich inwerken
Dan staat Brumming op en begeeft
Zich zachtjes neuriënd naar de keuken

De warmte van de afgelopen junidagen
Heeft zich deze dag ontladen
Wonderlijk geurden de bospaadjes
Na de regen

Brumming schenkt zich een glas wijn in
Brumming is uiterst zomers gekleed
Vooral bij zijn overhemd voelt hij dat zo
Het hangt heerlijk open en daaronder
Een van Brumming zijn fijnste T-shirts met knoopjes
Waarvan de bovenste twee los

Heel opwindend allemaal vindt Brumming
Brumming doet alvast wat lichten uit
Opent de tuindeur
En gaat aan tafel zitten

Dan pakt Brumming opnieuw zijn pen en schrijft
Nadat hij zijn wijnglas heeft neergezet
Zonder blikken of blozen
De warmte van de afgelopen junidagen
Heeft zich deze dag ontladen
Wonderlijk geurden de bospaadjes
Na de regen

OM VERVOLGENS EEN DEUGDELIJK PLAN
VOOR DE REST VAN DE ZOMER TE MAKEN

Op het moment zijn er conflicten
Noch spanningen die van Putten tergen
Hij is tot de slotsom gekomen juist die
Prikkelingen node te missen
Het zij gezegd

Van Putten bevindt zich in het huis van zijn aanstaande
Zijn aanstaande is naar het zwembad met Jolanda
Het tienerbuurmeisje en van Putten zijn dochters slapen
De kat zit onbewegelijk rechts van hem

Buiten zingen de late merels
Warme wind ruist door de bomen
De tuindeur staat open
Vanaf begin april heeft van Putten negen en
Twintig aangenaam zomerse dagen geteld

Het is vroeg juli
Nog vele warme dagen zullen volgen
Dat voelt van Putten gewoon
Het is half tien van Putten heeft zin om Bach te
Genieten
Muziek die bij de zomer past

Vele geluiden hoort van Putten van buiten
Wandelaars op het voetpad flarden van deuntjes
Al dagen geen helikopter gehoord
Het zal
Door de beginnende pilotenvakanties komen

Ook piloten gaan op vakantie
Naar Spanje of Italië
Dus is er minder motorgeronk boven van Putten zijn huis
En dat van zijn aanstaande
Straks gaat van Putten twee glaasjes grappa drinken

DE WIND MOET STIL GEVALLEN ZIJN

Het is erg warm geweest vandaag
Mevrouw Leenschat van Bodegraven rolt zich
Een kleine kruidensigaret
Mevrouw Leenschat van Bodegraven luistert naar de buitengeluiden En schenkt zich een grappa in

Het is een goede dag geweest vindt mevrouw Leenschat van Bodegraven
Vanmorgen fietste ze tegen harde warme
Oostenwind naar het haventje
Waar mevrouw Leenschat van Bodegraven haar bootje ligt

Onderweg vielen haar vooral de klaprozen op
Stevig doortrappend mijmerde mevrouw Leenschat van Bodegraven over
Klaprozen
Mevrouw Leenschat van Bodegraven
Doet haar bustehouder af
Die wat zweterig geworden is

Vrij snel nu donkert het buiten
In de verte hoort mevrouw Leenschat van Bodegraven de avondtrein
Die van of naar de provinciestad
Aan zee gaat
Acht kilometer verwijderd van haar woonplaats

Mevrouw Leenschat van Bodegraven is
Tevreden
Uit de tuinen hoort ze flarden muziek
Door de halfgeopende ramen ziet ze
Doodstil de boomtakken hangen
Mevrouw Leenschat van Bodegraven mijmert over al het geluk dat
Haar ten deel gevallen is
En de genadige dood die een en ander zal
Bestendigen

KAMPEREN OP WESTERLAND

Het is negen juli tweeduizend een
Van Putten zit in de kleine kampeerwagen
Aan tafel met zijn schrijfblok voor zich

Van Putten luistert naar zijn twee dochters die
Vol plichtsbetrachting en met veel succes
Pogen elkaar uit de slaap te houden

De woorden slaap en slapen moeten het
Afgelopen uur minstens honderdmaal
Te horen zijn geweest in het blauwe
Koepeltentje waarin zij uiteindelijk
Toch in slaap zullen vallen ook al hebben
De dochters van van Putten daar zelf
Niet het minste vertrouwen in

Van Putten kijkt naar rechts en ziet in
De aan de kleine kampeerwagen gekoppelde tent
Zijn aanstaande in bed liggen die als zo
Vaak een Maigret leest daarbij een
Doosje chocoladekoekjes snoepend
Want ze heeft een enorme knor
Vertelde zij van Putten zojuist

Het is stil nu slechts de Westerlandse wind
En de Westerlandse stilte zijn nog hoorbaar
De oudste van van Putten die de hele zaak voornamelijk
Gaande hield heeft hoogstwaarschijnlijk
Haar angst bezworen maar nog niet helemaal
Want zonder iets te zeggen klopt ze tegen het
Tentdoek van Putten en zijn aanstaande kijken
Elkaar even aan en zwijgen
Ondertussen schenkt van Putten zich een
Calvados in en schrijft alles op

OP EEN STORMACHTIGE AVOND NABIJ HET LUTJESTRAND

Vanmorgen om zeven uur ontwaakte van Putten
Het was een rustige zomerochtend
Nog geen teken van leven op de kampeerplaats
Waar het gezin waar van Putten deel
Van uitmaakt de vakantie beleeft

Na het lichte ontbijt begeeft van Putten zich
Met zijn oudste naar de speeltuin
Waar van Putten aan een grove houten tafel gezeten
Doet alsof van Putten wil gaan lezen
Maar in feite wenst hij niets anders
Dan zijn dochter ten dienste te staan
Mocht dat nodig zijn
Wat van Putten naarstig hoopt
Van Putten voelt de lichte onbestendigheid
Van het weer het is warm
Het begint harder te waaien
Dan voegt zijn aanstaande zich bij hem
Samen met haar jongste dochter
Dan stappen ze in het autootje
Om naar het oude hoofddorp te gaan
Alwaar van Putten een man kent
Die de motor van hun bootje repareren kan
In ieder geval hoopt van Putten dat

Later wandelt het gezin het dorp rond en
Bezoekt het oude kerkhof
Na enige tijd roept van Putten enthousiast
Zijn oudste dochter toe
Kijk een kindergraf
Anderhalf is ze geworden

ZAG JE TROUWENS DIE MACHO MET DIE
COWBOYHOED OP NOG RONDLOPEN

Van Putten zit keurig aan tafel
In de kleine kampeerwagen met van Putten zijn schrijfblok
Voor zich

In de tent gekoppeld aan de kampeerwagen
Zitten van Putten zijn aanstaande en de goede vriendin
Licht moeizaam te babbelen over de kinderen
Kamperen in Spanje en vliegvakanties

Van Putten probeert zich te concentreren op zijn schrijven
Het is onmogelijk
Wat er gebeuren zal als zijn aanstaande en de goede
Vriendin de tien miljoen
Zullen winnen van Putten huivert en geniet

De kinderen slapen
Van Putten hoort kloeke kampeerstemmen
Zo hoort het weet van Putten
Zo behoort een kampeerplaats te zijn
Midden juli al is het wat kil

Liever zou van Putten thuis zijn
Maar ook weet van Putten
Dat af en toe van Putten op vakantie moet
Dat is beter voor van Putten weet van Putten
Zijn aanstaande vindt het ook
Al is van Putten eigenlijk liever thuis

Dat zou je ook nog kunnen zeggen
O dat doet me denken aan Westerland
Waarom ik die dop er niet aan heb vastgemaakt

EN WAARHEEN HIJ ZAL GAAN

Moe en tevreden en wanhopig en opgewekt
En rozig zit van Putten aan tafel
In de kleine kampeerwagen
Het is elf uur in de avond
Van Putten is op vakantie
Van Putten is niet thuis

Vanmiddag zat van Putten bij de waterspeeltuin
In het kinderparadijs
Van Putten las in Chang en Eng de fameuze Siamese
Tweeling
Bij tijd en wijle keek van Putten op om het spektakel
Te aanschouwen

Op een kleine zakradio volgde van Putten
Het verslag van de koninginnenrit in de
Tour de France
Ondertussen zat van Putten voortdurend te mijmeren
Over een uiterst ingewikkelde kwestie
Waarvan van Putten zeker wist dat er geen sluitende oplossing
Voor te vinden is

Het weer is mild
Geen ware zomerdag in de goede traditie van juli
Maar heerlijk zacht vindt van Putten
Helemaal naar zijn smaak

Van Putten is niet ongelukkig
Verre van dat
Van Putten blikt de kleine kampeerwagen rond
Van Putten weet waar hij is

VAN PUTTEN IS WEER THUIS

Van Putten is weer thuis
Licht uitgeput zit hij op zijn kamer
De afgelopen nacht heeft van Putten vrijwel
Niet geslapen vanwege de zomerstorm
Die onafgebroken raasde

Van Putten is blij dat hij weer thuis is
In feite is van Putten geen vakantieganger
Alleen een mooi-weer-vakantieganger in
Het beste geval
Dat alles goed gaat en dat het leuk is
Harde wind maakt van Putten zo onrustig

Vanmorgen was het gezin onder leiding van
Van Putten bij de buitenboordmotorenreparateur
Die volgens van Putten of heel aardig of een uitbener is
Met zijn slimme oogjes toverde hij van Putten
Een geldverslindend doemscenario voor
Maar wellicht had hij zelf ook nog wel wat
Gebruikte onderdelen liggen

Van Putten drinkt een biertje en luistert
Naar de nog altijd stormachtige wind
Straks gaat van Putten een documentaire zien
Over de wereldberoemdste man van Holland

Even kreeg van Putten een steekje
Toen hij het bericht door de telefoon vernam
Van Putten is blij dat van Putten weer thuis is
Verscheidene redenen heeft van Putten daarvoor

ALTIJD IN DE WIND VAN JULI NAAR AUGUSTUS

Het is kwart over tien in de avond
Het waait hard
Buiten klinken brommers op
En opruiende jongemannenstemmen

Brumming zit aan tafel te overwegen
Welke en hoeveel drankjes Brumming nog genieten zal
Dat zullen er hoogstens twee zijn
Misschien een whisky en een biertje toe
Of eerst een glas rode wijn om te besluiten
Met een whisky
Ook is het mogelijk een grappa te gebruiken
En vervolgens een whisky of een biertje
Danwel een calvados om af te sluiten
Met een biertje of een glas rode wijn

Brumming legt zijn pen neer en staart
Uit het raam luisterend naar de harde
Vloeiende midzomeravondwind
Brumming staat op en loopt naar de platenspeler

Nadat Brumming zich ervan vergewist heeft
Dat hij de juiste keuze heeft gemaakt
Weet Brumming tegelijkertijd welke de drank is
Die Brumming nu verlangt
Zijn glas rode wijn staat al geruime tijd leeg
Een whisky

Aldoende kan Brumming dan een fijn sigaartje
Roken
Om te mijmeren over het vervolg van de avond

NIET PRECIES WEET BRUMMING WAAROM HIJ SCHRIJFT

Het is een late augustusavond
Een hevige zomerstorm raast rond het huis
Brumming zit op zijn kamer boven
Brumming luistert naar de regenvlagen op het dak
Tegen de ramen en Musik aus der Slavisch-Orthodoxen
Liturgie

Brumming denkt terug aan de jaren waarin
Zijn schrijven begon bijna twee decennia
Geleden nu
Brumming weet nog hoe Brumming ontdekte
Toen
Dat mocht Brumming ergens waarlijk een gave bezitten
Onder alle onware Brumming door anderen toegedichte talenten
Dat dat de gave van het schrijven moest zijn

In licht genoegen mijmert Brumming over
Hoe Brumming zich er aan overgaf
Hoe langzaam Brumming de kroegen
En nachtclubs minder en minder frequenteerde
Hoe Brumming uiteindelijk alleen nog maar schreef

Zo ondertussen weet Brumming wel hoe het is gegaan
En staat op
De storm lijkt wat te zijn gaan liggen
Onder een milde glimlach beziet Brumming zijn archief
Wat Brumming heeft aangericht
Waarom Brumming het juist zo heeft gedaan
Ondanks het feit dat Brumming altijd geweten heeft
Het niet te kunnen vervolmaken
Niet alles

IN AUGUSTUS LAAT OP EEN AVOND

Mevrouw Leenschat van Bodegraven luistert naar
De zomeravond geluiden rond haar huis
De tuindeur staat open
Ze geniet van de stilte die geaccentueerd wordt
Door van ver blaffende honden
Fietsers op het pad
Het is half augustus

Laat deze middag is mevrouw Leenschat van
Bodegraven op visite geweest bij haar jonge
Vriendin die vijf en veertig geworden is
Voor haar leuke drukke kinderen had
Mevrouw Leenschat van Bodegraven een
Rubberboot met roeispanen gekocht
Die ze met zijn allen meteen na de koffie
Bij het speeleiland gingen proberen

Een heerlijke namiddag was het
Verzucht mevrouw Leenschat van Bodegraven
Terwijl ze zich een whisky inschenkt
En een kruidensigaret opsteekt
Haar vriendin die zo bitterzoet is
Ze kijkt in het donkere raam waarin
Alleen de staande schemerlamp zich weerspiegelt

Haar vriendin waarmee samen zij eens
De wereld aan haar voeten wist
Dat het voorbijging
Voorbijging
Voorbij

ZO MOOI IS HET HIER

Door de tuindeur die openstaat wandelt
Van Putten door de tuin naar het huis van
Zijn aanstaande
Moeder van van Putten zijn kinderen
Het is een warme augustusavond
Van Putten hoort de helikopters ronken
De pilotenvakanties zijn voorbij
De piloten hebben de arbeid hervat

Verder is het stil in de tuin
Het gras is eerdaags nog gemaaid
Met de rechterhand die achter zijn rug
De linkerpols beet vat nadert van Putten
De tuindeur van zijn aanstaande
Via de keuken treedt van Putten haar
Huiskamer binnen

Daar zit zijn aanstaande te schrijven en te lezen
In een van de twee nieuwe fauteuils
Die zij onlangs voor een te verwaarlozen bedrag
Gekocht heeft naast de schemerlamp
Met daarachter de gesloten witte blinden

Wat van Putten aanschouwt is adembenemend
Vooral vanwege de schoonheid ervan
Het ogenschijnlijk gestileerde tafereel
Dat door stilte afgescheiden van het drukke straatleven
Een schilderij lijkt bijna
Of een foto

Onder de indruk zegt van Putten
Je lijkt wel te wonen in een
Luxueus Parijs appartement
Beeldschoon en benijdenswaardig rijk
Aangezien je leiding geeft aan een keten
Succesvolle modewinkels
Moeiteloos en
Stijlvol

DRIE GEDICHTEN EN EEN EPILOOG

In negentienhonderd en achttien
De Hindenburg boven het kleine eiland
Explosieven in de kelders van de brug naar het voormalige eiland
Van Putten en zijn aanstaande maken een tochtje

IN NEGENTIENHONDERD EN ACHTTIEN

1

Het is een vreselijke toestand
De soldaten en officieren zijn
De oorlog meer dan zat
De geest der revolutie neemt de overhand

De Duitse keizer ziet in dat hij
De verliezer is en zijn leven niet
Meer zeker
Hij en zijn familie vluchten naar Holland

Troonopvolger Wilhelm wordt naar het kleine
Eiland verbannen en betrekt de pastorie aan de
Akkerweg te Oosterland met in zijn dienst
Zeven man personeel vanaf november
Negentienhonderd en achttien woont hij daar

Hij leert er het vak van hoefsmid
Bij Jan Luyt te Hippolytushoef
Voor wie hij zelfs hoefijzers maakt

Jan Luyt verkoopt ze
En bestemt de opbrengst
Voor een goed doel

2

In de zomermaanden is hij te vinden
Zittend op de Waddenzeedijk tussen
Oosterland en Den Oever
Altijd met een verrekijker bij de hand
Het is er mooi en rustig
En daar
Tracht hij zijn gedachten te ordenen

Hij draagt brieven bij zich van zijn
Vrouw en kinderen van vrienden
In Duitsland
Daar op de dijk gaan zijn gedachten uit
Naar zijn overwonnen en vertrapte
Vaderland
Zijn overpeinzingen noteert hij in een
Kladblok en werkt die later uit in de pastorie

Op de onmogelijkste plaatsen langs de dijken
Is de kroonprins te vinden
Vaak bezoekt hij de bewoners der huizen
Met zijn paard draaft hij langs
De dijken

In de wintermaanden als het stormt
Draagt hij een dikke duffelse jekker
En een muts tot over zijn oren
Om op de dijken te lopen en de
Woeste zee te zien

Hij houdt van de zee
In de zomer zwemt hij graag

3

De pastorie aan de Akkerweg te Oosterland
Is over de gehele wereld bekend aangezien
Het de toegewezen woning is van de Duitse
Kroonprins waar hij zoals bekend sinds november
Negentienhonderd en achttien woont

De pastorie staat een klein eindje van de weg af
Want toen het in achttienhonderd en drie en negentig
Gebouwd werd stond er nog een pastorie
Voor vermoedelijk uit de tijd van de
Reformatie er was een zeer grote tuin
Achter die erg naar beneden liep
Maar die nu is opgehoogd
De pastorie is oerdegelijk gebouwd

4

Vermomd is Wilhelm naar de Hollandse
Grens gereden
De grenswachten hebben onmiddellijk
Contact met de politieke hoofdstad gezocht

Na lang wachten is hem toestemming
Verleend om tijdelijk bij een adellijke
Familie dicht bij de grens
Onderdak te genieten

Daar heeft hij veertien dagen
Een verblijf gehad

Dan krijgt hij bevel
Om zich op het kleine eiland te vestigen
Van welk eiland hij nog nooit
Heeft gehoord
Er moet een kaart van Holland bij
Komen

Overste Schröder brengt hem het bericht
En laat hem aan de hand van de kaart zien
Waar het eiland ligt en hoe de reis
Onder begeleiding van Nedersaksische officieren
Zou moeten verlopen

De reis gaat gepaard met hindernissen
Om zeven uur vertrekt het gezelschap
Nagewuifd door de gravin bij wie
Hij met zijn officieren gelogeerd heeft

Tegen enen zijn ze in de hoofdstad
Er staan veel nieuwsgierigen op het station
En veel militairen die voor de afzetting
Zorgen
Hem wordt toegeroepen
Moordenaar van Verdun
En meer van dat

Om drie uur komen ze aan in een vissersplaats
Om daarvandaan naar het kleine eiland te varen

5

In die dagen krijgt de burgemeester
Van het kleine eiland een verzoek uit de
Politieke hoofdstad van het kleine land
Een royale woning willen ze
Bestemd voor Wilhelm
De kranten staan er bol van

Tijdens de raadsvergadering weet
Een raadslid te vertellen dat de pastorie
Snel leeg zal komen
Met spoed is er gesproken met het
Kerkbestuur en de bewoners
De bewoners mogen alles laten staan
Meubels bedden potten pannen
Alles wordt door de regering vergoed

Er gaat een telegram naar de politieke
Hoofdstad
Het is geregeld
De pastorie is beschikbaar

Het gonst van nieuws over het kleine eiland
De postbode
De winkelier
De slager
De venters
Allemaal hebben ze nieuws

6

Ik ben aan het dek van die kleine
Slingerende boot en staar in die
Troosteloze grijze mist
Maar toen brak de schroef van de boot
En er wordt overgestapt op een andere boot
De andere boot wordt op sleeptouw genomen
Maar als men in die mist maar wist
Waar het kleine eiland ligt

Het wordt steeds donkerder en de wind
Wordt stormachtig
Maar de zeelieden doen hun best om
Het eiland te vinden
Het lijkt wel weg te wezen
Opgeslokt door de mist

Eindelijk om tien uur des avonds
Wordt het zoeken opgegeven en gaan wij
Voor anker
Maar dat gaat niet want door de wind
Slaan de beide schepen tegen elkaar aan
Na een tijdje varen komen wij in de nacht
De haven van een vissersplaatsje binnen
Waar wij de morgen hebben afgewacht

De volgende dag is de zee kalm en
Moet de tocht voortgezet worden
Vanaf het vissersplaatsje over Zuiderzee
Richting het kleine eiland

En tegen de middag de twee en twintigste
November in het jaar onzes heren
Negentienhonderd en achttien zie ik voor het
Eerst van mijn leven het kleien oude eiland
Zo komen wij in de kleine haven genaamd
De Haukes aan

Maar o wat weer een mensen om mij te zien
En vooral die verslaggevers uit de hele
Wereld
Ik kan ze wel schieten
Want ik kan geen stap doen
Zonder die lui

7

De indrukken op het ogenblik
Dat ik voet zet op de vaste grond
Van het kleine stukje aarde
Dat het kleine eiland is
Zal ik nooit vergeten

Ik zie de vele mensen van het eiland
Die mij stil en wantrouwig aanstaren
De praatgrage reporters uit de hele wereld
Plus de handige fotografen

Als een zeldzaam dier
Dat nu gelukkig gevangen is
Zo voel ik mij

Ik zou vele van die haastige
En drukdoende heren willen zeggen
Vraag mij niets en blijf met uw
Fototoestellen mij van het lijf

Alleen rust wil ik
Alleen rust en denken
En begrijpen
Na dit grote ongeluk
Verder niets

8

In een stokoude wagen
Stellig de beste die er op dit eiland
Te vinden is gaat de reis verder
Naar het dorp Oosterland
Naar traan en oud leer ruikt het
In deze oude rammelkast
Wanneer ik mijn ogen sluit
Kan ik het ruiken
Voor een kleine uitgewoonde pastorie
Worden wij uitgeladen

9

O wat is dit een overgang voor mij
In Duitsland woonde ik in prachtige
Paleizen te Potsdam en Berlijn
In deze pastorie vind ik oude meubelen
Dit is verpletterend voor mij

Bij deze gedachten wordt mijn keel
Dichtgeschroefd
Ik ga de kamers beneden allemaal
Bekijken en dan die grote trap op naar boven

Zijn dit nu de slaapkamers waar ik
Mijn nachtrust zou moeten vinden
Dit is onvoorstelbaar voor mij
Maar bittere werkelijkheid

10

In de dagen en weken die volgen
Zo loodzwaar dat ze bijna niet te dragen zijn
Beweeg ik mij in die kleine kring
Van mensen die somber en schuw
Naar mij kijken als ik ze passeer
Op mijn dagelijkse wandelingen

DE HINDENBURG BOVEN HET KLEINE EILAND

In negentienhonderd en drie en dertig werkte ik
Vlak in de buurt van de kerk
En er kwam een zeppelin over
Ik meen de Hindenburg

Het luchtschip was zeer groot en werd
Aangedreven door aan weerszijden opgehangen
Motoren met daaronder een cabine die
Forse ramen bezat waarachter de passagiers
Duidelijk te zien waren

Hij dreef niet hoog in de lucht
Misschien honderdvijftig tot tweehonderd meter
In mijn herinnering is hij in de
Gehele lengte over het eiland gegaan

Vast zijn er toen vast heel wat kiekjes van
Het eiland genomen en ook van de kerken
De passagiers zullen vast wel opmerkzaam
Zijn gemaakt op het feit dat hun kroonprins
Wilhelm ergens daar beneden
Verbannen is geweest

De zeppelin gleed ongeveer
Een paar honderd meter
Aan de zuidkant van
De kerk voorbij

Lang keek ik hem na
Eerdat ik mijn arbeid
Hervatte

EXPLOSIEVEN IN DE KELDERS VAN DE BRUG NAAR HET VOORMALIGE EILAND

Maarten Snoodijk staart verwezen voor zich uit
Nabij het Balgzand heeft Jϋrgen Hinrichsen
Die hij niet anders kent dan het Scheermes
Hem te pakken gekregen en gesommeerd
Plaats te nemen in de motor-met-zijspan

Het Scheermes kijkt strak voor zich uit
Op de Kooy aansturend stopt hij halfweg
En gebiedt Maarten uit te stappen

Met een nekschot voleindigt het Scheermes
De dagen van Maarten Snoodijk
Onderwijl denkt hij aan de opwindende dochter
Van de notaris met wie hij het bed deelt
Die hem na een lustvol samenzijn toevertrouwde
Dat de ondergrondse weet had van de explosieven
In de kelders van de brug naar het voormalige eiland
Dat ze de brug van vernietiging wilden redden

Jϋrgen Hinrichsen kijkt even naar
Maarten Snoodijk die vreemd levenloos
Voor hem ligt met zijn hoofd weggezakt in het riet

Maartens moeder heeft hem na de oorlog
Opgespoord in een verre gevangenis
Daarna is hij naar het voormalige eiland gevoerd

En hier op dit voormalige eiland
Heeft hij zijn bekentenis gedaan
Dat was in juli negentienhonderd en vijf en veertig

VAN PUTTEN EN ZIJN AANSTAANDE MAKEN EEN TOCHTJE

1

Het is zondagmiddag van Putten en zijn
Aanstaande hebben uitgeslapen
Na het late ontbijt zullen ze iets gaan doen
Maar wat weten ze nog niet

Ogenschijnlijk plotseling als een ingeving
Zegt van Putten zullen we naar het voormalige eiland gaan
En eens kijken wat we van kroonprins Wilhelm
Terug kunnen vinden
Zijn aanstaande vindt het een leuk plan
Gisteren nog heeft ze gelezen over kroonprins
Wilhelm het Scheermes Maarten Snoodijk
En Joh. Oedzes zelf

2

Ze stappen in het rode autootje
En daar gaan ze
Op naar het voormalige eiland
Zijn aanstaande rijdt onderwijl
Ze aangenaam babbelen
Van Putten heeft de naslagwerken liggen
Op zijn schoot

Halverwege de Balgweg zegt van Putten
Hier ongeveer moet het zijn geweest
Waar het Scheermes Maarten Snoodijk
Met een nekschot liquideerde

Hoe zit dat ook alweer
Vraagt zijn aanstaande
Met genoegen vertelt van Putten
Haar het verhaal over de notaris
Zijn aantrekkelijk dochter
Het Scheermes en de ondergrondse
O ja
Zegt zijn aanstaande
Ik weet het weer

3

Daar is de brug naar het voormalige eiland
Er zitten dus kelders onder verzucht
Van Putten stil genietend
Nooit geweten of zelfs maar vermoed
En in die kelders explosieven
Van Putten rilt

Het rode autootje snort over de brug
Het brengt van Putten en zijn aanstaande
Naar waar zij maar willen
Het vraagt er niet te veel voor terug
Het is het rode autootje al genoeg
Bij hen te mogen zijn
Op de plaatsen die ze bezoeken

4

Van Putten denkt aan Joh. Oedzes
Aan wiens bron hij zich gelaafd heeft
Dat hij hem recht wil doen
Maar juist ten aanzien van de drie gedichten
Die van Putten uit diezelfde bron destilleerde
Weet hij geen raad daarmee
Hoe moet hij Joh. Oedzes zijn plaats geven

Van Putten vindt dat hij iets aan de tekst
Ontworsteld heeft waar Joh. Oedzes niet
Op gekomen is
Sterker nog
Zelfs helemaal zijn bedoeling
Niet is geweest
Van Putten vindt zichzelf niet ijdel
En Joh. Oedzes acht hij hoog
Daar gaat het hem niet om
Het puzzelt hem
En niet weet hij hoe hij het aan moet pakken
Niet waar en hoe hij Joh. Oedzes
Tekenen moet

5

Vanaf de Kleine Afsluitdijk is Westerland
Al duidelijk te zien
Oké
Zegt van Putten
Nu op naar De Haukes
Zijn aanstaande weet de weg
Feilloos slaat ze bij ’t Skrale End rechtsaf
Om niet veel later het kleine haventje op
Te rijden waar in negentienhonderd en achttien
De Duitse kroonprins Wilhelm voet aan wal zette
Droefgeestig gestemd

Even kijkt van Putten naar zijn aanstaande
Legt zijn naslagwerken op de bodem van het
Rode autootje en stapt uit

Het is begin september de zomer
Is vrijwel voorbij
Het waait en regent zachtjes
Enkele weken geleden nog
Toerde van Putten ditzelfde haventje rond
Met zijn scheepje overgoten door zomerzon

Van Putten draait zich om
Stapt opnieuw het rode autootje in
En zegt monter
Goed
Op naar de Waddenzeedijk

6

Over verlaten bijwegen doorkruisen van Putten
En zijn aanstaande het voormalige eiland
Ze legt haar rechterhand op zijn linkerdij
Ze praten niet
Alles is uiterst vredig
Een enkele tegenligger
Verder niets dan bosschages langs de zijden
Van de weggetjes waarover het rode autootje
Gaat

Ze passeren Stroe en Vatrop en daar is de dijk
De noordoostzijde van het voormalige eiland
Waar Wilhelm naar van Putten zijn stellige overtuiging
Vele uren in overpeinzing en bitter geluk heeft doorgebracht
Waar ergens onder aan diezelfde dijk hij
Pietje Lont zijn vermeende bastaardzoon
Moet hebben verwekt

Pietje Lont legende in de provinciestad aan zee die met
Carmelita was die van Putten zijn aanstaande
Vanwege haar werk onlangs bezoeken mocht
Wier woning doortrokken is van het Oranjehuis
Maar verder niets van Pietje of zijn vermoede vader Wilhelm
Prijsgaf
Behalve dan op de aanvraag

7

Van Putten en zijn aanstaande bevinden zich
Boven op de dijk ze praten met elkaar
Het waait hard
Het wad is half drooggevallen
Na enige tijd dalen ze de stenen trap af
Van Putten houdt haar hand vast
Als ze voorzichtig naar beneden gaat

Zijn aanstaande voelt als ze instapt
De vluchtige streling van zijn hand
Ze houdt van hem
Ze moet gewoon wel van hem houden
Ze vindt hem verre van onbeholpen
Waar zelf hij aan twijfelt
Wat zij altijd tegenspreekt

8

Ze start het rode autootje
Daar gaan ze richting Akkerweg
Te Oosterland
Het begint harder te regenen
De ruitenwissers gaan aan

Van Putten sluit de ogen en voelt zich
Als in een heldere verkwikkende mist
Hij zal de pastorie gaan zien waar Wilhelm
Voor vijf lange jaren een verblijf genoot

Daar draait het rode autootje langs de kerk
Regelrecht de Akkerweg op
Van Putten zegt tegen zijn aanstaande
De pastorie moet een eindje van de weg staan
Want vroeger stond er nog een pastorie voor

O ja
De pastorie moet boven op een heuvel staan
Herinnert van Putten zich terwijl hij
Door zijn naslagwerken gaat

Dan moet dit het zijn
Zijn aanstaande tuurt aandachtig
Rechts uit het raam
Ja dat moet het zijn antwoordt van Putten
Ademloos
Hij staart naar de gevel
Hij heeft het goede boek niet bij zich
Wandelen Over Het Voormalige Eiland
Van Joh. Oedzes

Het rode autootje rijdt nog wat verder
Plotseling zien ze iets dat ook
Op een pastorie lijkt
Even zijn van Putten en zijn aanstaande
In lichte verwarring
Maar dan zegt van Putten
Nee
Dit is de pastorie niet
Ik weet zeker dat de pastorie
Boven op de heuvel moet staan
En deze hier ligt lager
Zijn aanstaande is het met van Putten eens
Ook zij weet het zeker

9

In Den Oever drinken van Putten en zijn aanstaande
Koffie in het hotel onder aan de dijk
Er is een groot reisgezelschap aanwezig
De autobus staat op de parkeerplaats
Naast het rode autootje in de regen

De zondagmiddag is grijs en rustig
En aangenaam ondanks de wind
Van Putten en zijn aanstaande laten
De koekjes onaangeroerd
Het reisgezelschap dineert

We gaan uit eten zegt zijn aanstaande plotseling
Ik heb wel trek in mosselen antwoordt
Van Putten
Ze betalen en gaan naar buiten
Nog steeds regent het hard
Hand in hand hollen ze naar
Het rode autootje
Van Putten en zijn aanstaande

10

Over het voormalige eiland de Balgweg
Langs het kanaal toert
Het rode autootje naar de provinciestad aan zee
Als ze de brede trap die naar het restaurant
Van Lands End leidt zijn opgelopen
Kijken ze uit over het Marsdiep

Van Putten en zijn aanstaande kiezen
Een tafeltje aan het raam
Juist wanneer de boot naar het oude eiland
Afvaart

In een flits bemerkt van Putten dat aan het tafeltje
Achter hem Erik Leito zit
Schaker en vrouwenjager die hij misschien wel
Twintig jaar niet gezien heeft
Samen met een van de vrouwen bij wie
Hij kinderen heeft verwekt
Een vrouw die van Putten vagelijk kent
Die nog wel mooi is
Voor wie ervan houdt
Maar wel behoorlijk zwaar geworden
Liever niet wil van Putten
Erik Leito spreken

Van Putten zijn aanstaande weet nergens van
Lang voordat hij haar kennen leerde was hij
Erik Leito al uit het oog verloren

Het lijkt mee te vallen
Van Putten is niet opgemerkt
Noch door Erik Leito
Noch zijn vrouw

11

Van Putten bestelt een mosselgerecht
Zijn aanstaande blokjes gesmoorde
Kipfilet
Opgewekt zegt ze die veerboot
Die daar uitvaart daar zijn we
Bijna nog eens ondergekomen
Weet je nog
Even krimpt van Putten ineen
Vanwege de dwaze hoogmoed toen

Hij kijkt naar zijn aanstaande
En als zijn blik naar het Marsdiep
Wegglijdt
Sluit hij een moment zijn ogen

12

Aan het tafeltje voor van Putten
Achter zijn aanstaande
Zitten een oudere vrouw en man
Ze zwijgen
Zij staart uit het raam
Ze drinken rode wijn

De ware verschrikking
Bedenkt van Putten zich

Zo zitten ze al een half uur
In diepste eenzaamheid verzonken
Ze haten elkaar meent van Putten
Of piekeren bitter over hoe het had
Kunnen zijn

Tevens volgt van Putten de ontwikkelingen
Aan het tafeltje achter hem
Of Erik Leito en zijn vrouw al eens
Van plan zijn op te stappen
Opdat van Putten zich wat gemakkelijker
Bewegen kan

Zijn aanstaande is vol liefde voor hem
Ze bepraat de dingen van de dag
Van Putten voelt genade
Hoe dankbaar hij is
En hoe weinig hij daar tegenover stelt
Naar zijn oprechte mening

13

Dan als bij toverslag voelt van Putten
Ruimte achter zich
Inderdaad als hij even over zijn schouder
Kijkt ziet hij hoe Erik Leito en zijn vrouw
Het restaurant verlaten

Van Putten heeft lekker gegeten
Zijn aanstaande ook
Hij pakt de verrekijker die in het bakje klaarligt
Om over het Marsdiep uit te kijken
Maar al snel legt hij licht beschaamd
De verrekijker terug

Ik keek recht in het gezicht
Van dat meisje daar op dat kanon
Zegt hij
Verontschuldigend glimlachend
Tegen zijn aanstaande

Opeens
Van Putten ziet het duidelijk
Zitten de oudere vrouw en man
Uitbundig met elkaar te lachen
Van Putten is verbijsterd
Er wordt ze een schaaltje bitterballen
Geserveerd
En nog eens twee glazen wijn
Van Putten haalt diep adem

14

Dan is de rekening betaald
Van Putten en zijn aanstaande
Dalen de brede trap van Lands End af
Van Putten een weinig verdoezeld met haar

15

Over de Langevliet brengt het rode autootje
Van Putten en zijn aanstaande naar huis
Terug
Eenmaal thuisgekomen
Gaan van Putten en zijn aanstaande
Naar bed
Om uit te rusten

ALLEIN GOTT IN DER HÖH SEI EHR

Op de avond van de dag die de wereld
Schokt
Zit mevrouw Leenschat van Bodegraven
Aan haar schrijftafel
Zachtjes staat de televisie aan
Met op alle zenders voortdenderend
Zich nu zo ongeveer langzaam herhalend
Nieuws

Mevrouw Leenschat van Bodegraven drinkt
Een biertje
Mijmerend over wat ons collectieve geheugen
Van deze dag maken zal
Dan rolt zij zich een kruidensigaret
En regen slaat hard tegen de ramen

Misschien staat de wereld wel in brand
Mevrouw Leenschat van Bodegraven staart uit
Het raam
Toch zal ze deze nacht uiteindelijk rustig slapen
De pijn onder in haar rug waaraan zij al acht of
Negen dagen hevig lijdt is vanmiddag plotseling
In hoge mate afgenomen

De persoonlijke geschiedenissen van een
Aantal slachtoffers beginnen het beeld te
Vullen

Mevrouw Leenschat van Bodegraven denkt na
Over hoe vergelding en vergelden zich ten opzichte
Van elkaar verhouden

Dan zet mevrouw Leenschat van Bodegraven Bach op
Het geluid dat bij de televisiebeelden hoort
Zet Mevrouw Leenschat van Bodegraven af

Eigenlijk alleen nog wil mevrouw Leenschat van Bodegraven
De baardige en nukkige amerikadeskundige horen en zien
Verder niets

EEN RADIOSTUDIO TIEN MAART NEGENTIEN DRIE EN ZEVENTIG

Van Putten maakt zich lichte zorgen
Ten aanzien van zijn telkens maar puriteinser
Wordende beschouwingen betreffende gesproken
En geschreven taal

Tegelijkertijd maakt hij veelvuldig gebruik
Van het woord zoals dat wordt toegepast
Op straat
Niet om er het lachwekkende van aan te tonen
Maar omdat het hem ontroert
Hoe duidelijk en helder
Juist die taal beschrijft
Hoe de dingen zijn

Van Putten speelt een bandje af
Dat zijn vader lang geleden
Voor hem opgenomen heeft
Het doet hem goed
Het maakt hem weemoedig
Te horen wat zijn vader
Acht of negen jaar geleden nu
Ziek en voor zijn doen oud
Zittend op de rand van het bed
Voor van Putten heeft vastgelegd

Dat zijn vader gezeten op de rand van het bed
De muzikale vreugde ervaren moet hebben
Die Ry Cooder daar teweegbracht
Luisterend naar opnamen van toen al achttien
Of negentien jaar daarvoor

Juist daaraan te denken
Stemt van Putten mild

De mid septemberstorm raast
Regen slaat hard op de ramen
Van zijn huis

DE KOFFIE SMAAKTE BITTERZOET

1

Doppertje Kid opent de deur die zonder sleutel
Alleen van de buitenzijde geopend kan worden
Hij treedt binnen en sluit de deur

Daar zit Alex in een fauteuil tegenover
Het grote raam dat uitkijkt op het balkon
Hij staart recht voor zich uit

Ik heb pijn in mijn rug gehad Alex
Zegt Doppertje tot de broodmagere man
Die hij zo toegenegen is
Die hij ondanks dat
In de steek gelaten heeft
Naar zijn stellige overtuiging

De man kan hem niet aankijken
Mag ik je ogen nog eens zien Alex
Vraagt Doppertje hem ernstig opgewekt

Een vrouw die hij niet kent
Zit aan een tafeltje te schrijven
Kennen jullie elkaar vraagt ze
Doppertje vertelt haar een stukje van het verhaal

Ik heb steentjes en scherpe dingen ingeslikt
Zegt Alex terwijl hij begint te huilen
Ik wilde mijn leven beëindigen

Na een korte stilte vraagt Doppertje
En heb je ook nog leuke dingen
Meegemaakt Alex

2

Ja zegt Alex door zijn tranen heen
Onderwijl hij een glimlachje forceert
Ik ben naar Madame Tussaud geweest in Londen
Maar ze gaan dicht

Alex ik moet gaan zegt Doppertje
Hij geeft de vrouw die hem licht
Verwonderd toelacht een hand
Ik kom gauw weer

Ga nog even staan Alex
Doppertje slaat de armen om zijn schouders
En drukt hem lichtjes tegen zich aan
Zie je die bomen boven het balkon Alex
Daar kun je de hele dag naar kijken
Een boom is een levend ding Alex

Dan zoekt Doppertje naar zijn sleutels
Hij opent en sluit de deur
Hij daalt de trap af
En springt op zijn fiets

Terwijl de septemberregen op hem neerdaalt
Zet hij koers naar de theaterruimte
Waar de koffie op hem wacht
Alsmede de jonge vrouw
Die nu toch wel drie en vijftig is

En hard als hij doortrapt besluit hij
Alex deze week nogmaals te bezoeken