Kees Engelhart – DAGEN VAN VAN PUTTEN | Boek 24 | Aan grashalmen en twijgen | Lente + Epiloog

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-1-dat-dient-zich-aan-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-2-de-kwaal-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-3-het-grauw-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-4-de-rook-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-5-een-pak-warmte-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-6-draden-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-7-het-afrekenen-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-8-het-gefilterde-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-9-het-bevrijden-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-10-een-nevel-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-11-het-verval-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-12-een-berusten-lente-epiloog/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-13-kijkend-over-de-velden-zomer
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-14-veel-meer-dan-een-alibi-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-15-dagen-waarop-het-regent-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-16-over-het-achteloze-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-17-gekromd-en-zekerlijk-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-18-smeergeld-triomf-en-pijn-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-19-ach-wankelende-slagorde-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-20-advocaten-aanklagers-rechters-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-21-wat-uitbetaalt-zichzelf-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-22-het-oplossen-van-sommen-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-23-voorstellen-ter-onthechting-winter/

Boek 24

Aan grashalmen en twijgen

Lente

HET VOORMALIGE EILAND DAT VAN PUTTEN EVEN LIEF IS ALS ZIJN ARME VRIEND

Deze lente gaat van Putten een aantal belangrijke dingen doen
Dat stellige voornemen overvalt van Putten op een
IJzig winterse avond in de nog zeer prille lente
Van Putten zit aan tafel en nipt van van Putten zijn glaasje
Eau de Vie dat van Putten van Putten minutieus ingeschonken
Heeft

In ieder geval weet van Putten dat van Putten zijn vriend
Die weerloos is en opgesloten zit in zekere kerker ergens
Diep verborgen in het bos van de directeur en die van Putten
Tot zijn schaamte in de steek heeft moeten laten met zekere
Regelmaat zal gaan bezoeken en wanneer het allemaal echt
Te bar wordt voor van Putten zijn vriend heeft van Putten zich
Voorgenomen zal van Putten het zwaard ter hand nemen
Om een en ander voor zover mogelijk is ten goede te doen
Keren ook al zal dat niet meer dan het beste van het slechtste
Zijn

Van Putten denkt aan van Putten zijn hart dat de afgelopen jaren
Vaak zo onrustig was en van Putten denkt aan zijn vriend
Aan de lange strijd het uiteindelijke verlies van van Putten zijn vriend
Aangezien van Putten zelf nauwelijks van Putten zijn eigen hoofd
Boven water houden kon zodat van Putten van Putten met niemand
Anders dan van Putten zelf bezighouden kon
Maar die geestestoestand lijkt lang geleden nu en van Putten gevoelt
Een oud vuur gloeien als vrijwel nieuw

Van Putten zal geduldig zijn en alleen praktisch
En beheerst ruzie maken mocht van Putten bijvoorbeeld
Om te beginnen niet tot de kerker van zijn vriend
Worden toegelaten

En zeker ook deze lente zal van Putten de dochter bezoeken van
Joh. Oedzes die een florerende modezaak drijft op het voormalige
Eiland dat van Putten zo na aan het hart ligt

O ja werkelijk veel belangrijke dingen heeft van Putten deze lente te doen

VLAK NAAST HET KEUKENBLOKJE WAT ALTIJD HANDIG IS

Het is tien uur in de avond eind maart vanuit de tuin
Is te zien hoe vanuit het rechterraam van het tuinhuis
Warmgeel licht straalt en achter dat raam zit Brumming
En onderwijl Brumming zijn hoofd steunt op zijn
Handpalmen staart Brumming uit datzelfde raam
In de volledig met duisternis gevulde tuin van
Mevrouw Leenschat van Bodegraven bij wie
Brumming deze morgen voorlopig ingetrokken is

Brumming denkt aan de platte humor die de stoere mannen
Van het verhuisbedrijf bedreven aan hoe Brumming zich
Eerst lichtjes schaamde voor Mevrouw Leenschat van Bodegraven
Totdat Brumming mevrouw Leenschat van Bodegraven zag
Schaterlachen met diezelfde kerels hoe ze haar hartstikke
Leuk vonden en zeker toen mevrouw Leenschat van Bodegraven
Plotseling ook nog eens flesjes bier begon rond te delen
Daar denkt Brumming allemaal aan en ook aan hoe heimelijk
Maar vol bewondering Brumming zelf naar haar kijken moest
O ja Brumming weet het nog goed

Mevrouw Leenschat van Bodegraven wil graag dat Brumming
Mevrouw Leenschat van Bodegraven tante noemt dat voegde
Ze Brumming toe vrijwel onmiddellijk nadat de verhuizers
Vertrokken waren kuste Brumming op beide wangen heette
Brumming nogmaals allerhartelijkst welkom rechtte haar rug
Keek verrukt verwijderde vederlicht een pluisje van Brumming
Zijn zwartfluwelen colbert zei Nu laat ik je alleen ging haar huis
Binnen en dat was dat

De verdere dag heeft Brumming zich ingespannen met
Het inrichten van het tuinhuis wat schilderijtjes wat
Kaarsen en olielampjes maar vooral met het optuigen
Van zijn schrijftafel voor het linkerraam van het tuinhuis
Dat wat groter is dan het rechter en beter uitzicht biedt
Op de tuin

HET MOET ECHT LENTE WORDEN ZOIETS

Mevrouw Leenschat van Bodegraven zit in haar
Tuin die langzaam maar zeker aan haar lentetooi
Begonnen is en zich niets aantrekt van de kilte

Fritzi en Cesare spinnen aan haar voeten die
Rusten in dik gevoerde luxueuze damespantoffels
Daarnaast heeft mevrouw Leenschat van Bodegraven
Zich gehuld in een rood peignoir met een zeer diep
Decolleté maar daaroverheen als zo vaak haar kamerjas
Van superieure kwaliteit

Heerlijk zit mevrouw Leenschat van Bodegraven haar
Glas gevuld met Waldhimbeergeist proeft en geurt
Meer dan delicaat de nog jonge Ella Fitzgerald zingt
Gelijk een godin nu alleen nog een klein sigaretje en
Dan het is volmaakt meent mevrouw Leenschat van
Bodegraven

Drie weken lente al verzucht mevrouw Leenschat van
Bodegraven en nog altijd laat de eerste zwoele lentedag
Op zich wachten op deze wijze zal Theodoor niet snel
Vergenoegd het tuinhuis uitstappen om zich lichtjes
Te koesteren in de zonnestralen en de warm lauwe
Wind Theodoor zit maar zo een beetje binnen met
Uitzondering van de middagen waarop Theodoor
Steevast uit fietsen gaat weer of geen weer

Als zij elkaar bij toeval in de tuin ontmoeten
Wanneer Theodoor zijn fiets de schuur uitrijdt
Dan is Theodoor heel voorkomend maar al haar
Invitaties slaat Theodoor uiterst gedecideerd met
Een meesterlijk glimlachje af hij heeft het gewoon
Veel te druk zegt Theodoor dan en dat iedere keer
Opnieuw

Daaraan denkt mevrouw Leenschat van Bodegraven
Allemaal en haar eerst nog volmaakte avond boet
Enigszins aan schoonheid en verdiende genieting in

De avond rolt verder en af en toe prevelt mevrouw
Leenschat van Bodegraven zachtjes voor zich uit

HET IS PRACHTIG BUITEN EN HET LEVEN LACHT VAN PUTTEN TOE

Van Putten wandelt bedaard door het provinciale warenhuis
Van Putten voelt zich licht tevreden en van Putten zijn
Gemoedstoestand heeft alles te maken met het nakende
Lenteweer het zachte en lauwwarme lenteweer waar van
Putten werkelijk zo dol op is

Met de handen losjes op de rug gelegen kuiert van Putten
Genoeglijk langs de schappen niet dat van Putten zo gauw
Iets aanschaffen zal want dat doet van Putten zelden maar
Gewoon om van Putten zich lekker te laten voelen en
Daarnaast vooral om maar zo een beetje rond te kijken

Dan plotseling ontwaart van Putten de beeldschone jonge
Indische vrouw van Putten doet werktuigelijk enkele stappen
Terzijde en van Putten denkt razendsnel na de afgelopen
Maanden heeft van Putten tweemaal vergeefs bij de schone
Indische aangebeld tweemaal heeft van Putten een briefje
In de postbus gedeponeerd tweemaal heeft van Putten zijn
Postadres zorgvuldig genoteerd ja dat weet van Putten nog

Onlangs heeft van Putten een briefje terug ontvangen maar
Nauwelijks nog kan van Putten zich de juiste inhoud ervan
Herinneren na enkele seconden weet van Putten in ieder
Geval zo ongeveer de onderwerpen weer en die constatering
Doet van Putten wederom in het drukke gangpad belanden
Zeker als van Putten plotseling is de beeldschone nu zonder
Al te veel kans op blamages aan te kunnen spreken de jonge
Indische vrouw die van Putten meent van Putten nu toch wel
Aardig goed kent staat met twee paar sokken aan de kassa

Dan is er de gebruikelijke blijde verrassing en het toeval van
Al dat soort zaken en van Putten vraagt of ze wellicht koffie
Zullen gebruiken zo wandelen van Putten en de beeldschone
Jonge Indische vrouw even later in aangenaam gesprek
Verwikkeld richting koffiehuis even verderop en onderwijl
Ziet van Putten vleugjes zilvergrijs die schitteren in de snel
Doorbrekende zon en nog maar nauwelijks verborgen door
Haar glanzende volle en zwart blauwe haar

EN GELUKKIG WEET MEVROUW LEENSCHAT VAN BODEGRAVEN DAT NIET

In de middagen maakt Brumming zijn lange fietstochten
Een flesje water neemt Brumming mee en soms wat crackers
Vanaf het moment dat Brumming op zijn fiets springt is
Brumming vrij van alles zo voelt Brumming dat het weer
Het lenteweer is sterk aan het verbeteren niet dat ware dat
Niet het geval Brumming zijn fiets zou hebben laten staan
Nee zeker niet Brumming maakt zijn fietstochten weer of
Geen weer laat dat helder zijn doch een beetje aangenaam
Lenteweer gaat beslist niet ongemerkt aan Brumming voorbij

Deze middag blijkt Brumming het bepalen van de route wat
Lastig de wind staat noordwest dat houdt in dat Brumming
De acht zal gaan rijden eerst wind tegen kiest Brumming over
Het Bollenpad dan doorsteken via het Hengstepad naar
Het laatste stukje duin dan nog twee kilometer tegenwind
Op de dijk maar dan wanneer de dijk de knik naar rechts
Maakt eindelijk de heerlijke wind mee tot aan het dijkhoofd
Dan de koopvaardijhaven de vissershaven de Visbuurt
En vervolgens dwars door de provinciestad aan zee alles
Wind mee tot opnieuw het Hengstepad dan wind tegen
Tot aan het duin om daarna genietend met opnieuw de
Wind in de rug duinrug op duinrug af naar het tuinhuis
Weder te keren dan is de tocht volbracht

Mevrouw Leenschat van Bodegraven meent Brumming is
Een waardige vrouw mevrouw Leenschat van Bodegraven
Laat Brumming volkomen met rust en is het avond geworden
Dan zit Brumming genoegzaam aan zijn schrijftafel voor het
Grote raam dan luistert Brumming naar de merels denkt
Aan de verhuizing aanstaande mijmert over zijn dichterschap
En Brumming drinkt wat en rookt wat en voelt zich fijn
Maar van schrijven komt deze weken niet zo heel veel

NEE MARIE HET GAAT OM HEEL IETS ANDERS

Doppertje is eigenlijk het wachten moe en weet zich
Geen raad met zichzelf voor reeds maanden heeft
Doppertje niets van mevrouw Leenschat van Bodegraven
Vernomen en daarnaast lijkt geen enkel tijdschrift van zins
Doppertje zijn literaire aspiraties aan de in woners van
Het grote land te willen openbaren

Met witte licht bevende handen wrijft Doppertje met
Een zachte poetsdoek zijn vijf en veertig glanzend op en
Onderwijl Doppertje uitkijkt over Mainstreet waar niets
Plaatsgrijpt nemen sombere gedachten onverbiddelijk
Bezit van Doppertje zijn geest

Na het zachte kloppen op zijn deur zegt Doppertje mat
Kom binnen het is Marie die met haar rechter elleboog
De deur open stoot en binnentreedt met een blad
Waarop een fles bourbon en twee glazen staan het is toch
Niets vanavond Dopper dus ik dacht kom Marie
We gaan eens fijn een glaasje met Dopper drinken en
Wat babbelen en zo verder heb ik vanavond eigenlijk
So wie so alleen maar daar zin in dit gezegd hebbende
Neemt Marie tegenover Doppertje aan tafel plaats er is toch
Niets iets met je Dopper dat het niet goed met je gaat
Of zo vraagt Marie ietwat zorgelijk en heel moederlijk

Doppertje zucht en beziet Marie haar vermoeid maar
O zo beeldschoon wit gezichtje en zegt dat is lief van
Je Marie dat is heel lief van je je bent zo goed
Dan schenkt Doppertje de glazen half vol en samen
Kijken Marie en Dopper uit over Mainstreet af en toe
Zeggen of nippen ze wat maar heel veel over Doppertje
Zijn zielenroerselen komt Marie verder niet te weten
Daar is het Marie ook niet om te doen
En Doppertje weet het

EN TERWIJL BRUMMING DRUK DOENDE IS
DENKT BRUMMING NA OVER ALLES

Het is begin mei en Brumming is druk bezig met
Het volledig naar Brumming zijn smaak inrichten van
Brumming zijn nieuwe kleine huis met tuin en
Tuindeur het is plotseling bijzonder snel gegaan
Allemaal en nauwelijks heeft Brumming de tijd gehad
Om mevrouw Leenschat van Bodegraven zorgvuldig
Op de hoogte te houden van de ontwikkelingen

In ieder geval heeft Brumming er zorg voor gedragen
Mevrouw Leenschat van Bodegraven allervriendelijkst
En dat meent Brumming te danken voor haar
Kosteloze gastvrijheid waarop Brumming een
Bloedkoralen collier opdiepte en mevrouw Leenschat
Van Bodegraven zacht op beide wangen kussend teder
Het collier om te hangen in het stralende zonlicht
Van deze prachtige lentedag

Mevrouw Leenschat van Bodegraven was sprakeloos
De bloedkoralen en ook een kleine traan in mevrouw
Leenschat van Bodegraven haar rechter ooghoek
Schitterden in het zonlicht en mevrouw Leenschat van
Bodegraven ontdaan en licht bevend drukte Brumming
Voor vele minuten aan haar machtige en weelderige
Boezem Brumming droomde enige tijd weg en vleide
Zelfs zijn lange krullende haardos dichter nog tegen
Mevrouw Leenschat van Bodegraven haar betoverende
Majesteiten aan en niet aan moederlijkheid dacht
Brumming o nee aan veel vuriger dingen dacht Brumming

Dan voelt Brumming hoe mevrouw Leenschat van Bodegraven
Haar greep losser wordt wat wild schenkt mevrouw Leenschat
Van Bodegraven Brumming wat natte vluchtige kussen

Dan duwt mevrouw Leenschat van Bodegraven Brumming
Zachtjes naar het tuinhek en zegt het is goed zo Theodoor
Dan draait mevrouw Leenschat van Bodegraven zich om
En loopt kaarsrecht maar toch anders dan gewoonlijk het
Tuinhuis voorbij en gaat linksaf haar keuken binnen

WAT NIET RECHT DOOR KAN KAN O ZO VAAK MAKKELIJK BUITENOM

Van Putten beseft zich plotseling in zijn lange
Mijmering aan tafel op het einde van opnieuw
Een prachtige lentedag dat het tijd geworden is
Nu Van Putten zijn woede jegens wat de directeur
Van het bos allemaal uitspookte in het bos
Die gekanaliseerde woede die zich
Vooral richt op wet en regelgeving die Van Putten in
Het merkwaardige kleine land waar hij ingezetene van is
Nu eenmaal geboden wordt te gebruiken voor Alex
Van Putten zijn vriend die Van Putten vanwege vanwege zijn
Eigen en niet schaamt Van Putten zich daarvoor gevecht
met de directeur van het bos voor drie jaren nu al niet heeft
mogen ontmoeten hoewel Van Putten wist hoe slecht zijn
Vriend er aan toe was heel erg kwalijk allemaal

Echter nu het Van Putten beter gaat is hij zijn oude vriend
Niet niet vergeten even ziet Van Putten zijn luxueuze kamer
Rond schenkt zich een goed glas appellation controleé
In bereidt zich iets te roken en denkt aan Alex de
Dorpstovenaar die in het bos van de directeur onmogelijk
Begrepen kan worden die zijn dagen waarschijnlijk
Grotendeels opgesloten in een kamer met vrijwel niets erin
Door moet brengen en als het Van Putten zijn vriend
Mee zit mag hij met een zuster of broeder wandelen
Over de fietspaden van het bos en daar wordt Alex werkelijk
Niet gelukkiger van zijn geest is bij de planeten en bij
Prachtige rituelen niemand begrijpt een snars van Van Putten
Zijn vriend hij loopt weg van de inrichting en daarom sluiten
Ze hem op ja wat moeten ze met zo een jongen dat opsluiten
Is wel zo handig want ook nog maakt hij alles kapot

Van Putten nipt van zijn wijn en weet wat hij gaat doen

WERKELIJK

Het is elf uur in de avond de tuindeur staat open de
Lenteregen valt en de kleine man is gelukkig
Niet veel nog de laatste tijd komt de kleine man buiten
Behalve zijn tuin die de kleine man vele malen op
Een dag binnengaat om er te verpozen zo dagdroomt
De kleine man dan glimlachend in zijn eigen bos
Dan klinken de merels heerlijk en ook de kater die de
Onbedachtzame merel zo sluw en meesterlijk te pakken
Nam draagt volledig bij aan de aangename toestand
Waarin de kleine man zich in zijn eigen kleine bos bevindt

Daaraan denkt de kleine man allemaal als hij ontspannen
Zittend aan de zware tafel van een kwaliteit waar de
Kleine man zo dol op is zich op een goede rode wijn
Trakteert ik trakteer zegt de kleine man dan ook en
Onwillekeurig schiet de kleine man in een mijmering
Over wat er toch plaatsgegrepen heeft tussen de directeur
Van het bos en Van Putten werkelijk niets bedenkt de
Kleine man zich heeft de directeur noch Van Putten
Zelf zich laten ontvallen betreffende het plotselinge
Afscheid van de kleine man aangaande de paden in het
Bos van de directeur die de kleine man altijd zo welgevallig
Waren in al die jaren hebben Van Putten en de
Directeur van het bos de kleine man ook maar het geringste
Omtrent een en ander mede te delen

Verder mijmert de kleine man over zijn eventuele
Animositeit betreffende dit alles maar de kleine man
En dit mompelt hij welluidend voor zich uit kent geen
Rancune weet nauwelijks wat rancune inhoudt
Zo verstrijkt de avond voor de kleine man en heerlijk
Vindt de kleine man het te luisteren naar het ruisen
Van de regen en het af en toe zachte zuchten van de wind

IN HET NAJAAR

De lente is fris maar dat deert Brumming niet
Vandaag heeft heel de dag de zon geschenen in de vroege
Avond heeft Brumming een lange fietstocht gemaakt en
Nu zit Brumming aan tafel ondanks de avondkilte heeft
Brumming zijn tuindeur open gezet em Brumming hoort
De merel zoals Brumming de merel nog niet heeft gehoord
Even verderop in een tuin ook aan het fietspad gelegen is
Een dampend negerfeest gaande en de negerkinderen
Rennen gillend en uitgelaten het fietspad op en neer en
Brumming bevindt zich in een zalige staat van zijn als
Brumming denkt dat deze wonderlijke dingen hier
Brumming in zijn flat nooit ten deel zouden zijn gevallen

Met genoegen beziet Brumming de vorderingen die Brumming
Gemaakt heeft met betrekking tot de inrichting van zijn huis
Brumming heeft trek gekregen in een goed glas witbier
Met de tuindeur open mijmert Brumming klinkt Bach
Eveneens heel anders dan in zijn flat met de balkondeur open
Veel aardser veel natuurlijker meent Brumming en dat
Is eenvoudig te verklaren Brumming woont niet langer
In de lucht Brumming woont op aarde nu Brumming
Is terug gekeerd tot zijn natuurlijke staat van zijn te
Weten een gronddier op de aarde en even staart Brumming
Naar de hoge bomen in zijn tuin

Het negerfeest is bijzonder onrustig wat oudere jonge
Negers beginnen met scheurende scooters het fietspad
Op en af te rijden een hels kabaal makend het
Wordt Brumming te bar en met een lichte zucht sluit
Brumming de tuindeur en Brumming denkt aan zijn
Redacteur en de bundels die spoedig uit moeten komen

LAAT HET MAAR VOORBIJ WAAIEN
DAT IS BETER VOOR IEDEREEN

Brumming zit aan tafel en is tevreden
Hard heeft Brumming gewerkt aan zijn huis vandaag
Alsook de dagen hiervoor de lente is fris maar prachtig
En een lange fietstocht per dag volstond de rest van de
Tijd besteedde Brumming aan zijn huisje dat er werkelijk
Prachtig begint uit te zien en al helemaal thuis voelt
Brumming zich al

Toch heeft Brumming zich ook weer kwaad gemaakt
Vanwege dichtkunstrecensies in de krant Brumming
Voelde zich alleen desondanks begin Brumming heftig
Brieven te wisselen met zijn redacteur die tevens een
Groot dagelijks tijdschrift beheert en dat ging zo
Een beetje over en weer en Brumming stelde voor
Een en ander dan maar te plaatsen op zijn dagelijkse
Periodiek om aldus zo zei Brumming de boel weer eens
Flink op te poken Brumming had wel weer zin in een
Polemiekje

Brumming nipt van zijn volle rode Zuid Afrikaanse wijn
En rilt bij het woord polemiekje en ook bij de omschrijving
Op poken tot Brumming zijn geluk ging zijn
Altijd frisse redacteur niet onmiddellijk tot plaatsing
Over hij wist niet goed hoe Brumming zijn woede
Te omschrijven en hij moest iets samenstellen
Uit de correspondentie tussen hem en Brumming
Erg ingewikkeld allemaal en ook te weinig steekhoudend
Materiaal vond zijn mollige blozende redacteur

Gelukkig maar denkt Brumming nogmaals want Brumming
Was stellig van plan de hele literaire boel plat te maaien en
Dan weer iedereen kwaad natuurlijk en dan weer uren en
Uren moeten besteden aan weerwoorden en wat al niet meer

Ja mompelt Brumming voor zich uit dat ging maar net goed

ONDERWEG NAAR TANTE AGAATH

Mevrouw Leenschat van Bodegraven is zij kijkt op haar
Horloge ruim op tijd voor de receptie van tante Agaath
Die vandaag honderd wordt mevrouw Leenschat
Van Bodegraven staat in de hal voor de
Spiegel en zet haar breedgerande hoed ietwat schuin
Dan voelt zij hoe haar rechterschoen lichtjes maar zeer
Onaangenaam knelt mevrouw Leenschat van Bodegraven
Kijkt rond en zet zich vervolgens neer op het bijzettafeltje
Dat tegen de paarse verwarmingsradiator aan staat mevrouw
Leenschat van Bodegraven zakt er pardoes doorheen en
Links achterover valt mevrouw Leenschat van Bodegraven hard
Met haar hoofd tegen de deurlijst en even is mevrouw
Leenschat van Bodegraven helemaal weg even duizelt zij in
Het zwart van niets dan heft mevrouw Leenschat van
Bodegraven langzaam haar hoofd van de vloer en
Bemerkt onmiddellijk een lelijke pijn in haar onderrug
Mevrouw Leenschat van Bodegraven trekt zich wat op
Aan de deurklink en denkt wat treurig aan tante Agaath
Opnieuw beziet mevrouw Leenschat van Bodegraven
Haar horloge nog immer ruim op tijd maar wel
Veel pijn mevrouw Leenschat van Bodegraven
Schuift zich op haar billen en gaat rechtop zitten
Een heet mes steekt in mevrouw Leenschat van
Bodegraven haar onderrug met twee omzichtige
Bewegingen gaat mevrouw Leenschat van Bodegraven staan
En stijfjes met langzame weloverwogen bewegingen klopt
Zij zich het stof van haar mantel en hoed zet haar hoed
Nogmaals lichtjes schuin dan opent zij de deur stapt
Naar buiten mevrouw Leenschat van Bodegraven
Kijkt nog even naar de kleine ravage in haar hal
Dan sluit mevrouw Leenschat van Bodegraven de deur
En draait deze zorgvuldig op slot

MOOI WEER AANSTAANDE NU IS VEEL BELANGRIJKER
DAN BRUMMING ZIJN MOLLIGE OPGEWEKTE REDACTEUR

In afwachting van het nakende zomerweer zit
Brumming in zijn eigen tuin de zon schijnt
En de wind staat nog altijd noordwest maar overmorgen
Weet Brumming hij heeft het gezien op het journaal
En gelezen in de krant en ook gezien op Brumming
Zijn barometer naast de tuindeur
De naald is aan het verschuiven

Puffend warm wil Brumming het krijgen dat de
Tuindeur wel bijna een noodzaak is om te hebben
Om nog wat frissen lucht binnen te krijgen en
Koele glazen bier in de avond o hoe verlangt
Brumming en hij wilde dat het zover al was

Nu is het avond en Brumming zit binnen aan tafel
En de tuindeur is gesloten het is echt nog te koud
Brumming drinkt wat en rookt wat en zit een
Beetje te mokken over zijn eigenzinnige redacteur

Als het Brumming zijn fijne redacteur niet uitkomt
Zo mijmert Brumming lijkt het er wel op dat
Zijn altijd opgewekte redacteur eventjes voor een
Tijdje helemaal niets van zich horen laat en
Belangrijke vragen zeker heeft Brumming zijn
Redacteur gesteld zijn redacteur houdt op deze
Wijze de boel behoorlijk op

Natuurlijk kan Brumming zijn redacteur bellen
Dat is altijd leuk en dan worden een en ander
Zo een beetje geregeld maar Brumming heeft
Nu helemaal geen zin daarin Brumming schenkt
Zijn glas nog eens bij en het mokken dat
Brumming heeft aangevangen
Zet Brumming grimmig voort

GENIETEN

De zware zomerwind passend bij het gematigde zomerweer
Zucht bij vlagen diep door de bomen van Van Putten zijn tuin
Het is tien uur in de avond Van Putten zit aan tafel
En kijkt door de geopende tuindeur naar de meebuigende
Takken die vol van bladeren nu een zeker gewicht bezitten

Van Putten is aan het bijkomen van een zware terugval
Die Van Putten tien dagen geleden toen het zo vreselijk
Warm was zo plotseling overvallen heeft de gitzwarte
Tunnel waar Van Putten doorheen moest zonder ook
Maar het geringste sprankje licht waarneembaar dat
Wellicht het einde van de tunnel prijsgeven zou

Het was verschrikkelijk en even rilt Van Putten nog na
Maar het is voorbij en Van Putten denkt eraan hoe
Van Putten rijkelijk laat weliswaar maar
Toch kordaat ingreep op het moment dat Van Putten
Besefte dat er geen einde aan de gitzwarte tunnel
Komen zou

Van Putten neemt een slokje bier en hoort fietsers
Op het pad en het stemt Van
Putten tot genoegen dat Van Putten weer onder de
Mensen is zo voelt Van Putten dat dan staat Van
Putten op de wind trekt stevig aan bemerkt Van Putten

Alles is goed gekomen mompelt Van Putten zachtjes
Voor zich uit en legt een van Van Putten zijn
Dierbaarsten Bach cantates op de langspeler
Dan zet Van Putten zich opnieuw aan tafel
Steekt een fijn sigaartje op en schenkt zijn
Glas robuust bier nog eens heerlijk bij

ALSOOK HAAR AANGENOMEN NEEFJE

Mevrouw Leenschat van Bodegraven het is een avond
Eind juni en er zijn warme dagen in het vooruitzicht
Zit aan tafel luisterend naar de Engelse suites van Bach
Die haar als immer zoveel rust schenken de tuindeur
Staat open de wind is stilgevallen en het is doodstil
Op het fietspad

Mevrouw Leenschat van Bodegraven heeft het zwaar
Met de sport waar zij zo dol op is Wimbledon de
Tour De France het wereldkampioenschap voetbal
In Duitsland het is mevrouw Leenschat van Bodegraven
Al met al bijna te veel

Na de zenuwslopende affaire tussen de twee Zuid Europese
Grootmachten heeft mevrouw Leenschat van Bodegraven
Terstond de televisie uitgezet en is stil naar beneden
Gegaan waar zij nu aan tafel zit in de stilte
Van Bach en het fietspad bezijden de tuin van
Mevrouw Leenschat van Bodegraven haar huis

Mevrouw Leenschat van Bodegraven gaat de wijn genieten
En een kleine kruidensigaret de geluidloosheid van de avond
Fascineert haar en even denkt mevrouw Leenschat van
Bodegraven aan de kolkende massa van niet lang
Voor dit moment de extatisch juichenden
De na het laatste fluitsignaal gebrokenen
De grimassen van treurende clowns op de tribunes

Dan sluit mevrouw Leenschat van Bodegraven
De ogen en zij denkt aan Brumming
En ook aan Van Putten

OP DIE MIDDAG EIND JUNI

Weet je zegt Van Putten tegen zijn psycholoog weet je
Dat ik heel mijn leven wanneer ik moeilijke dingen
Moest doen ik altijd zei ik ben niet bang nooit geweest overigens
En dat ik immer geloofde dat het waar was ook en omdat ik
Dat geloofde ik inderdaad merkwaardig veel aan kon maar
Uiteindelijk vaak toch ver boven mijn uiteindelijke macht greep

Ja zegt Van Putten zijn psycholoog terwijl zijn niet
Onprettige gezicht zich voor Van Putten in een
Ontspannen glimlach plooit het zijn altijd weer die moeders
Die het hebben gedaan en het is werkelijk nooit anders geweest
Dan schatert Van Putten zijn psycholoog het plotseling uit
En Van Putten glimlacht zeer ontspannen met zijn psycholoog mee

Het is een prachtige zonovergoten zomerdag in het
Jaar onzes heren tweeduizend en zes eind juni
De tuindeur staat open en het is vier uur in de middag
Van Putten en zijn psycholoog praten over zinnige dingen
Ze zijn ernstig lachen er weer om en drinken thee

Van Putten is zijn terugval volkomen te boven dit mede dankzij
Het medicijn dat zijn psycholoog Van Putten heeft verstrekt
Opdat Van Putten de wereld kleurig zoals nog niet te lang geleden
Het geval was en hernieuwd kon ervaren en nu het weer zover
Gekomen is heeft Van Putten het idee opgevat
Vooral geen plannen meer te maken
Dat vooral niet

Dit laatste vindt Van Putten zijn psycholoog een wijs besluit
Ja ze kennen elkaar nu ondertussen wel zo een beetje
Van Putten en zijn psycholoog
En ze zitten lekker die twee

Epiloog

DACHTEN WE VERMOEDEND

Is het avond dan schrijven we wat
We drinken wat luisteren een muziekje
Niet te platvloers niet te verheven

Op tafel hebben we een klein
Onzichtbaar weegschaaltje geplaatst
Om te wegen wat we moeten wegen

Verder ontsteken we de lampen
Maken ons uiterst bedachtzaam gereed
Voor wat we nog niet weten

Hoe laat zegt de klok dat het is
Half tien
Daar hebben we geen problemen mee
Daar kunnen we mee leven

Buiten is het donker nu
Zal het ooit nog goed komen
Dat denken we
De overweging onmiddellijk verwerpend

Vanmiddag spraken we de jonge vrouw
Die ten einde raad is
Bij de deur van de hoofdingang
Naast ons kantoor

Ze lachte schaterend
Zei dat ze vrijdagmiddag van twee tot vier
Gehuild had

Ontroostbaar