Kees Engelhart – DAGEN VAN VAN PUTTEN | Boek 18 | Smeergeld triomf en pijn | Herfst

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-1-dat-dient-zich-aan-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-2-de-kwaal-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-3-het-grauw-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-4-de-rook-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-5-een-pak-warmte-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-6-draden-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-7-het-afrekenen-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-8-het-gefilterde-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-9-het-bevrijden-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-10-een-nevel-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-11-het-verval-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-12-een-berusten-lente-epiloog/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-13-kijkend-over-de-velden-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-14-veel-meer-dan-een-alibi-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-15-dagen-waarop-het-regent-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-16-over-het-achteloze-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-17-gekromd-en-zekerlijk-zomer/

Boek 18

Smeergeld triomf en pijn

Herfst

HET ONWEERSTAANBARE GRAF VAN MIJN GEBOORTEDAG

1

In mijn droom loop ik langs het pad van een
Oud kerkhof
Mijn haar is lang en plakt aan mijn lichaam
Om mij heen zie ik enige paarden die ogenschijnlijk
Doelloos rondlopen

Plotseling voel ik dat ik onweerstaanbaar door
Het graf links voor mij aangetrokken word
Ik moet er gewoon naartoe
Bij het graf aangekomen overvalt mij de sensatie
Tot mijn angst en afschuw
Diep en onstuitbaar in een zwarte ruimte te vallen

Op dat ogenblik word ik verdrietig wakker
De droom beleef ik in de weken daaropvolgend
Opnieuw en opnieuw gelijk aan de weken dagen
Maanden en jaren daarvoor
Eigenlijk zolang ik mij herinneren kan
En nooit was er ook maar de lichtste variatie in
De droom te bespeuren

Nu ik de leeftijd van veertien jaren heb bereikt
Gebeurt er echter iets waardoor mijn droom
Voorgoed verdwijnt

2

Op vakantie met mijn tante word ik door een
Onweersbui overvallen alleen als ik op weg ben
Naar het vakantiehuis dat mijn tante heeft gehuurd

Plotseling zie ik de dodenakker en de kerk uit mijn
Droom en alles klopt tot in de kleinste details die ik
Mij voor de geest halen kan
Mijn lange natte haar plakt aan mijn lichaam en
Om mij heen zwerven wat pony’s rond die beschutting
Zoeken tegen de storm

Een bepaald graf trekt mij onweerstaanbaar aan
Willoos loop ik naar de steen en lees mijn naam
Een kruisje mijn geboortedatum en
Toegetreden tot het Hemelrijk Gods

Volkomen verslagen sta ik daar en de regen gutst neer

In de weken de maanden de seconden de dagen en jaren
Die op deze gebeurtenis volgen
Is mijn droom niet weergekeerd
Niet weergekeerd en nooit weerom

KONIJNENSCHEDELTJES EN KIKKERSKELETJES

Brieven zijn mooie dingen en ze bewaren veel
Je kunt aan de envelop ruiken  en er iets van
Weten dat niemand weet
Brieven bezitten vaak ook geheimen van de
Aller intiemste aard die je met niemand zou
Durven delen
Dat zijn niet de brieven die in boeken staan
Daar is altijd iets mee

Maar deze brieven hier zijn echt fijne brieven
Met een klein aantal van ze heb je onder je
Kussen geslapen
Van andere brieven heb je sommige regels
Wel duizendmaal gelezen en duizendmaal
Heb je de ogen gesloten en duizendmaal
Werd vervolgens alles zwart

Brieven zijn onder mensen uiterst kostbare
Kleinoden
De mensen maken ze in hun stilste uren
Je kent de brieven met het handschrift
Je bezit ze en beruikt ze en betast en leest ze

Elke brief is geopend aan de bovenzijde die
Feilloos met een briefopener gesneden is en
Je in staat stelt de inhoud van de envelop
Geheel alleen voor jezelf tot je te nemen

Er zijn brieven die je niet meer leest
Dat zijn heel bijzondere brieven dat weet je
En je wilt er niet meer aan denken

Het is begin oktober laat in de middag
Je ligt op bed en kijkt
Terwijl je wakker wordt
Naar de schoenendoos rechtsboven op de
Kleine boekenkast met daarin de brieven
En naar de kleine tentoonstelling die je zo
Zorgvuldig hebt gearrangeerd op het
Uitgeschoven licht glanzende bureaublad

OM TE BEHOUDEN

Dag na dag loop ik te hoop om mijn verzen de kleur
Glans en klank te verlenen die ik in gedachten heb
Maar mijn arbeid vordert langzaam
En regelmatig valt het werk mij zwaar

Bij avond zit ik licht gespannen aan mijn tafel denkend
Aan alles wat ik in mijn dichtkunst afgezworen heb
Dat is dan mijn bijdrage tot het dichterschap
Dan glimlach ik en schenk mijn glas uiterst vol
Zodat ik het nauwelijks nog zonder morsen naar
Mijn lippen brengen kan

Mijn verzen zeggen sommigen zijn eigenlijk verhaaltjes
Alleen die neerbuigendheid al
Die ze bij herlezing weliswaar origineel maar oppervlakkig
Vinden
Zijn zij dan stekeblind en zien ze niet de toewijding
Het streven naar eenvoud en waarachtigheid
Zijn dat soms dames en heren die niet goed weten
Wat lachen of huilen werkelijk is

Ik weet het niet en de herfststorm raast rond mijn huis
De exquise rookwaar uit verre en veelal warme landen
Heb ik op mijn tafel uitgestald
Door weer anderen worden mijn verzen gezien als een
Feest voor de zintuigen een nimmer eindigend bal masqué
Vol prikkelend lichte perverse trekjes

Ikzelf zie niet helemaal niets daarin maar wel vrij weinig
En verder loop ik dag na dag te hoop om mijn verzen
Het ritme de toon en alles wat een goed vers nodig heeft
Mee te geven

EN BRUMMING LEUNT OVER DE BALUSTRADE VAN ZIJN BALKON

Brumming zit aan tafel en denkt na het is herfst
En niet veel meer deze zomer heeft Brumming
Gedaan dan zitten aan tafel
De zomerdagen verstreken en niet bij machte
Ook maar iets aan zijn toestand te veranderen
Zat Brumming avond aan avond aan tafel
Het kreeg hem te pakken en liet niet nog los

Brumming is niet catatoon
Maar er is iets waaraan hij niet ontsnappen kan
Het kwam sluipend
Lange tijd voelde Brumming zich heel goed
Doch langzaam maar ontegenzeggelijk begon
Brumming zich te stoten aan kastjes
Sneed zich bij het aardappelschillen en scheren
Brumming begon zich te bezeren aan allerhande
Apparaten en stilaan begon Brumming te vermoeden
Dat het hem traag maar zeker te pakken aan het
Krijgen was

Brumming wilde er niet tegen vechten en Brumming
Gaf zich er willoos aan over
De telefoon rinkelde niet meer
Van Putten noch Doppertje noch mevrouw Leenschat
Van Bodegraven lieten ook maar het geringste van zich
Horen

Brumming wrokt niet alleen is hij stil
Dan staat hij van tafel op en opent de balkondeur
De koelte van een kalme herfstavond daalt op Brumming neer
Bij het licht van de lantaarns beneden ziet Brumming het
Beverige rag glinsteren tussen de takken van de struiken

Het is stil op zijn ruim bemeten rechthoekige balkon
En de strak schuine schaduwen belemmeren Brumming
Niet of nauwelijks in zijn bitterzoete mijmering

TOCH WEET JE MEER DAN GENOEG

Je luistert naar de oktoberwind die zich onrustig
Om en langs je huis een weg naar verder baant
Er is veel dat je hebt meegemaakt de laatste dagen
De oude dove en zeer gelovige vrouw is uiteindelijk
Gestorven

In slaap geraakt zei de oude vrouw onlangs zelf nog
Daar sprak zij van tot aan de wederopstanding op
De jongste dag
Je bent er geweest en je hebt haar gezien en inderdaad
Je zag het meteen ze was niet dood
De oude en zeer gelovige vrouw was diep in slaap

Maar de andere mensen die er waren zeiden
Ja ze is dood
Een middelbare zoon aaide teder vluchtig haar wang
Jijzelf die niets van haar was streelde even haar
Gevouwen handen die heel koud aanvoelden
Maar je rilde niet integendeel een weldadige warmte
Doorstroomde je onmiddellijk en aarzelend  keek je
Naar de andere mensen

Nu zit je thuis en je luistert naar de oktoberwind die
Licht verward maar desondanks krachtig zich een
Weg naar verder zoekt
Je drinkt de klare absint en je rookt bedaard
Je mijmert en weet zeker dat je de begrafenis van de
Oude dove en zeer gelovige vrouw bijwonen zult
En dat stelt je gerust

Zij zullen de bedstede voor haar gereed hebben
Waarin zij slapen kan zoveel zij wil tot aan de
Jongste dag
Haar opa eveneens doof was van achttien
Vijf en zeventig een meubelmaker en een hele goede
Hoor heeft ze je wel eens gezegd en daarbij stak zij
Haar rechterduim omhoog

Ergens in die familie zit iets helemaal niet goed
Dat weet je nu wel zeker desondanks het feit dat
Lang niet alles gerangschikt en op kinderhoogte is

THUIS

Als Doppertje Kid en Fernando zijn afgescheept
En feilloos de douane gepasseerd in de zeer
Grote metropool aan de oostkust van de Nieuwe
Wereld begeven zij zich spoorslags naar
Fourty-Second Street

Het is vroeg in de avond eind oktober
De duisternis is reeds gevallen en de neonreclames
Boven de jazzclubs schitteren Doppertje en Fernando
Al van verre tegemoet en nat glimt het asfalt onder
De helle koplampen en zacht rode achterlichten der
Vele automobielen
Hier en daar suist rook of stoom uit de straat
Omhoog

Dopper en Fernando passeren met grote regelmaat
Meer dan tienmaal levensgrote reclameborden
Met daarop elkaar afwisselend de portretten van
Twee heren met bepaalde gezichten
Het loopt tegen november en de verkiezingen in het
Naar men zegt en Doppertje en Fernando weten het
Wel zeker machtigste land op aarde zijn nakende

Dan uiteindelijk houden zij halt bij The Nighthawk
Doppertje betreedt het etablissement en bij zijn
Binnenkomst groet hij de aangenaam verraste
Bartender
Eerst een emmer water…
En een bak haver vult de bartender onmiddellijk aan
En snelt weg

De trompettist speelt hartverscheurend
Niet veel later bestelt Doppertje zich een acht jaar
Oude bourbon en sluit tevreden de ogen
Even maar

ZIJN AANSTAANDE EN ZIJN DOCHTERS

1

Het is eind oktober in het jaar onzes heren tweeduizend
En vier
Een machtige herfststorm raast rond van Putten zijn  huis
Van Putten drinkt een zeer oude Batavia-Arak hij
Luistert Bach en mijmert
Deze avond mijmert van Putten eigelijk alleen over namen
De toestand waarin van Putten verkeert is verre van
Zorgwekkend te noemen

Desondanks is er de afgelopen jaren veel gepasseerd
Van Putten denkt aan IJsma en even ziet hij haar voor zich
Dan volgen snel achter elkaar de lange blonde Germaanse
Man de jongeman van midden vijftig die ergens zo
Mediterraan aandoet en natuurlijk de directeur van het bos
Die nu nota bene zitting heeft in het bestuur bestemd ter
Oprichting van een hospice in de provinciestad aan zee

Van Putten ziet voor zich de rijzige gestalte van de
Merkwaardig articulerende personeelsfunctionaris en de
Vriendelijke jonge beeldschone bedrijfsarts van Putten
Ontwaart zijn vroegere psycholoog met het kleine litteken
Op zijn rechterooglid die zijn verblijf heeft op het oude eiland
Hij ziet zijn nieuwe energieke psycholoog die van Putten
Tweewekelijks thuis bezoekt dit naar wederzijdse tevredenheid
Voor welke bezoeken van Putten en hij blijft menen dat het
Een wonder is niets voor hoeft te betalen

Aan Ene Durk denkt van Putten ook en aan Brumming stille
Brumming denkt van Putten en snel rekent van Putten uit
Hoelang van Putten hem niet geschreven gezien of gesproken
Heeft

2

Dan ziet van Putten Doppertje Kid en Fernando
Lang niets van vernomen en dokter Plinio
Van Putten zucht lichtjes en onmiddellijk verschijnen
Voor hem de statige contouren van Elisabeth Leenschat van
Bodegraven die hij nog altijd zo lief heeft

Een frons op het voorhoofd van van Putten veroorzakend is
Daar plotseling de kleine man
Van Putten staat op en in de keuken schenkt hij zich nog
Een Batavia-Arak in even staat van Putten stil bij de
Voorbeeldig geposeerde portretfoto van zijn vader in diepe
Geveinsde gedachten verzonken achter een schaakbord

Opnieuw aan tafel gezeten dringt zich Nerina aan hem op
En van Putten bemerkt tot zijn lichte verbazing dat hij wat
Verveeld met haar raakt Nerina is ver weg nu en alleen haar
Echtgenoot die een snor draagt komt van Putten nog wel eens
Ergens tegen zo af en toe en daar wordt een mens ook niet
Vrolijker van
De straf die Nerina naar van Putten eens stellige mening krijgen
Moest zal zijn beslag wel vinden of niet het laat van Putten koud

Van Putten glimlacht wrang of wellicht zoetzuur
Bach en de stormwind zijn onvermoeibaar
Van Putten ziet de directrice van de school die zich gekrabd heeft
Die met een tissue het bloed afneemt
Aan Deola denkt van Putten aan Alexander de meesterschijnheilige
Van Putten drinkt zijn Batavia-Arak uit
Dan verzinkt van Putten in een voortreffelijke overpeinzing die heel
De verder avond voortduurt die het verleden waaraan van Putten
Deze avond zijn mijmering wijdde vrijwel totaal onbelangrijk maakt

DAN VERSLIKT ZIJ ZICH EN PROESTEND FONKELEN HAAR OGEN

Mevrouw Leenschat van Bodegraven is werkelijk snipverkouden
Mevrouw Leenschat van Bodegraven niest onophoudelijk en er
Lopen dunne straaltjes van een waterachtige substantie uit haar
Neus die rood geworden is van het snuiten en vegen vandaar dat er
Een flink grote doos tissues rechts voor mevrouw Leenschat van
Bodegraven op tafel staat

Het is december en de avonden zijn lang dat weet mevrouw
Leenschat van Bodegraven als geen ander en zij luistert naar de
Divertimenti voor blazers van de haar zo toegenegen grote neus
Uit Salzburg aan wiens veronderstelde graf op het St. Marxer
Friedhof te Wenen zij eens op een prachtige naseptembermiddag
De grote neus de eer bracht die hij naar haar mening verdiende
Te weten mevrouw Leenschat van Bodegraven haar aanwezigheid
Aldaar
Het was er zo rustig toen
Mevrouw Leenschat van Bodegraven glimlacht mild als zij
Terugdenkt aan eens die lange genotvolle uren

Mevrouw Leenschat van Bodegraven rolt zich een kleine joint en
Schenkt zich een dubbele zeer oude jenever in hopende dat het
Forse alcoholpercentage de ziekmakende indringers tot een snelle
Terugtocht uit het oorlogsgebied aan zal zetten

Niet veel zin heeft mevrouw Leenschat van Bodegraven om een
Aantal dagen min of meer verplicht hoestend en proestend in
Bed door te brengen
Dat alles overwegende neemt mevrouw Leenschat van Bodegraven
Energiek een flinke slok van haar zeer oude dubbele jenever

IK MOET MINDEREN

Het is vrijwel twaalf uur in de avond mevrouw Leenschat van Bodegraven
Ontdoet zich van haar schoenen die haar de gehele dag al wat knellen
Zij maakt haar bustehouder los en dan zucht ze

Ietwat vermoeid is mevrouw Leenschat van Bodegraven na haar bezoek
Aan de literaire receptie deze namiddag in de hoofdstad van het land
Mevrouw Leenschat van Bodegraven schenkt zich een zwaar Duits bier in
En zij rolt zich een gedachten verzonken een stickje

Hoewel de receptie aangenaam en menselijk warm was en het pand even
Voornaam als de gracht waaraan het gelegen is en de aanwezigen geheel
En al zichzelf leken en joviaal en gretig babbelden dacht mevrouw Leenschat
Van Bodegraven alleen maar aan thuis de rust daar
En meer van dat

Mevrouw Leenschat van Bodegraven beschouwde de dichteressen en dichters
De redacteuren de bureauredacteur de directeur de hele beroemde schrijver
Die mevrouw Leenschat van Bodegraven vroeger zo goed heeft gekend de
Mevrouw van de publieke relaties de mevrouw van de catering en nog meer
Direct en indirect betrokkenen en belanghebbenden en haar neefje uiteraard
Even keek zij genegen naar hem
allemaal lieve mensen hier dacht mevrouw Leenschat van Bodegraven maar
de literaire recepties vermoeien haar een wat de laatste tijd

Nu alweer om half een naar bed
Zo kan het eigenlijk niet langer

HALF ZES

De componist van muziek voor warenhuizen en winkelcentra
Oud geworden en gezeten aan een tafeltje bij het linkerraam
Naast de ingang van het eetcafé kijkt naar buiten en schuift
Het halfvolle bord eten van zich af
Het is half december de dagen korten nog en hij ziet hoe snel
De schemer zich omzet in duisternis

De lichten in het eetcafé worden ontstoken en onmiddellijk in
Het raam ontwaart de componist de beeltenis van een gezicht
Dat oud geworden is en hem nors en ontevreden aanstaart

De componist van muziek voor warenhuizen en winkelcentra
Overdenkt de vele jaren van zijn leven die hij doorbracht in
Het gezelschap van zeer begerenswaardige vrouwen die de
Talloze huizen van genot die hij zovele malen heeft bezocht
Op zekere tijden bevolkten
Niet zelfs de meest eenzame heeft hij aan kunnen zetten
Zich aan hem te binden hoewel hij in zeer goede doen was
En meer en meer doorspoelde zich de componist met de drank
Die niet troosten kan maar dempen wel

De componist van muziek voor warenhuizen en winkelcentra
Wendt zijn gezicht af van het raam en bitter is de componist
Wanneer hij denkt aan de tijd die hij verspild heeft met het
Najagen van genot en het uiteindelijke geluk dat daarop volgen zou
Zij waren niet bestemd voor de componist maar voor anderen
Die hij geen van allen kende dat weet de componist van muziek
Voor warenhuizen en winkelcentra nu maar al te goed

Dan legt de componist een tientje op het schoteltje rechtsvoor
De componist trekt zijn winterjas aan dan groet hij een man
Die achter de toog glazen staat te spoelen
En verlaat het eetcafé

EN NIET GEHEEL TOEVALLIG IS DAT

Het is halfzeven in de avond en vermoeid zit
Doppertje Kid in het wegrestaurant ergens
Aan route sixty-six  die hem van de metropool
Aan de oostkust van het machtigste land op
Aarde brengen zal naar Gulch City de stad
Waaraan Doppertje zijn hart heeft verpand
De stad waarnaar Doppertje kost wat kost terugwil
Futloos roert Doppertje in zijn warme chocolademelk
Waarvan hij eerst diep in gedachten de hoge top
Slagroom heeft afgehapt

Twee maanden alweer zijn Doppertje Kid en Fernando
Onderweg en vijf en twintighonderd mijl hebben
Zij reeds afgelegd het regent en Doppertje kijkt
Door het raam naar Fernando die druipend aan
Een hek rechtsachter de benzinepomp staat

Zo kan het niet langer zegt Doppertje hij staat
Op en tast onwillekeurig even naar zijn holsters
Dan stapt Doppertje naar de toog wenkt de
Barman en begint omzichtig aan een niet weer
Te geven betoog waarbij Doppertje af en toe
Weidse gebaren maakt
Dan plotseling knikt de barman en hij lacht
Schijnbaar opgelucht en verheugd

Doppertje zet zich opnieuw aan tafel bij het
Raam en voor enige tijd verdwijnt de barman
Door de halve klapdeuren naar de keuken en
Verder aangezien Doppertje even later ziet hoe
Fernando naar een lege warme en droge garage
Word geleid
Dan keert de barman weer met onder zijn arm
Een langspeelplaat en even knikt hij naar Dopper

Dan in het verder verlaten wegrestaurant terwijl
Het regent en regent en Doppertje hernieuwd zijn
Chocolademelk roert klinken plotseling en magistraal
Uit de vier boxen die boven in elke hoek van het
Wegrestaurant zijn opgehangen de twee en drie
Stemmige inventionen sprankelend en als nooit te voor
In de uitvoering van Harry Mooten
Want die vindt Doppertje de mooiste van allemaal