Kees Engelhart – DAGEN VAN VAN PUTTEN | Boek 17 | Gekromd en zekerlijk | Zomer

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-1-dat-dient-zich-aan-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-2-de-kwaal-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-3-het-grauw-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-4-de-rook-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-5-een-pak-warmte-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-6-draden-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-7-het-afrekenen-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-8-het-gefilterde-lente/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-9-het-bevrijden-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-10-een-nevel-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-11-het-verval-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-12-een-berusten-lente-epiloog/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-proloog-dagen-van-van-putten-boek-13-kijkend-over-de-velden-zomer/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-14-veel-meer-dan-een-alibi-herfst/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-15-dagen-waarop-het-regent-winter/
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-dagen-van-van-putten-boek-16-over-het-achteloze-lente/

Boek 17

Gekromd en zekerlijk

Zomer

DAN KOMT HET GOED

Je bezoekt iemand
Iemand die je niet goed kent
Anderhalf jaar geleden zou je haar al bezocht
Hebben
Het is er niet van gekomen
Tot nu
Zij is heel mooi
Van de buitengewone soort
Je belt aan en bent heel zenuwachtig
Eigenlijk is zij veel te mooi en je hebt geen
Idee van wat je haar vertellen wilt
Of hoe haar anderszins te boeien

Nadat zij de deur geopend heeft is zij meteen
Heel verbaasd
Een lach opent haar gezicht en je meent
Te zien dat lichtjes haar ogen flonkeren
Je bezoekt haar
En je zult het weten

Kom binnen zegt zij en doet uitnodigend
Een pas terzijde
Even later kijk je uit over de jachthaven
Daar had ik niet meer op gerekend zegt zij
Ik dacht na een maand dat je nooit meer
Zou komen
Daarna vergat ik aan je te denken
En nu dit
Wil je koffie of thee vraagt zij
Thee zeg je
Thee

DE ZUIVERE WRAAK

Niet velen onder ons weten wat wraak is
De echte wraak
Niet de wraak die wij allemaal wel eens kennen
Maar de wraak die leidt tot vernuft
Die de geest aanscherpt tot een allerhoogste
Staat van zijn
Dat is wel het schoonste

De zuivere wraak die alleen gekend zal worden
Door degene die de wraak treffen zal
De wraak die niet tot verdenking leidt
Laat staan tot enige vorm van rechtsgang

De wraak die de recherche na jaren van intensief
Speurwerk in nauwe samenwerking met de collegae
Van het Politioneel Forensisch Laboratorium
Met lege handen achterlaat
Die hun moe geworden ogen desondanks licht laten
Vonken vanwege een soort bewondering die zich
De afgelopen jaren langzaam ontwikkeld heeft
Vanwege de perfectie waarmee de wreker zijn wraak
Gestalte gegeven heeft

Dat is de wraak waarvan je houdt
De wraak waar je soms van droomt
De wraak die anders is dan de wraak
Die wij allemaal wel eens kennen
De wraak die tot bewondering leidt
Van jezelf alleen
De eenzame wraak

OP WEG NAAR HUIS

Als het zaterdagavond is zetten wij de bloemetjes buiten
Dan trekken wij ons nergens nog iets van aan
Wij schreeuwen naar elkaar in het holst van de nacht
Vechten rollen wij de rozenstruiken in en voor wie ons
Te naspreekt hebben wij schitterende lemetten paraat
Iedere late voorbijganger is bevreesd voor ons en dat is
Ze maar geraden ook want op zaterdagavond zijn wij
In alle staten en zelfs de geringste geur van kritiek is
Ons veel te machtig

Aanmerkingen op ons gedrag kunnen wij niet velen dan
Trekt een bloedrode waas ons voor de ogen
Die slaan wij dan tegen de grond en schoppen en spugen
Net zolang totdat wij niets nog horen meer
Zo doen wij dat dan giert en kolkt het bloed door onze
Aderen en wij voelen ons heerlijk en geweldig

Zo tegen de ochtendschemering gaan wij aan een
Slootkant zitten of ergens in het bos dan zij wij rustig
En vol verbazing en bewondering aanschouwen wij hoe
De nieuwe dag ontwaakt
Wij zien nevelslierten boven het water of al naar gelang
Wij ons bevinden boven het mos en rond de boomstammen
Dan ademen wij de ochtendlucht diep in en zeggen dat het
Een uitmuntende zaterdagavond is geweest
Vervolgens wandelen wij innig gearmd met elkaar verder
En wij zingen allerhande liedjes

EEN BEGRAFENIS AANSTAANDE

Het kon met de jonge vrouw ook niet goed
Aflopen
Een jonge vrouw die haar moeder Belle noemt
Is onmiskenbaar gedoemd
Nu is zij gestorven een de erge ziekte en dat
Terwijl zij nauwelijks iets als een boezem bezat
Zo men eigenlijk so-wie-so van een boezem
Spreken mocht

Nu is ze dood de jonge vrouw die zo van mooie
Jonge kassameisjes hield
Mooie jonge kassameisjes waar de jonge vrouw
Urenlang naar kijken kon
Zolang dat de mooie jonge kassameisjes het zweet
Uiteindelijk op de voorhoofdjes parelde

De jonge vrouw ligt hier even verderop
Je weet wel waar maar je gaat er niet heen
Haar grote verdriet was dat de jonge vrouw
De grote mensenwereld tot in de diepste
Nuances begreep maar tegelijkertijd
Onmogelijk aan die wereld deel kon nemen
Zo men dat een verdriet noemen kan

Je zit aan tafel en het is niet koud maar de
Zomer de echte zomer wil niet komen
Je drinkt je zware Duitse bier met mate
Je hebt haar goed gekend
Goed gekend zeg je half mompelend voor je uit
Je denkt aan Het Verhaal Van Mevrouw N.N.
Van de grote Russische schrijver
En je dommelt in

ONBAATZUCHTIG ALS DE ZUIVERE LIEFDE IS

Heel de dag slaat de zomerstorm op de ramen
Van het atelier waar ik werk
Deze bijzondere dag ben ik om twee uur vrij
Ik spoed mij naar huis en kleed mij om

Om halfdrie is hij daar en belt aan
Ik open de deur en hij kust mij
Ik trek mijn jas aan en innig gearmd
Lichtgebogen tegen de zuidwesterstorm
Begeven wij ons naar het Stadhuis

Drie jaar later word ik wakker in het holst
Van de nacht en de maan staat laag
Ik draai mij om en kijk naar hem
Zijn borst beweegt kalm op en neer
Zijn haar valt prachtig over zijn slapen
En lichtschuin achter het oor
Hij is mijn man denk ik mijn stille man
Mijn man met de soepele gladde spieren

Een week geleden heeft hij mij gezegd
Dat zijn liefde hij weet niet hoe het gekomen is
Voor mij is verflauwd en dat hij niet meer
Voelt wat hij eens wel voelde

Nu voel ik plotseling een fenomenale kracht in mijn armen
Mijn lichaam spant zich majestueus samen tot een
Tempel alleen gebouwd op ware en daarom zuivere liefde
Bedaard neem ik mijn kussen

BUITEN IS HET VRIJWEL DONKER NU

Het is een zachte zomeravond het licht achter
De bomen trekt langzaam weg en de merels
Zwijgen
Je bent alleen want iedereen is weg
De tuindeur staat open en windstil hangen
De rotanstrengen in de opening er is geen
Wandelaar of hond op het pad te horen

Je drinkt de verfijnde kirsch en overdenkt
Je leven zoals het tot nu verlopen is
Een jonge kater Sjors van de buren sluipt
Omzichtig naar binnen
Hij merkt niet dat jij daar rustig aan tafel zit
En waant zich onbespied
Als je het glaasje kirsch duidelijk hoorbaar
Neerzet schrikt de jonge rode kater Sjors
Hevig en slippend over het linoleum schiet
Hij naar buiten

Verder gebeurt er niet veel
Je steekt een sigaartje op en zit echt lekker
Je probeert te denken aan alle dingen die
Je pijn hebben gedaan
Maar het lukt niet je schenkt je glaasje
Kirsch nog eens bij en begint zachtjes te
Te neuriën

Plotseling bemerk je hoe donker het in de
Kamer geworden is
Dan sta je op om wat schemerlampjes aan
Te doen

EN OPNIEUW GLIMLACH JE

Door de openstaande tuindeur stromen de
Zomeravondgeluiden binnen het is volop zomer
Zacht maar onmiskenbaar maakt Bach gewag
Van zijn aanwezigheid en hij mengt zich met
De voetstappen op het pad met flarden
Caribische klanken met allerhande geluiden
In zeer verschillende hoedanigheden volumes
En nuances
Bach blijft onverstoorbaar hij vindt het fijn
Onder de mensen te zijn
Bach is namelijk een mensenmens
Dat weet je en daarom houd je veel van Bach

Je bent alleen thuis en iedereen is weg
Je bent zelfs zo alleen dat je de straat op
Zou moeten om iemand te vermoorden
Daar ben je niet toe in staat dat weet je
En daarom glimlach je
Toch moet je daaraan denken
Hoe het zou zijn
Hoe het werkelijk zou zijn om…
Even ril je

Dan schenk je je glaasje bourbon bij je steekt
Een fijn sigaartje op en je zit best lekker
De avond wordt zwaarder en begint te ademen
Het late licht is vrijwel achter de bomen
Die nu gitzwart zijn weggetrokken
Je kijkt ernaar en dan naar de boekenkast
Er zijn geen spanningen nu
Je bent ongevaarlijk

EEN LUTTEL WONDER VAN GENOT

Wanneer mij zou worden gevraagd
Een konijnenhok te maken dan
Beslist onmiddellijk zal ik daar stro
Voor gebruiken

Om bij mijn konijnenhok te komen
Zal men urenlang moeten dwalen
Door eindeloze goudgele korenvelden
Wil men mijn konijnenhok oprecht en
Daadwerkelijk vinden

Mijn bouwtekening zou van oneindige
Vlakken gewag maken een misleiding
Een doolhof
Ja
Mijn onvindbaar konijnenhok

In het midden daar
Ergens in een namiddag
Ga ik dan staan en hef mijn glaasje
Grappa omhoog tegen de zon
En juist als de schitteringen eraf slaan
Sluit ik mijn ogen
Even
Niet lang

EEN KONING GEFOTOGRAFEERD

Jelui weet nog niets
Ik ben een Koning
Kijk maar eens hoe vorstelijk mijn linkerhand
Rust op mijn kin
Zie mijn zorgvuldig gecultiveerde snor

De glimlach die ik bezit heb laten nemen van
Mijn mond verraadt een aristocratisch elan
Dat jelui eens onmiddellijk herkennen zult
Ik ben en zeer knappe man en alles aan mij
Is koninklijk

Jelui weet het nog niet maar een Vorst is
Opgestaan voor even nog resideert hij op
Het plaatsje bij vader en moeder achter
Mijn haar echter heeft al de kwaliteit die
Men bij een persoon van mij statuur
Vermoeden mag

In mijn oogopslag zou jelui ijdelheid en
Verregaande narcistische kenmerken
Kunnen vermoeden hetgeen ik noch
Bevestigen noch ontkennen kan
Mijn tijd moet nog komen

Ziet jelui dat lichaam het jong krachtig
En slank vrijwel gereed voor de uitoefening
Van macht
Jelui weet lang nog niet alles
Die kleine bracelet om mijn pols
Die subtiele tattoo
Tekenen zeg ik jelui
Allemaal tekenen van grootheid

VREEMD ( VREEMDE DINGEN GEBEUREN )

Zwijgende zomerregen niet gedreven door
Wind of animositeit daalt neer op het oude
Dorp en sijpelt van de takken en bladeren
In de tuinen van de huizen van het dorp

Het kleine raam staat open de tuindeur
Staat open en alles staat open de merel
Zwijgt al voor weken en lijkt tegelijkertijd
Alle verder zomervogels het zwijgen te
Hebben opgelegd en niets te horen is er
Met uitzondering van de zomerregen

Je staat in de keuken en je schenkt je
Borrelglaasje absint dat je omzichtig
Hebt ingeschonken even zorgvuldig uit
In een klein wijnglas voor de maat
Je houdt het glaasje tegen het licht en
Een fonkelend groen spat je tegemoet

Je loopt naar de platenspeler nu Bach
Vind je meteen
Jesus Bleibet Meine Freude
Dinu Lipatti is de man die het voor je doet

Zo verstrijkt langzaam de zomerregenavond
Je rookt wat je drinkt wat en je leest wat
En je schrijft wat
Niet dit maar iets heel anders

Je bril ligt links voor je op tafel
Een leuk spinnetje met een fijn
Kontje dribbelt heen en weer
Het spinnetje probeert telkens
Ergens tegenop te klimmen
Tegen je glaasje absint tegen de
Bureaulamp en tegen alles op
En telkens valt het spinnetje
Na een lange klauterpartij
Machteloos spartelend
Naar beneden

VAN GROTE ROEM

De oude klassieke vormen in de dichtkunst
Worden door onze contemporaine woordkunstenaars
Nog maar zelden toegepast
In hogere zin is daarmee de hogere dichtkunst passé
En naar men nu zegt voor altijd voorbij

De jonge schrijver zit aan zijn bureau en zijn
Rechterhand een ietwat bevend drukt een
Peukje uit in de asbak

De jonge schrijver leest nog eens over wat
Hij zojuist neergeschreven heeft
Aandachtig bestudeert hij met name het laatste
Zinnetje
En naar men nu zegt voor altijd voorbij
Dan schudt de jonge schrijver lichtjes het hoofd
En staat op

De jonge schrijver is bezig met het vervaardigen
Van zijn eerste en daarmee meteen zijn belangrijkste
Essay dat de werktitel draagt

DE CONTEMPORAINE DICHTKUNST OF HOE HET ZO GEKOMEN IS!

Het werk wil niet vlotten en in de keuken schenkt
De jonge schrijver zich een flinke whisky in
Stroopt zijn hemdsmouwen op
En gaat weer zitten

Een briljant essay heeft de jonge schrijver in
Gedachten
En als het klaar is stuurt de jonge schrijver
Het essay onmiddellijk naar het belangrijke literaire
Tijdschrift
Dat zal me een klap geven grinnikt de jonge schrijver
En hij rolt zich vergenoegd een klein jointje
Zo zit de jonge schrijver elke avond aan tafel
Dagen maanden weken seconden jaren uren

EN DAT WIL JE NIET

Vermoeidheid in augustus is een tartend fenomeen
Je voelt hoe de zomer langzamer en lomer wordt
Hoe stilaan je verlangen naar de herfst ontluikende is
Spinnen en motten beginnen samen met de slakken
Zich te mengen en te roeren in het leven van alledag

Het drukke leven van de zomer heeft je geheel in de ban
Je wanhoopt lichtjes en geniet hoelang nog zal deze
Zomer duren en hoe vermoeid zul je zijn wanneer
Uiteindelijk de deur naar de herfst open zal slaan om
Binnen te tuimelen opdat je vooral eerst eens uit kunt slapen

Er zit een mot vast in de luxaflex en je bent nu
Werkelijk te vermoeid om de mot te redden
Je zag vele jonge vrouwen vandaag en zeker
Tien van hen vond je zeer begerenswaardig
Hoofdzakelijk door hun vormen en jurkjes

De bourbon die je geniet smaakt heerlijk
Met licht brandende ogen zit je aan tafel
Vermoeidheid vind je is een kwalijk iets
Je raakt er door verlamd en niet veel kun je nog doen
Je weet dat het overgaat en dat je moet gaan slapen

Vermoeidheid in augustus moet een teken zijn
Tijdens de warme avonden valt sneller en sneller het duister in
Voldaanheid die nergens toe leidt neemt geheel bezit van je
Dat wachten op de herfst die in het verschiet ligt en dat luieren
Die herfst die zonder vraagprijs al je drukte en onrust wegnemen zal

EN EEN TRAGE WOEDE NEEMT VOLLEDIG BEZIT VAN JE

Gewelddadigheid is heel erg en behoort
Zonder twijfel tot de meest onuitroeibare
Aandriften van de mens
Iets dergelijks als gewelddadigheid te moeten
Aanschouwen is dan ook wel een van de
Naarste dingen die je kent
Maar helaas kunnen we er niet zonder

Daar ben je nu wel achter ook al ben je nog
Niet zo heel erg oud
Bijna alle volwassenen die je kent keuren
Gewelddadigheid ten strengste af en dat is
Heel mooi van ze
Maar ergens bezit je een jammer genoeg
Onberedeneerbare twijfel vanwege de
Stelligheid en bijna verontwaardiging die
Daar kun je vergif op in nemen
Dan immer bezit van ze neemt

De angst die uit die twijfel voortvloeit
Brengt soms een kort moment van paniek
Bij je te weeg waarbij je de keel genadeloos
Wordt dichtgeschroefd
Af en toe kan een jongen te wijs voor zijn
Leeftijd zijn
Dat weet je nu en zo nu en dan vind je
Dat je te betreuren bent
Weer een andere keer voel je je wonderbaarlijk
Krachtig en rijp

Dan moet je de ogen sluiten door genot vanwege
De vroegtijdige genade die je geschonken is dat
Je niet alleen de mens zorgvuldig aanhoren kan
Maar vooral de gave datgene je aanschouwt
Te ontdoen van wat er aan geluid bij hoort

De kermis is in het dorp en duidelijk hoor je
Het lage dreunen uit die broeikas van geluid
En langzaam maar onmiskenbaar voel je je bloed
Kouder groeien

DE POP

De vier jongedames houden op acht plaatsen het laken op
Keurig en welhaast vormelijk gekleed zijn zij
Gevieren kijken de jongedames omhoog en het is zeer
Waarschijnlijk dat zij alle vier dezelfde mensgrote manspersoon zien
Wiens hoofd op onnatuurlijke wijze naar links wordt gezwiept
Dit gezichtspunt is alleen op deze wijze waar te nemen voor de
Jongedame die zijn aangezicht aanschouwt
Voor de drie andere jongedames geldt dat zijn op hun beurt zijn
Achterhoofd zien dat vanuit hun perspectief naar rechts
Is geslagen

Zijn benen hebben voor alle vier de jongedames duidelijk zichtbaar
Ook iets in de stand van ze dat eigenlijk niet geheel mogelijk lijkt
Zijn armen hangen voor zijn buik slap naar de richting van zijn hoofd
Dit alleen weer te aanschouwen door de jongedame die zicht heeft op
Zijn borstkas en aangezicht
Voor de rest hebben de jongedames best plezier zo duidelijk is het dat
Zij een spel met hem spelen

Onder het laken vallen brede schaduwen veroorzaakt door de zon die
Laag achter de drie jongedames die zijn achterhoofd en rug beschouwen
Staat en ook door de wijde rokken die zij dragen
Overigens is het half bewolkt en derhalve zou men dergelijk krachtige
Schaduwen niet zo gauw verwachten
Het rood en zwart en wit in het gezicht van de man doet denken aan
Dat van Pierrot
Achter de drie dames is vaag een toren te zien en op de grond liggen
Wat volledig groene bloemen

OP WEG NAAR NIEUWE AVONTUREN

Ik vecht met de duivel en het valt niet mee
Hij is echt heel sterk nog veel sterker dan
Iedereen mij gezegd heeft echt heel gemeen sterk
De duivel is helemaal pimpelpaars zijn
Rechterarm houdt de duivel op de rug en
Met zijn linkerhand drinkt hij een
Heel groot glas met wel drie of vier liter grenadine
Groen in twee formidabele teugen leeg

Nu lacht hij heel naar naar mij en snel
Kijk ik naar de grond en dat is heel verstandig van
Mij want ik durf de duivel niet in de ogen te zien
Die vast heel erg eng zijn dat weet ik wel zeker
Zo heel helder en gifgroen met wit eromheen
Ik sluit mijn ogen en hoor zo kalm mogelijk
De opwindende geluiden die de duivel maakt
Gaan mij door merg en been zo vol verdriet
Schijnen zij mij toe dat ik onwillekeurig rillen moet

Dan sla ik mijn oogleden op en zie de duivel
Zitten op een boomstronk en hij heeft zijn
Handen voor zijn gezicht geslagen en hij snikt
Zo intens als ik nog nimmer van een levend
Wezen heb gehoord en zijn lange harige tenen
Klauwen in nooddruft diep in het zand

De duivel is aan uiterste wanhoop ten prooi dat meen
Ik duidelijk waar te nemen mijn volledig verstrakte
Spieren ontspannen zich en een onbepaald geluksgevoel
Dat ik nog niet eerder heb gekend maakt zich van mij
Meester en nieuwsgierig kijk ik naar de duivel die nu
Wel zeer beklagenswaardig is
Het pleit is uiteraard beslecht en met ferme stappen
Verwijder ik mij van daar
En zuidwaarts ga ik heen

EN VERDER GAAT

Je begint het gedicht te schrijven en zorgvuldig
Zie je er op toe alle mogelijkheden betreffende
Bijvoorbeeld toon en onderwerp open te houden
Je ziet het als zuiver om aanleiding en aandrift
In het ongewisse te laten

Even schrik je op als een gedachte je te binnen
Schiet en onmiddellijk houd je de pen stil
Dan ben je weer van de gedachte af en je gaat
Verder met het gedicht
Nog altijd staan alle mogelijkheden en onderwerpen open
Dat voel je want daar heb je zorg voor gedragen

De pen vindt zijn weg over het papier moeiteloos
Nauwelijks hoef je je er nog mee bezig te houden
En langzaam heel langzaam dommel je weg

Dan schrik je wakker en meteen denk je aan de
Woorden die de pen opgeschreven heeft
Haastig lees je over wat er geschreven is
Vrijwel onmiddellijk stelt je dat gerust en
Opgelucht laat je de pen zijn gang weer gaan

Maar wegdommelen doe je niet meer en in plaats
Daarvan overvalt je een soort peinzen dat de vreugde
Van even hiervoor danig bekoelt
Je denkt na over de mogelijkheden en onderwerpen
Die nog beschikbaar zijn voor het gedicht

Voorgenomen dat had je je om alles open te houden
Helemaal tot aan het einde van het gedicht
Een waarlijk zuivere proefopstelling had je voor ogen
Waarin vrijwel wetenschappelijk te geloven zou zijn
Maar nu op dit moment twijfel je en niet zo weinig ook
En je kijkt naar de pen die onkundig van dit alles
Verdergaat en
Verdergaat

HET GEDICHT VOOR DE KINDEREN VAN GROEP VIER A

Ik wil een gedicht maken voor de kinderen van groep vier a
Het is woensdagavond en ik zit aan tafel
Voor mij ligt een schrijfblok en in mijn rechterhand ik ben
Rechts namelijk houd ik mijn pen gereed

De bureaulamp brandt ik neem een slokje bier en ik denk na
Over hoe ik het gedicht voor groep vier a maken zal
En vooral waar ik het over wil hebben
Ik weet het niet goed en luister naar de ronkende motor
Van een helikopter die over mijn huis vliegt

Wat zal ik toch schrijven voor die kinderen van groep vier a
Van de Prinses Margrietschool in Julianadorp
Ik ken ze wel hoor die kinderen van groep vier a
Maar eigenlijk ken ik ze ook weer niet helemaal
En hoe moet je dan een gedicht voor ze schrijven
Dat is echt niet eenvoudig

Langzaam begin ik te denken dat het misschien wel heel
Moeilijk is om een gedicht te schrijven voor de kinderen
Van groep vier a in Julianadorp

Dan kijk ik opeens naar juf Hetty en daarna meteen
Naar mijn schrijfblok
Het is ongelofelijk het hele gedicht staat er al en het is
Helemaal af en ik juich een beetje van holadiejee en
Holadiejoo

Het gedicht voor de kinderen van groep vier a
Van de Prinses Margrietschool in Julianadorp is klaar
En ik kan mij niet eens meer herinneren
Dat ik het toch voor ze geschreven had

EN DE VOLGENDE WEEK MOEDER ONTKENDE ZE HET TEN STELLIGSTE

Je weet het niet
En het doet er verder ook niet toe
Maar in werkelijkheid was je geen moeder
Dat had je dan ook niet geleerd dus hoe moest je dat doen
Daar had je geen idee van en je deed maar wat
Maar altijd zoals jij het wilde moeder
Vanwege de dingen waar je wel en niet tegen kon
En je was natuurlijk een tiran met al je zogenaamd ingehouden weeklacht
En je voortreffelijk bijpassende mimiek
Ik zag dat alles heel scherp ook al was ik zeven jaar
Het was allemaal voor jezelf moeder en dat was heel goed
Hoe zou het anders hebben kunnen gaan

Later ben je nog wel eens heel erg in de war geraakt
Weet je dat nog moeder
Dat was toen je de zaken niet meer naar je hand zetten kon moeder
Je weet het vast nog wel
En je moest opgenomen worden en het was helemaal mis met je

Met dat eten was het ook zo raar weet je dat nog
Je wilde maar grote borden pap verorberen
Want je moest eten vond je maar kreeg geen hap door je keel
Daar werd je helemaal wanhopig van
En dat was voor mij vanzelf ook geen pretje moeder
Maar gelukkig kwam het allemaal weer goed

Je kent de oorsprong van je aandriften niet moeder
Je weet niet waarom je kermend de handen ten hemel heft
Wanneer je absoluut het sleuteltje van je fiets niet meer vinden kunt

Ik moeder voor mijzelf weet dat wel
Dat is mijn redding geweest moeder en heeft heel wat jaren later mijn broer
Je jongste zoon die het ook niet wist het leven gekost
Dat heeft eens mevrouw van ter Seyden mij in vertrouwen verteld
Een wijze vrouw vol van innemend en uiterst natuurlijk gedrag
Die ik niet licht nog vergeten zal