Karolien Knols – Interview Rob Scholte: ‘Door omkering wordt kitsch weer kunst’

Kunstenaar Rob Scholte kocht stelselmatig borduurwerken voor enkele euro’s per stuk op rommelmarkten en sites. Hij draaide ze om en signeerde ze. Nieuwe prijs: 2.100 euro.

Het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci in achtvoud naast De Nachtwacht van Rembrandt. Tweeëndertig Melkmeisjes van Vermeer. Een hele wand met jachttaferelen, met bloemstillevens. Zigeunerjongetjes met een traan. Deze week opende in De Fundatie in Zwolle de tentoonstelling Embroidery van Rob Scholte: 932 borduurwerken, door de kunstenaar voor een paar euro opgekocht op rommelmarkten, omgedraaid, opnieuw ingelijst en gesigneerd. Nieuwe prijs voor 30 bij 40 centimeter: 2100 euro.
Op een van de wanden springt een wit kerkje in een Zwitsers berglandschap in het oog. Besneeuwde toppen op de achtergrond, op de voorgrond stroomt een rivier. Ook hier: een veelvoud van hetzelfde plaatje. Op de meeste doeken zijn de draden netjes afgewerkt, maar op die ene zoekt de wol kronkelend zijn weg. Je ziet niet wat boom is, en wat kerk, rivier, berg. Een rommeltje, maar ook: in een klap geen kitsch meer, maar kunst.
In zijn herinnering is kunstenaar Peter Giele die hem begin jaren tachtig al eens op de schoonheid had gewezen van die praktisch uitgestorven huisnijver. Wat zouden we daar mee kunnen doen, had Giele gevraagd. Het duurde meer dan twintig jaar voor Scholte het antwoord had: de achterkant laten zien. In Zwolle zegt Scholte, twee dagen voor de opening: ‘Joseph Beuys zei al tegen zijn studenten: ‘Een schilderij houdt niet op bij de randen.’ Door iets om te draaien, krijg je een nieuwe kijk op je werk. Voor mij staat de achterkant voor het onvermoede.’

Wat zag u in de achterkanten van de borduursels?

‘De liefde die de maker voor de afbeelding heeft gehad, alle uren die er aan zijn besteed. Ik vond het erg dat al dat werk voor een paar euro van de hand werd gedaan. De wanverhouding tussen de prijs en de energie die het moet hebben gekost om te maken, is enorm.’

De mooiste exemplaren vindt hij die waar de draden kriskras over het linnen gaan omdat iemand te lui was om af te hechten. Of die waar de wol zo pluizig is geworden dat het verf lijkt. ‘Daar wordt borduren expressie,’ zegt Scholte.

Hebben de omgekeerde borduursels van grote meesterwerken voor u meer waarde dan die van een berglandschap?

‘Nee, al heeft een omgekeerde Nachtwacht natuurlijk wel iets Duchampiaans, en een omgekeerd berglandschap niet. Marcel Duchamp tekende in 1919 een snor en een baard op een ansichtkaart van de Mona Lisa. Vervolgens hing hij een kaart zonder baard en snor in het museum, en zette daaronder: geschoren. Daarmee kreeg de reproductie dezelfde status kreeg als het origineel. Bij een Embroidery van Rembrandt of Vermeer zou je kunnen zeggen: het oorspronkelijke borduursel maakte van de kunst kitsch, maar door het om te draaien, en er mijn handtekening onder te zetten, geef ik de afbeelding weer terug aan de kunst. Voor de prijs maakt het overigens niks uit, oude meesters of niet. Je betaalt per vierkante centimeter.’

Sinds 2003, het jaar dat hij na langdurig verblijf in het buitenland terugkeerde naar Nederland, koopt Scholte stelselmatig alle borduurwerken die te koop worden aangeboden. Marktplaats, kofferbakmarktjes in weilanden, rommelmarkten. In zijn eigen museum in Den Helder staan nog duizend borduursels opgeslagen.

Kocht u alles op om te voorkomen dat anderen er met hetzelfde idee vandoor gingen?

‘Nee, daar heb ik me nooit zorgen over gemaakt.’

In 2005, het jaar dat u voor het eerst uw Embroidery liet zien in een Rotterdamse galerie, publiceerde de Volkskrant een foto van Michael Ferron, van de achterkant van een geborduurde Beatrix.

‘Die heb ik indertijd gezien, ja. De Volkskrant heeft me er toen nog van beschuldigd dat ik het idee had gepikt. Maar mijn eerste dateringen zijn van 2004, dus dat klopt niet.’

Rob Scholte en copyright: zijn hele oeuvre gaat erover. Als representant van het postmodernisme eigent hij zich beelden uit de kunstgeschiedenis en de reclame toe, en maakt er nieuw werk van. In 1984 gebruikte hij het logo van Philips voor zijn schilderij Nachtlicht. Twee jaar later veroorzaakte hij een rel rond een nageschilderde ansichtkaart, Utopia. Het werk was een citaat van Manets Olympia. ‘Als je aangesproken wordt op het gebruik van beeld van anderen,’ zegt hij nu, ‘moet je nadenken over wat beeldrecht betekent. Ik heb in 1987 een zelfportret geschilderd als een copyright-teken. Rechts onderin, daar waar de handtekening staat, stond heel klein mijn portret.’ Een boodschap als een provocatie: heeft diegene die als eerste ergens een afbeelding van maakt, er beeldrecht op?

Van wie is Embroidery? Van de borduursters, of van u?

‘Van mij. Ik heb hun werk gekocht, dan mag ik er mee doen wat ik wil.’

Wat vindt u ervan als uw werk door andere kunstenaars wordt geciteerd?

‘Zolang het niet commercieel gebeurt, voel ik me gevleid. De Amerikaanse kunstenaar Mark Kostabi heeft mijn schilderij Overspel hergebruikt in zijn eigen werk, Marc Bijl parafraseerde de cover van mijn How to star-catalogus met zijn eigen naam. Ik geloof in Creative Commons: je behoudt als maker de rechten, maar geeft anderen de toestemming om je werk te verspreiden. En daar hoeft niet altijd een vergoeding tegenover te staan.’

De Volkskrant, 30 april 2016

http://www.volkskrant.nl/beeldende-kunst/-door-omkering-wordt-kitsch-weer-kunst~a4292085/