Jeroen Vullings – Op naar de honderdste Zomergast

Op 5 augustus begint de VPRO-serie ‘Zomergasten’ aan zijn veertiende seizoen. Het wordt wel een inteeltprogramma voor mediavolk genoemd. Eraan meedoen levert een culturele ridderorde op. Wie had al die jaren de hoofdrol? De gast, de presentator of, zoals de bedoeling was, de televisie?

Tweeëntwintig augustus 1999. De schrijver Kader Abdolah heft de vinger en voegt presentator Adriaan van Dis toe: ‘Mag ik vragen: laat Freud even liggen.’ Het klinkt als een gebod. Van Dis deinst achteruit.

Veertien juli 1996. Connie Palmen kijkt nog peinzend naar het laatste, tragische beeld van Marilyn Monroe. Presentator Freek de Jonge mompelt: ‘Over auto’s gesproken, Marilyn Monroe had ook een mooie bumper.’ Palmen zwijgt.

Negen juni 1991. Jan Wolkers straalt van geluk. Hij heft het jampotje vol krioelende paddenvisjes omhoog en belooft presentator Peter van Ingen: ‘Als jij over tien jaar dit programma nog eens gaat doen met dezelfde gasten, dan zie je dat die padden groot aan mijn voeten zitten.’

Het heeft niet zo mogen zijn. Inmiddels weten we dat Wolkers niet behoort tot de Zomergasten van de lichting 2001. Geen wonder, want Zomergast ben je maar éénmaal. Vanaf het moment dat het televisieprogramma in 1988 begon, maakten zestig personen uit de wereld van de cultuur, de wetenschap, het bedrijfsleven, de media – en soms de politiek – daar hun opwachting. De duur van de eertijds avondvullende uitzending is bekort, de invulling is veranderd en met Adriaan van Dis is Zomergasten toe aan de vijfde presentator, maar onverminderd fourneert het spraakmakende VPRO-programma collectieve televisiemomenten. Goed voor het gesprek van de volgende dag.

Een willekeurige greep: G.B.J. Hilterman die anderhalf uur lang een aktetas tegen zich aangeklemd houdt om zijn buikje te maskeren. Loe de Jong die het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede live van commentaar voorziet. Rudy Kousbroek die een tropenpak aandoet voordat hij het over Indië zal gaat hebben. Anton Corbijn die de uitzending lang een zwarte zonnebril op heeft. Arnon Grunberg die niks zegt. Het genot van de vacuümpomp bij Kristien Hemmerechts.

Een constante bij de aftiteling is de formulering ‘naar een idee van Krijn ter Braak’. Programmamaker Krijn ter Braak is de geestelijke vader van Zomergasten. Hij herinnert zich het prille begin: ‘Jarenlang speelde bij de VPRO rond Kerstmis de vraag: wat doen we in de zomer? Moeten we dan onze beste programma’s herhalen? Ik vond altijd dat zo’n eindeloos zomerreces ongewenst is. Toen, in 1988, kreeg ik het idee dat je programma’s en films kunt herhalen op gezag van iemand. Opdat ze van die persoon zouden worden. Het was toen ook de tijd van: alles moet kort. Terwijl ik juist voor lang ben. Met de mensen op wier gezag je herhaalt, kun je een ander soort interview hebben: een vraaggesprek dat steeds gekoppeld wordt aan wat je gezien hebt of zult gaan zien. Omdat het programma in de zomer – met dat mooie weer – uitgezonden zou worden, moest het iets hebben waarvoor de mensen thuis zouden willen blijven: een unieke, eenmalige voorstelling.’

Van meet af aan stond voor Ter Braak vast dat de televisie de hoofdrol moest spelen in Zomergasten. Het livegesprek zou gaan over hoe de televisie iemands leven heeft veranderd. ‘Daarom moest er ook een televisietoestel staan. Twee stoelen, een tafel en een televisietoestel als dader!’

Peter van Ingen, de presentator van het eerste uur, zei ooit in Het Parool dat hij ‘een koliek’ krijgt als hij ‘naar een idee van Krijn ter Braak’ bij de aftiteling ziet voorbijtrekken. Ter Braak: ‘Peter begint zijn verhaal altijd bij het maken van Zomergasten. Aan de voorgeschiedenis gaat hij voorbij. Als er had gestaan “naar een idee van Krijn ter Braak en de eerste acht seizoenen voortreffelijk gepresenteerd door Peter van Ingen” zou hij zich vast niet zo ergeren, vermoed ik.’

Van Ingen heeft Zomergasten het langst gepresenteerd: van 1988 tot 1996. Hij zegt: ‘Roelof Kiers verzamelde een groepje mensen en we gingen aan de slag. Vóór alles moest het goedkoop zijn. Het programma kostte toen ruim een ton. Ik was geen extra kostenpost, want ik werkte al voor de VPRO.’ Ironisch: ‘Hopelijk is dat niet de enige reden geweest dat ik het moest presenteren.’

Van Ingen, die met het programma stopte toen zijn kinderen groter werden en in de zomer met vakantie wilden, heeft aanvankelijk niet veel zin om terug te kijken: ‘Een oud joods spreekwoord luidt: wat heb je aan sneeuw van verleden jaar? Daarom heb ik me nooit willen laten interviewen.’ Maar gaandeweg raakt hij enthousiast bij herinneringen aan die pionierstijd. ‘Harry Mulisch zei ooit tegen mij over Zomergasten: je krijgt toch een cadeau. Zo ervoer ik het ook. Het idee dat de wereld voor je open lag, dat the sky the limit was, is onbeschrijflijk. Ik zat dágen in Londen om alle Tommy Cooper-shows te bekijken. Ik ging naar Duitsland voor materiaal van de ARD, naar het filmfestival van Cannes om daar met Hugo Claus de uitzending door te nemen, naar de biënnale in Venetië met Rob Scholte.’ Lachend: ‘Toen ik in de Verenigde Staten bij CNN op bezoek was, vroegen ze: wie bent u? Zei ik: hi, ik ben Peter van Ingen en ik heb een show van coast to coast. Dan kom je meteen bij de grote jongens binnen. Coast to coast, gonsde het dan door zo’n gebouw. Ik loog niet, maar het klinkt beter dan: van Noordzee tot Waddenzee. En als ik vertelde dat ik urenlang achtereen op tv was zónder commercial breaks, vielen hun monden open. Dat zoiets kón op de televisie!’

Het beeld dat opdoemt uit die oertijd is er een van zorgvuldige voorbereiding, lange voorgesprekken met de gast. Maar eerst: een strenge, strenge selectie van potentiële kandidaten.

Ter Braak, de eerste drie jaar regisseur van Zomergasten, herinnert zich: ‘We waren daar heel streng in. Alsof we een volksvertegenwoordiger moesten kiezen. Maar er stond toen ook veel op het spel, het programma moest zich nog bewijzen. Omdat een gast vier en een half uur mee moest, was televisie-ervaring vereist. Zodat we de garantie hadden dat hij niet dicht zou klappen.’

Van Ingen: ‘In december bezochten we al de eerste kandidaten. Meestal begonnen we met vijftien mensen en hielden er vijf over. Vrouwen waren terughoudend om mee te doen. Ze hoeven niet zo nodig. Actrices en acteurs vielen vaak af. Ik was eens bij een beroemde actrice voor zo’n kennismakingsgesprekje en toen ik wegging riep ze me achterna: “En ja, de Dood, daar wil ik het ook nog over hebben. De Dood!’”

En altijd weer diezelfde voorkeuren: Van Kooten en De Bie, All in the Family, de moord op JFK, iets uit Loe de Jongs De bezetting, de kunstuitlegger Pierre Jansen.

Van Ingen: ‘Als een gast zo cultureel-correct zat te doen, kreeg hij huiswerk: praat met je kinderen, je ex-vrouw, met wie dan ook, om te achterhalen waarnaar jullie keken.’

Die beelden zijn onmisbaar, stelt Van Ingen. ‘Via televisie- en filmfragmenten kijk je door de ogen van de gast naar wat hij fascinerend vindt. Zo kun je de persoonlijkheid van de gast vergroten en tegelijk heel analytisch spreken over het gekozen beeld. Frans Swarttouw koos een fragment met vechtende walrussen op een eiland. Aan de hand van dat beeldmateriaal liet hij zien hoe macht werkt in het bedrijfsleven.’

Zomergasten is veranderd. Allereerst is aan de duur geknabbeld: van vier en een half naar drie uur. De VPRO begon die eerste jaren van het programma om halfacht ’s avonds en eindigde om middernacht. Tegenwoordig begint Zomergasten om negen uur. Daardoor is er nauwelijks ruimte om nog een hele speelfilm uit te zenden. Ook maakt het achtuurjournaal geen deel meer uit van het liveprogramma. Vroeger leverden de gasten daar direct commentaar op. Bovendien zijn de uitgezonden fragmenten korter dan voorheen. Daarbij wordt het steeds moeilijker om aan beeldmateriaal te komen. Janny Langbroek, met Karen de Bok verantwoordelijk voor de eindredactie, zegt: ‘Het komt voor dat een gast absoluut iets wil zien dat we niet kunnen krijgen. Dat was vroeger nooit het geval.’ De Bok: ‘Beeldmateriaal uit de Verenigde Staten en uit Engeland kunnen we meestal vergeten. Of men vraagt achtduizend dollar per minuut, óf je moet de hele serie aankopen.’

Milly Schloss, al zes jaar researcher voor Zomergasten, zegt: ‘Om te voorkomen dat iemand bij NBC, CBS of ABC een archiefkelder in moet, roepen ze al bij voorbaat: vijfduizend dollar per minuut.’ Een teleurstelling voor de gasten, weet De Bok: ‘Mensje van Keulen wilde twee minuten van Blackadder zien. Daar spelen wel veertien acteurs in en die moet je allemaal gaan bellen en betalen. Als er één niet akkoord gaat, kun je het vergeten. Ook de drie scenarioschrijvers moeten toestemming geven. Dat wordt onbetaalbaar. Dan moeten we zeggen: Mensje, het zit er niet in.’

Het wordt nog erger, denkt Schloss: ‘Steeds meer mensen hebben de rechten op zichzelf. Straks wil je misschien een stukje laten zien van Vanessa op bezoek bij Rik Felderhof. Dan blijkt het niet te mogen, omdat Vanessa de rechten op zichzelf heeft genomen.’

Langbroek: ‘Zomergasten was bedoeld als goedkoop programma, maar nu zijn we ongeveer twee ton per avond kwijt.’

Ook inhoudelijk is Zomergasten veranderd, constateert Ter Braak. ‘Het zichtbare televisietoestel is uit het decor verdwenen en daarmee is ook het oorspronkelijke idee dat de televisie de hoofdrol moet spelen wat verloren gegaan. Ten gunste van een “diepte-interview” of “de ideale televisieavond van”. Het is alsof die gasten hun avond helemaal doorgecomponeerd hebben. Ze lijken nu zelf wel televisiemakers.’ Oud-redactrice Jessica Voeten merkt fijntjes op: ‘Sommige afleveringen lijken op een erg lang uitgesponnen interview waar helaas enkele stukjes televisie in zitten.’

In het tijdperk-Van Ingen werd het gebruikelijk dat de gasten voor een thema kozen. Niet zelden hield het programma bovendien een indringende kennismaking in met de psyche van de gast.

Van Ingen: ‘Een psychische ontmoeting was niet mijn inzet, maar als je iemand als een Piet Vroon uitnodigt of Frank van Ree, dan weet je wat je te wachten staat. Omdat je zoveel uren gesprekstijd had, kreeg een aantal gasten de behoefte meer van zichzelf te laten zien. Anderen, Armando of Jan Mulder bij voorbeeld, sloten zich daarvoor juist af. Armando probeerde me één minuut voor de uitzending te intimideren. Door te zeggen: “Ik wil dat het licht anders wordt. Het is me te groen. Doe dat nu.” Ik zei: “Nee, ik vind het wél mooi.” Daarop dreigde hij: “Dan loop ik nu weg.” Waarop ik antwoordde: “Zullen we dan half groen doen?”‘

Niet iedereen was direct overtuigd van Van Ingens kwaliteiten. Drie jaar geleden schreef oud-Zomergasten-redacteur Max Pam in NRC Handelsblad: ‘Met Van Ingen is het misschien zoals met de gebouwen van Van Gool voor het Rijksmuseum: in het begin vindt iedereen ze lelijk, tegenwoordig vindt iedereen ze mooi. Groot verschil met zijn opvolgers is dat Van Ingen zelf niet als beroemde Nederlander wilde gloriëren.’

Van Ingen: ‘Een van de kritiekpunten was dat ik te weinig van me liet zien. Daar koos ik bewust voor. Die lange stiltes dienden om de gast uit de verf te laten komen.’

Roemrucht is Van Ingens gesprek met gast Ischa Meijer. Ter Braak: ‘Ischa nam Peter enorm in de tang.’ Van Ingen: ‘Een van de redactieleden was bevriend met Ischa en had een deal met hem gesloten om fragmenten te laten zien waar ik niets van wist. Het werd daardoor heel moeilijk om met Ischa drie uur lang iets te doen. Hij wilde maar over joden praten en hij wist dat ik daar niet over wilde praten. Het was voor mij een heel onprettige uitzending, omdat ik op een gegeven ogenblik gast in mijn eigen programma was. Achteraf denk ik dat ik het anders had moeten doen. Hij vroeg mij: “Jij bent toch ook een joodje?” Daar had ik op in moeten gaan.’

Na Van Ingen presenteerden Freek de Jonge, Wim T. Schippers en Hanneke Groenteman elk een jaar Zomergasten. De laatste zegt: ‘Heel erg jammer dat ik het niet nog een jaar mocht doen. Ik wilde wel, maar Hans Maarten van den Brink dacht daar anders over. Die zei: we gaan elk jaar een andere presentator nemen.’ Het liep anders: Adriaan van Dis gaat nu zijn derde seizoen als Zomergasten-presentator in.

Wat een presentator allemaal moet en niet moet, is een eindeloos verhaal.

Eerst zijn daar zijn de taken. Adriaan van Dis, pas na lang aandringen bereid wat te zeggen, verklaart: ‘De beste vragen die je kunt stellen bij een interview zijn: waarom? wanneer? hoezo? Maar vaak durf je dat niet te vragen. Omdat je daarvoor een brutaliteit moet hebben die bij mij in conflict komt met mijn fatsoen en gevoeligheid. Dus ik moet me vermannen dat te doen. Het is handig als je wat weet van je gesprekspartner, maar dat doe ik alleen voor mijn eigen geruststelling. Je hoopt dat degene die de keuze van de fragmenten maakt daarmee iets van zichzelf laat zien. Een grotere pretentie heb ik niet.’

De Bok: ‘Het moeilijke voor de presentator is dat hij het gesprek moet voeren en tegelijk de fragmenten in de gaten moet houden.’ Vervolgens moet je er bepaalde karaktertrekken voor hebben. Voeten stipuleert: ‘Het is heel moeilijk om als presentator een persoonlijkheid te zijn zonder de boventoon te voeren. De beste vond ik Freek de Jonge, omdat hij daar helemaal niet toe in staat was. Dat leverde tenminste onverwachte televisie op.’

Ter Braak heeft een andere voorkeur: ‘De beste presentatoren van Zomergasten zijn Peter en Adriaan. Voor die functie moet je het karakter van een stationschef hebben. Ontzettend zwaar, want je moet een boekje afwerken, charisma bezitten, benul van televisie hebben, en verstand van de gast naast je. Hondsmoeilijk. Bij de VPRO dacht men een tijdje dat het zou werken als je twee personality’s nam in plaats van een: de presentator en de gast. Maar met alle respect voor Freek de Jonge en zijn opvolger Wim T. Schippers, dat werkt in het geheel niet. Freek en Wim zijn geboren gasten. Geen presentator kan genoeg beseffen dat dé personality in Zomergasten de televisie is.’

Hanneke Groenteman is onbarmhartig: ‘Zowel bij Peter, Freek, Wim, mij en nu bij Adriaan denk ik: de presentator is niet goed genoeg om dit programma te dragen. Misschien is de spanning van de belediging, zoals bij Freek en Wim, nog het beste. De totale empathie met de gast, zoals ik die beoogde, is op de rand van saai. Ik heb het slecht gedaan. Je ergert je eigenlijk altijd aan de Zomergasten-presentator. Bij Adriaan heb ik dat ook. Vroeger, in zijn boekenprogramma, was hij veel beter. Ik herinner me Freek de Jonge in gesprek met Connie Palmen. Dat was écht erg, Freeks onbegrip voor wat Connie wilde vertellen over slachtofferschap. Hij gaf haar de ruimte niet.’

Connie Palmen evalueert: ‘Het brak mij op dat Freek en ik elkaar al kenden. We spraken af dat we van tevoren niet met elkaar zouden praten over het programma – achteraf gezien heel stom. Ik wilde in een essay met beelden speuren naar het verband tussen roem en zelfdestructie. Wat doet de blik van anderen met je, en kan dat leiden tot zelfmoord? Pas later realiseerde ik me dat ik met een beroemd iemand zat te praten die alles kan analyseren, behalve zijn eigen leven. Freek is intelligent op een andere manier. Niet de intelligentie van het vragen stellen, de analyse en het logisch denken, maar die van de vondst. Freek is zo bang voor zelfdestructie, het onderwerp kwam te dichtbij, zijn reacties waren ronduit angstig. Al vrij snel schaamde ik me voor zijn reactie. Bij een beeld van een meisje dat aan anorexia leed, zei hij: “In Afrika hebben ze ook niets te eten.” Toen stond ik in dubio. Ik kon mijn vriend natuurlijk afvallen, maar ik deed het andere: ik klapte dicht.’

Dichtklappen is een makke van Zomergasten. Voeten vertelt: ‘K. Schippers had prachtige fragmenten over kijken en mooie verhalen. Misschien ook door de combinatie met Wim T. Schippers sloeg hij volledig dicht.’ Het kan natuurlijk ook aan de gast liggen, voegt ze toe: ‘Wim had zich vreselijk goed voorbereid, maar bij Arnon Grunberg kwam dat er niet uit. Die woont in Amerika, heeft geen televisie, kijkt geen televisie, heeft geen traditie met televisiekijken en heb je weleens een goed interview met Grunberg gezien?’

De vraag blijft dan uiteraard waarom Grunberg zo nodig Zomergast moest zijn. Is het moeilijk om aan geschikte gasten te komen? Van Ingen: ‘In de generatie van Mulisch en Wolkers zijn de gasten op. Die moeten niet meer op de televisie. Onder jongeren – wij hadden destijds Anil Ramdas en Rob Scholte – wordt veel meer gekeken en nagedacht over beelden. Je moet alleen hard zoeken.’ ‘Onzin,’ beweert De Bok, ‘we hadden er zo vijf bij kunnen verzinnen.’

Hanneke Groenteman was, vertelt ze, niet bijster gelukkig met de haar opgedrongen gesprekspartner A.J. Dunning. ‘Zo’n Dunning, daar had ik helemaal geen beeld van. Na afloop ook niet.’ Schloss: ‘Zo’n buitengewoon respectabel iemand als professor Dunning bleek van Benny Hill te houden. Maar dat wilde hij niet tonen. Treurig, als gasten zelfcensuur gaan plegen.’ Groenteman: ‘Ik was voor Henk Spaan. Maar die kreeg een veto. De gedachte was: als je al een patjepeeër als Willem van Kooten te gast krijgt, dan niet ook Spaan.’ Inmiddels zijn de verhoudingen veranderd. De huidige presentator heeft vetorecht bij de keuze van de gasten. Van Dis formuleert het bescheiden: ‘Het is niet zo dat ik te horen krijg: je moet de hele avond met Wim Kok praten. En dat ik dan zeg: hiep hiep hoi.’

Het programma is, zoals gezegd, live. Niet-regisseerbaar. Door een liveregistratie kunnen gasten ook genadeloos tegenvallen. Groenteman: ‘Geert Mak vond ik bijvoorbeeld dodelijk vervelend. Een keurige, saaie avond.’ Ter Braak: ‘Mak is een beetje soft, hoor je weleens zeggen. Wat bleek: zijn fragmenten waren óók soft.’

Livetelevisie kan ook riskant zijn, weet Voeten: ‘Tijdens de uitzending belde de partner van Hugo Brandt Corstius. Die zegt: laat hem niet meer drinken, hoor. Zij zag dat er wéér een vol glas stond. Hij had dorst, het was stikwarm in de zomer en er was een derde reden. Hugo had gezegd dat hij met één item wilde kunnen inhaken op de actualiteit. Tot de dag van de uitzending had hij niks besloten. Die zondag word ik wakker met de radio die meldt dat Lady Di was verongelukt. Ik pak de telefoon en zeg: Hugo, je hebt je actualiteit. Wat vind je ervan? Hij zegt: wat dan? Lady Di is doodgereden in Parijs, zeg ik. O, zegt hij. Is dat belangrijk dan? Daarna Wim T. Schippers gebeld. Die wist het ook niet en vroeg: is dat belangrijk dan?

Die avond heeft de regie even overgeprikt naar de andere netten. Allemaal hadden ze Lady Di. Nou, not amused, hoor, noch Hugo, noch Wim. Geen van beiden. Dus die hele uitzending viel in het water met Brandt Corstius’ documentaire over mieren en zijn literaire onderwerpen. Wie heeft toen eigenlijk gekeken?’ Schloss: ‘En hij was nota bene de mystery guest. Dat wilde hij zelf. Iedereen dacht dat het Willem-Alexander zou worden. Werd het Brandt Corstius.’

Soms kan de uitzending ook volledig naar wens verlopen. Kristien Hemmerechts zegt: ‘Ik heb het gevoel dat Zomergasten voor mijn carrière een mijlpaal is geweest. Ik heb de kans en de ruimte gekregen om te zeggen wat ik wilde zeggen. Ik ben dezelfde avond teruggereden naar Antwerpen, ging slapen en in mijn slaap heb ik de hele uitzending teruggezien. Letterlijk helemaal. ’s Morgens werd ik wakker en toen dacht ik: ik hoef het niet op video te zien, want ik heb het vannacht gezien. En ik wist ook: Adriaan heeft het héél goed gedaan.’

Maar ook een ogenschijnlijk ‘ongelukkige’ aflevering kan spraakmakend zijn: die met Kader Abdolah. Ter Braak: ‘Onvergetelijk. Moet een bloedbad voor Adriaan zijn geweest.’ Groenteman: ‘Kader Abdolah, daar kon ik gewoon niet naar kijken.’ Palmen: ‘Ik heb hem wékenlang dwangmatig nagedaan.’ De Bok: ‘Schrijvers verkopen als een gek nadat ze bij ons zijn geweest. Behalve Kader Abdolah. Bij hem zijn er nadien optredens afgezegd.’

Van Dis: ‘Er was zelfs iemand die beweerde dat hij geen goed Nederlands spreekt. Dat is onzin, hij spreekt prachtig Nederlands, hij spreekt het alleen een beetje anders uit. Het was opmerkelijk, bizar, geweldig en raar. De beste reactie was van iemand die er een halfuur naar keek en toen zei: verdomd, het is echt, ik dacht dat het Kees van Kooten was.

Maar het was natuurlijk zijn ideale televisieavond en dat had hij heel letterlijk opgevat: dit is wat ik wil vertellen. Uit een begrijpelijke onzekerheid had hij veel aantekeningen gemaakt, dus hij keek de hele tijd in een klein opschrijfboekje. Ik vroeg hem: leg dat nou terzijde, laten we nou een echt gesprek met elkaar voeren. Maar dan keek hij weer in dat opschrijfboekje en dan had hij weer een prachtige zin. Geweldig, maar op dat moment was ik wanhopig. Het aardige van de televisie is dat ik daar niet zit als een plastieken gecoiffeerde man die geen fouten maakt. Het moet op dát moment gebeuren.’

Kader Abdolah herinnert zich alles haarscherp: ‘Het programma hield me een jaar bezig. Al een week na de uitzending kreeg ik opeens vijfentwintig, dertig uitnodigingen voor extra lezingen. Ook belde een school om een optreden af te zeggen. Te gevaarlijk voor de leerlingen. Sinds die uitzending voel ik me meer thuis in Nederland.

Ik zei eerst nee tegen die aardige mensen van de VPRO. Want de tijd was nog niet rijp. Toch verplichtte ik mezelf het te doen, want het ging niet alleen om mij, maar om de samenleving en de minderheden. Op de avond zelf deed ik mijn zwarte pak aan met een mooi wit overhemd, een beetje gel in m’n haar en probeerde er goed uit te zien. Voor de minderheden. Bij het etentje vooraf waren Perzische gerechten, maar ik kon niet eten, ik had het warm, het was voor mij een gevecht. De materie van de avond was dezelfde. Het begon heel goed, ik merkte dat ik vrolijk was, ik lachte, Adriaan van Dis reageerde losjes en de eerste stukken waren ook vrolijk. Maar bij het derde of vierde stukje merkte ik iets vreemds. Adriaan van Dis formuleerde al mijn gedachten als zijn gedachten. Verraad. Het werd geen programma, maar een gevecht, en ik had gelijk. Adriaan van Dis wilde het niveau laag houden en mij als succesvolle vluchteling tonen. Hij wilde niet over de fragmenten praten. Hij wilde over Kader Abdolah praten, en over Jip en Janneke. Hij dreigde tijdens een fragment: als je zo blijft, kunnen we niet verder gaan. Ik antwoordde: het is míjn avond. Stotteren of de juiste woorden niet vinden, dat vond ik niet erg. Dat doen allochtonen. Maar hij mocht niet op mij neerkijken en daarom ging ik op een harde toon de samenleving bekritiseren. De goede mensen van de VPRO kwamen bij mij en zeiden: Kader, het is goed, ga door. Mijn vrouw was ook daar. Ze was bijna dood van verdriet. En van angst. Want ze had de angst op mijn gezicht gezien, niet als verliezer maar als aanvaller. In het hotel huilde ze. Ik vroeg: waarvoor? Voor jou, voor ons.

Na afloop zei Adriaan van Dis: Kader, blijf wie je bent. Hij drukte mijn hand, als een mens, als een eerlijke vechter.’

Vergde de interactie tussen Van Dis en Abdolah de nodige inspanning om te volgen, dat gold zeker niet voor de uitzending met Zomergast Raoul Heertje. Die was niet meer dan het pretendeerde: een leuke avond over televisie. Goed voor een miljoen kijkers. Heertje is de eerste om dat getal te relativeren: ‘Een miljoen mensen op een zondagavond waar doelpunten van Cruijff worden getoond, is helemaal niet zo veel. De gebruikelijke score van 300.000 kijkers is helemaal niks. Het dient geen enkel maatschappelijk belang. Ik had nooit verwacht dat ik er zelf nog eens zou zitten. Het programma was altijd heel pretentieus. Mensen leken het te moeten doorstaan. Toen ik gevraagd was, ben ik toch gaan kijken. Geen enkele keer is het me gelukt om een hele aflevering uit te zitten.’ Heertje noemt Zomergasten een ‘inteeltprogramma’, een ‘media-aangelegenheid’ waarvan de faam in stand wordt gehouden door mediatypes die er zelf veel naar kijken. Zo wilde hij het niet. ‘Ik wilde zelf ook een leuke avond hebben. Alles laten zien! Fantastisch dat je mag zeggen wat je wilt laten zien en dat iemand dat nog uitzoekt ook.’

Toen hij een halfuur na het begin om wijn vroeg, ontregelde hij Van Dis. Heertje: ‘Mag ik wijn? vroeg ik. Dat bepaal ik, zei hij. Maar ik wil wijn, zei ik. Maar ik ben gastheer, zei hij. Goede gastheer, sneerde ik. Blijkbaar staat in het draaiboek: de wijn komt na een uur, de pijnlijke momenten na drie kwartier. Maar je bent toch met elkaar aan het praten? In een gesprek ligt dat normaal toch niet zo vast?’

Hoelang heeft Zomergasten nog te gaan?

Mensen staan in de rij om gast te zijn. Groenteman: ‘Paul de Leeuw zou graag Zomergast worden.’ Palmen: ‘Hans (Van Mierlo – JV) zou het graag willen doen. Ooit is hij benaderd, maar dat kwam toen niet uit.’ Karel Glastra van Loon verklaart geamuseerd: ‘Ik zou niet weigeren. Hard maar waar: wie niet bij Zomergasten is geweest, doet er minder toe. Het is een culturele ridderorde, een stempel van goedkeuring. Het betekent ook dat je interessant bent. Zeker nu Zomergasten steeds meer een personalityshow wordt.’

Bedenker Krijn ter Braak vindt dat Zomergasten door moet totdat er honderd gasten zijn geweest. ‘Er zijn in Nederland vast honderd kritische en door het medium betoverde televisiekijkers te vinden.’ Resoluut: ‘En voor daarna heb ik een nieuw programma liggen.’

Vrij Nederland, 04-08-2001

https://www.vn.nl/op-naar-de-honderdste-zomergast/