Janneke Wesseling – Rood-witte paal met vogelnestje als kritische reflectie op Floriade

Nadat gisteren koningin Beatrix in Zoetermeer de vierde wereldtuinbouw tentoonstelling Floriade had geopend, verrichtte Henk van Os, directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam, de opening van de tentoonstelling ‘Allocaties, Kunst voor een natuurlijke en kunstmatige omgeving’ in het Floriadepark. Hij deed dit door een draaiende kop van de kunstenaar Rob Scholte, de zes meter hoge ‘Kolossus van Zoetermeer’, in werking te stellen.

‘Allocaties’ is een tentoonstelling van kunstwerken die door 23 beeldende kunstenaars uit binnen- en buitenland speciaal voor de Floriade werden ontworpen. Zij werden volgens de organisatoren geselecteerd op basis van hun gebleken interesse in kunst in de openbare ruimte, met name in relatie tot natuur en milieu.

Allocaties is bedoeld als een kritische reflectie op de Floriade en als bijdrage aan de discussie over kunst in de openbare ruimte. De artistieke leiding is in handen van Maria-Rosa Boezem, organisator van tentoonstellingen en symposia over hedendaagse kunst, Jouke Kleerebezem, beeldend kunstenaar, en Michiel den Ruijter, landschapsarchitect en ontwerper van de Floriade 1992.

In tegenstelling tot de jaren ’70, toen kunstenaars zich terugtrokken naar ongerepte gebieden waar zij zich bezighielden met land art projecten (Sonsbeek Buiten de Perken), of de jaren ’80 toen zij hun toevlucht zochten in de uiterlijke schijn en de optische illusie (Sonsbeek ’86), moet de hedendaagse kunstenaar zich weer engageren met sociale en maatschappelijke problemen. Het kunstwerk in de openbare ruimte moet ‘een kritisch commentaar leveren op de implicaties van sociale kwalen die met de locatie verband houden’, aldus de Amerikaanse criticus Thomas McEvilley in het boek dat bij Allocaties is verschenen.

Voor een kunsttentoonstelling met als locatie de Floriade houdt dit vanzelf in, zo is de redenering, dat het hoofdthema de bedreigde natuur is. Anders dan vroeger, toen de mens de cultuur in bescherming moest nemen tegen de voortdurende dreiging van de natuur (de ommuurde tuin was hiervan het zinnebeeld), wordt tegenwoordig de natuur juist belaagd door de destructieve almacht van de cultuur. De Floriade zelf is, met zijn nadruk op massa-amusement, commercie en technologie, hiervan een voorbeeld. Hier ligt een belangrijke taak voor de kunst: ‘De uitgeputte en bedreigde situatie van het landschap brengt kunstenaars in het geweer die niet bezig zijn met ideeën over eenzaamheid en gewijde grootsheid, maar die van mening zijn dat kunst een dringend noodzakelijke rol moet spelen in het ecologisch bewustzijn en herstelproces’. (Patricia C. Phillips in het boek Allocaties.)

Inderdaad lijkt het erop dat de opzet dit keer is om de Wereldtuinbouw tentoonstelling door middel van onder andere rupstreinen en een kabouterland zoveel mogelijk te vermommen als Disneyland. ‘Spannend, energiek en dynamisch’ zijn de sleutelwoorden. De Floriade zal door een combinatie van commercie met het ‘fun-aspect’ een succes moeten worden.

De ernstige toonzetting van Allocaties is hiermee in schril contrast. De opdracht die de kunst-garde zichzelf gesteld heeft is dan ook niet gering. Hier treden beeldende kunstenaars op als beschermheren van natuur en milieu. Het is een moralistische tentoonstelling die stelling neemt tégen massa-amusement, commercie, de almacht van technologie en handel, en vóór bezinning, inhoud, diepere spirituele waarden.

Zijn de kunstenaars er nu ook in geslaagd te ontkomen aan de pretpark-terreur? Met andere woorden, werken hun objecten? In veel gevallen niet. Rob Scholte vergrootte een banaal voorwerp, een wit geglazuurde bloempot in de vorm van een kop, uit tot een hoogte van zes meter, een vondst die herinnert aan de jaren zestig: de reuze stoel van Wim T. Schippers bijvoorbeeld, of de schop van Claes Oldenburg. Deze groteske uitvergroting mist iedere vervreemdende werking in een omgeving waar alles al tot groteske proporties is opgeblazen, en voegt zich dus harmonieus in het geheel van de Floriade. Scholte is overigens een van de weinige exposanten die er niet voor schroomden om een van de drukste plekken van het park uit te kiezen. Zijn tegenhanger is wat dit betreft Dennis Adams (USA), die een paviljoentje neerzette op het ‘Ganzevoetplein’, het plein waar de drie hoofdassen van de Floriade samenkomen. Het zwarte, met klimop begroeide paviljoen van Adams onderscheidt zich met zijn modernistische driehoeks-architectuur op het eerste gezicht niet van de andere tentoonstellingspaviljoens. Maar binnenin zijn de wanden bedekt met drie grote foto’s van afbraakbuurten in New York, van vervallen muren waartegen een enkele schamele boom of struik heroïsche pogingen doet te groeien. Het beeld is duidelijk. Maar ik vraag mij af of dit beeldmateriaal nu werkelijk zo ‘subversief’ is dat het de gemiddelde Floriade bezoeker aan het denken zal zetten over het gebrek aan groen in New York City.

In andere gevallen is werkelijk niet te onderscheiden wat kunstwerk en wat Floriade is. Bijvoorbeeld de Freedom Tree van Fastwürms (Canada), een rood-wit gestreepte paal met een vogelnestje erop en een rood koord met ballen dat verdwijnt in het struikgewas. Ernaast staat een blauwwit gestreepte strandtent met vlaggetje in de nok, bovenop een miniatuurduintje – de inzending van de provincie Zuid-Holland, zoals blijkt. Met de rupstrein op de achtergrond, en de hoge uitkijktoren – ook meer een paal dan een toren – vormt dit alles een mooi kermisachtig geheel. Weinigen zullen bevroeden dat het Fastwürms te doen is om de ‘ritualisering’ van een plek.

Ook komt het voor dat een serieuze poging ondermijnd wordt door een ongelukkige combinatie van elementen. Witte waterfietsen in de vorm van zwanen varen langs het als zeer somber bedoelde werk van Mierle Ukeles (USA), bestaande uit onder meer met zwart plastic beklede oevers, een verwijzing naar de vervuiling van het water. En de pingelende tonen van een carillon – Greensleeves, Old Lang Syne – weerklinken over het werk Green House, Red Laboratory, White Tomb van Chen Zhen (China). Vooral in dit laatste geval is het jammer, want dit glazen laboratorium, dat onderdak biedt aan alchemistische experimenten, is een intrigerend object dat bovendien beeldende kwaliteiten heeft, iets wat van de meeste bijdragen niet gezegd kan worden.

De meest geslaagde werken bevinden zich op afgezonderde plekken, zoals de donkergrijze, ‘dicht gesmeerde’ caravan van Arno van der Mark, en het beeld DOOD van Ludger Gerdes (Duitsland). De conclusie moet luiden dat kunst afzondering, een geëigende context behoeft. Pas dan komt het tot zijn recht en is het in staat om betekenis over te brengen. In die zin is de opzet van Allocaties, hoezeer men die ook kan waarderen, mislukt.

‘Allocaties, Kunst voor een natuurlijke en kunstmatige omgeving’. Floriade Den Haag – Zoetermeer 1992. T/m 11 oktober. Geopend dag 9.30-19 uur (sept-okt tot 18 uur).

NRC, 10 april 1992

http://www.nrc.nl/nieuws/1992/04/10/rood-witte-paal-met-vogelnestje-als-kritische-reflectie-7139644-a606453