Jaap Goedegebuure – Laat hij geen bobo worden

Joost Zwagerman schreef dit jaar het Boekenweekgeschenk. Daarin neemt hij, net als in de jaren tachtig, op vermakelijke wijze de kunstwereld de maat.

In 1989 publiceerde Joost Zwagerman zijn tweede roman ’Gimmick!’. De kritiek reageerde verdeeld, wat niet verhinderde dat er meer dan honderdduizend exemplaren over de toonbank gingen. Vandaag de dag geniet het boek een reputatie die vergelijkbaar is met de status van ’De avonden’. Wat Reve’s roman was voor de naoorlogse generatie, dat is ’Gimmick!’ voor de twintigers die in de jaren tachtig de hippe Amsterdamse discotheek Roxy bezochten, experimenteerden met de modedrug cocaïne en zich vergaapten aan de hoofdstedelijke jetset en het zorgeloze kunstenaarsvolkje.

Hoewel ’Gimmick!’ qua verteltempo en stijl aardig in de pas loopt bij het opgefokte wereldje dat het in beeld brengt, is het overduidelijk als satire bedoeld. Zwagerman neemt er afstand van het milieu waarin hij zich enige tijd als een vis in het water bewoog – de kringen rond het legendarische kunstcentrum Warmoesstraat 139 waar schilders als Rob Scholte, Sandra Derks en Peter Klashorst een vliegende start beleefden, en de dichtersbende die zich de Maximalen noemde. Van die Maximalen was Zwagerman aanvankelijk zelfs boegbeeld en woordvoerder.

Inmiddels zijn veel van die aardige en soms ook minder aardige jongens van toen gevestigde en goedbetaalde beroemdheden, hoor je van de Maximalen nooit meer iets, is de Roxy tien jaar geleden afgebrand, uitgerekend op de dag dat oprichter Peter Giele over de Amstel ten grave gevaren werd, en werd op 15 april 2009 in Paradiso herdacht dat ’Gimmick!’ twee decennia oud was.

Maar nu is daar het Boekenweekgeschenk ’Duel’, waarin Zwagerman andermaal de hedendaagse kunstwereld op vermakelijke wijze de maat neemt. ’Gimmick!’ liet ons kennismaken met het personage Eckhardt (in wie Rob Scholte zichzelf tot zijn woede meende te herkennen). Deze cynicus grossiert in boutades als: „Gooi een hoop stront achter glas, de internationale media vergelijken je met Joseph Beuys en je bent je hele stinkende schijthandel kwijt aan collectioneurs in Europa en Amerika.” ’Duel’, waarin Eckhardts naam even wordt genoemd, vertelt het verhaal van een museumdirecteur voor wie nep en namaak wel degelijk artistieke kwaliteiten kunnen bezitten, en die dus zonder al te veel scrupules ’doorgezaagde boomstammen, volgekalkte beddenlakens, kooien met levend gevogelte en jutezakken met grind’ tentoonstelt. We staan er niet van te kijken dat zijn slappe ruimdenkendheid hem uiteindelijk flink zal opbreken.

De hiervoor genoemde Rob Scholte en Sandra Derks maken deel uit van een gezelschap van veertien beeldende kunstenaars wier werk Zwagerman in de loop der jaren tot één of meer gedichten heeft geïnspireerd. De opbrengst is te vinden in het prachtig vormgegeven ’Beeld verplaatst’. Deze bundel laat niet alleen de zoveelste kant van een veelzijdige en flexibele persoonlijkheid zien, maar vormt ook een staalkaart van een behendig, maar soms ook tamelijk risicoloos dichterschap. Poëzie schrijven lijkt voor Zwagerman iets wat hij er af en toe even bij doet.

Aan het odium van vrijblijvendheid heeft Zwagerman zich lang niet altijd weten te onttrekken. Tijdens de jaren dat hij met veel schwung een plaats in de vaderlandse letteren veroverde leek niet alleen het schrijfambacht hem gladjes af te gaan. Ook zijn onderwerpkeuze maakte de indruk te zijn ingegeven door een zekere trendgevoeligheid. De debuutroman ’De houdgreep’ speelde zich af in de glossy wereld van de videoclip. ’Vals licht’ (1991), verfilmd door Theo van Gogh, beschreef de fatale liefde van de hoofdpersoon voor een meisje dat haar studie en drugsverslaving bekostigt door de hoer te spelen. Met ’De buitenvrouw’ (1994) leverde Zwagerman een bijdrage aan het geleidelijk ontbrandende debat over de multiculturele samenleving. De essays die hij in deze periode schreef bezingen de zegeningen van het postmoderne tijdperk, waarin de conventionele tegenstellingen tussen hoge en lage cultuur oplossen in de behaaglijke jacuzzi van het anything goes. De enige keer dat hij zich echt bij iets betrokken toonde, was toen hij in de dichtbundel ’De ziekte van jij’ (1988) zijn liefdesverdriet uitschreef, of liever gezegd uitschreeuwde.

De schokken aan het begin van het nieuwe millennium (de val van de Twin Towers, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, de verscherping van etnische tegenstellingen, het definitieve failliet van de ideologie van de maakbare samenleving, het demasqué van progressief en tolerant Nederland en de ermee samenhangende opkomst van het natiegerichte populisme), hebben van Zwagerman een andere schrijver gemaakt. Op de beeldbuis mag hij misschien nog overkomen als een jolige jeune premier, als waarnemer van een steeds woeliger wordend maatschappelijk bestel is hij de ernst zelve en keert hij zich uit naam van fatsoen en moraal tegen het opbloeiende extremisme, maar ook tegen de versteende dogma’s van de linkse kerk. Waar Willem Jan Otten al jaren lang betrokken is in een kruistocht tegen een ongeremde euthanasiepraktijk, daar heeft Zwagerman zich met zijn boekje ’Door eigen hand’ (2005) tegenstander verklaard van de gestadig aanzwellende lobby die de zelfmoordpil vrij beschikbaar wil stellen.

Nu Zwagerman aan het gevaar van de vrijblijvendheid is ontkomen sinds de geschiedenis zelf hem in de lurven gegrepen heeft, zijn er nog maar een paar risico’s die hem zouden kunnen bedreigen. Het eerste, dat samenhangt met zijn recente rol van literair bloemlezer, is dat hij bobo of mandarijn zou kunnen worden. Laat hij dus vooral ver blijven van de PEN-club en de Vereniging van Letterkundigen.

Het tweede, veel serieuzer te nemen risico raakt aan verlokkingen die eigen zijn aan de positie van de schrijver die optreedt als opiniemaker. Voor je ’t weet, word je gebombardeerd tot opvolger van Harry Mulisch of aspirant-lijstduwer van een politieke partij. Hier zou Zwagerman kunnen leren van essayisten als Nietzsche en Ter Braak, die de resultaten van hun tasten en zoeken nooit als onwrikbare verworvenheden zagen, maar als het vertrekpunt voor een nieuw avontuur met ongewisse afloop. Want een rollende steen vergaart geen mos en een auteur die zichzelf serieus neemt, heeft baat bij het zo nu en dan afstropen van een oude huid.

Trouw, 06/03/10, 00:00

http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1091790/2010/03/06/Laat-hij-geen-bobo-worden.dhtml