Hugo Kaagman – Kraker Jack in Kutstad

Punk Jamboree

Kraker Jack werd wakker met een enorme koppijn. Hij had wat af gesnoven en gezopen in zijn leven. Mijn God, wat had hij wel niet tot zich genomen. Hij zat nu in een onderzeeboot diep in de zee. Het metaal kermde als een speenvarken. Het ijle gepiep begon op zijn zenuwen te werken. Het schip leek wel in elkaar te worden gedrukt door de luchtdruk. Hij zat liever in een zeppelin, dat leek hem veel luchtiger.

De laatste resten frisse lucht werden opgesnoven. De zogenaamde zuurstof, die hij nu inademde was gebotteld door de Russen in Siberië. Het had een communistische bijsmaak, dat proefde een kind. Hoewel het systeem van ‘eerlijk alles delen’ totaal gefaald had kon Jack er niet om heen, dat het in de onderzeeër wat betreft de zuurstof keurig in praktijk werd gebracht. Zelfs een hond mocht zijn aandeeltje erbij happen. Ze zaten nu eenmaal in hetzelfde schuitje.

Aad had met de buit een hokje betrokken naast de machinekamer. Geen moment liet hij zijn schatkist alleen.

Het geld, waarmee ze op de loop waren, zou eerlijk gedeeld worden, zodra ze in rustiger vaarwater zouden zijn beland.

In de gaarkeuken was een workshop soep maken aan de gang. De Russische bemanning had de autonomen geïnstrueerd om de submarine te kunnen varen. In ruil daarvoor leerden ze nu het maken van maaltijdsoep. Die avond zouden ze aankomen in Kiev, waar ze gedrost zouden worden. De autonomen werd afgeraden aan wal te gaan.

Het rommelde teveel in het staatsbestuur. De kans was groot dat de onderzeeër afgepakt zou worden. Op een klein opblaasbaar zeilbootje werden de Iwannen overboord gezet. De onderzeeër verdween kolkend in het schuimende ruime sop.

Kraker Jack had met zijn Annet de stuurcabine voor zich opgeëist. In de machinekamer had Ted zijn slaapzak uitgerold. Op naar New Found Land voor de grote Punk Jamboree! Ze hadden er echt zin in. De internationale Sid Vicious Herdenking was opgezet om de laatste der hanenkammen te verenigen voor de grote dag. De tijd was gekomen, dat de Punks van zich zouden doen spreken als de nieuwe weldoeners, die de aarde zouden redden van alle misleide discogangers.

New Found Land

Pruttelend liep de onderzeeër, die inmiddels was omgedoopt in Moby Dick, de haven van New Found Land binnen. De oude oliehaven was vergeven van de pieremachochels. Uit alle windstreken waren ze gekomen. Zelfs met roeiboten en kano’s was de grote oversteek gemaakt. Lifters hadden zich via de grote vaart van boei tot boei een weg gebaand naar deze afgelegen plek. De leren jassen beslagen met studs waren hier geen luxe. De snijdende kou vormde echter geen belemmering. De middernachtzon maakte veel goed.

In de stad Kut heerste een opgewekte vakantiesfeer. Waar eens ex NSB’ers goede sier maakten in patriciërshuizen was het nu dolle pret. Uit alle ramen hingen autonomen uit de hele wereld met grote boxen een tering herrie te maken. De kakofonie van punkmuziek werd aangevuld met geluid van transistorradio’s en gettoblasters. Over straat liepen groepjes rugzakkers hun bivak op te zoeken of te bevoorraden. Grietjes met piekhaar gehuld in hun slaapzak, blanke hardrockers met opgebonden dreadlocks en tatoeages, kaalkoppen met ska emblemen, psychedelische hippies met lange ruige baarden en kalende kruinen in hun lange grijze bijeengebonden haren. Figuren, die eruit zagen als Asterix en Obelix. Surinaamse Kawina rockers met groene hanenkammen gevolgd door een hele club Poolse pubers, die voor alles in waren. Alcoholpunks met een vlag van de zich in het graf gezopen groep Serious Drinking werden in toom gehouden door Straight Edge punks, die voor elke slok een stokje probeerden te steken. Dreutelige Maria punks uit oostelijk Duitsland probeerden met akoestische gitaren iets van melodie bij te dragen aan het geheel.

Op het centrale Marktplein was een enorme banier opgehangen met erop een scheermes en een veiligheidsspeld. Het scheermes stond voor de suïcidale kant van het leven en de pin voor de zelfwerkzaamheid (God helpeth the man that helpeth himself: DIYS, do it your self)

Vrijheid of de dood

Vrijheid of de dood, was het credo. Kraker Jack liep wat vervreemd rond. Hij had de afgelopen week wel alleen achter het stuur van het schip gezeten, maar of hij hier aan land aan de leiding kon blijven was nog maar de vraag. Van nature had hij de aanleg alle leiding naar zich toe te trekken. Of men wilde of niet, iedereen stelde zich altijd volgzaam op als hij het voortouw nam. Omdat hij het meeste risico nam. Ook nu was hij als eerste aan land gegaan. Hij moest de stad Kut verkennen. Als de kust veilig was kon de rest aan wal.

Onbekommerd slenterde Jack door Kut. Het halfvergane stadje leefde op door de Jamboree. Overal werden geïmproviseerde zaakjes opgezet van handel in maaltijden tot kapsalons en bakkerijen. Hippies waren met enorme rollen touw in de weer om hun houten barakken te verstevigen.

Graffiti City

Met een grote inventiviteit werd het oude plaatsje omgetoverd in een Graffiti City. De spuitbus ging overal overheen als finishing touch.

Op het marktplein werd met pallets een podium in elkaar gefrutseld. Een zendmast werd gerestaureerd door een groepje Cyber Punks, die met een helikopter onafgebroken materiaal aanvoerden vanaf Canada. Een aantal dubieuze politieke leiders hadden donaties gedaan aan de stad Kut, zodat ze met enorme generators elektriciteit op konden wekken. In een met golfplaat beklede hut nam Jack plaats om een maaltijd te bestellen. Hij was het gore Russische eten zat, elke dag griesmeel en scheepsbeschuit gaven hem een soort scheurbuik. Hij verlangde naar zijn gebruikelijke ouderwetse ontbijtkoek. In Kutstad heersten de wetten van de macrobiotiek, alleen aan de buitenrand van de stad mocht vlees worden gegeten. In kleine achterafstraatjes zaten Duitse en Poolse punks enorme worsten te grillen. Een groep Engelsen in Keltische dracht bouwden van brokstukken van een oude fabriek een soort Stonehenge. Op de Sid Vicious dag zou er feest zijn in het hele Kut. Steeds stroomden er nieuwe troepen het plaatsje binnen. Jack vrat op zijn gemak de schotel ongepelde rijst met grauwe bonen op en verlangde naar een worst uit een achterafstraatje. Hij had een half uur de tijd om zijn mind op te maken. Niemand zou zogenaamd de leiding hebben op Kut, maar als voorman wilde hij toch graag de vinger aan de knop blijven houden. Hij zinde op een manier om het gareel binnen zijn troepen hoog te houden. Het mooist was natuurlijk iedereen te drossen, inclusief Aad, en er met de poen en Annet vandoor te gaan.Het was misschien wel een laffe streek, maar wat moest hij anders. Eeuwig op New Found Land blijven kon ook niet. De meeste Canadezen stonden bekend als mafkezen. Uit zijn krachten gegroeide migranten als mutanten met handen als kolenschoppen. Uit de kluiten gewassen figuren, die behoorlijk vervelend konden worden als ze alcohol op hadden. Het gevaar lag niet zomaar vanzelf op de loer. Het lag altijd aan de mensen zelf. De meeste eikels keken niet goed genoeg uit hun doppen.

Jack betaalde met wat harde valuta en verliet het kraampje van de Noorse heks. Het was altijd weer opvallend hoeveel roodharige vrouwen in de macrobiotiek gaan, dacht Jack. Bij een informatiebalie begon Jack voor zijn neus weg wat inlichtingen in te winnen. Achter de stad was een immens kampeerterrein en een parkeerterrein voor duizenden campers. Alles wat kon rijden was erheen gereden. Half Californië had zich langs een bosrand gevestigd. Spontane openluchtmarkten speelden zich af. Met behoud van uitkering werd hier genoeg gedeald om een buitengewoon luxe leven erop na te houden. Door de lage eisen aan het leven waanden de vrijgestelden zich miljonairs. Een totaal onbekommerd leven leiden ze zonder enige verplichtingen. De totale bevrijding hadden ze ontdekt. In geluk wentelde ze zich van de ene plek naar de andere. ’s Nachts schudden de campers van genot.

Sid Vicious Dag

Jacks oog viel op de haven, die naast een fabriek lag. Volgens de informatie was dat nog vrij. In de opblaas kano peddelde Jack van de steiger naar de volle zee. Het plan was duidelijk. Als de diepte gemeten was en de haven uitgebaggerd kon het schip tegen de wal aan liggen, dan hadden ze de communicatie binnen bereik.

Ver genoeg uit de kust haalde Jack zijn opbliep apparaat uit zijn zak en hield dit in het water. De seinen werden opgevangen en proestend verscheen de stalen geus boven water. Als een uitgeholde walvis blikte het ding vriendelijk naar Jack. Het luikje ging piepend open en Aad verscheen. “O.K. Jack, het werd tijd. We willen hier allemaal graag uit. Het is niet te harden in dit ding. Iedereen heeft diarree, het stinkt als de hel.” “Wacht Aad, ik kom aan boord. We moeten naar een nieuwe plek dichterbij de stad” In de gangen werd Jack nagestaard door zure autonomen. Een meisje zei wat van de vlek in zijn nek. Jack flipte, Aad had geen woord teveel gezegd. De chemische toiletten konden dit absoluut niet aan. Iemand had geprobeerd via een spuigat te spoelen, maar kreeg alles terug gespoten in zijn gezicht. Het was absoluut tijd om boven water te komen om de boel eens flink uit te mesten.

In de stuurcabine vergeleek Jack zijn informatiekaart met de coördinaten.Het haventje stond niet goed aangegeven, maar hij wilde het zo dicht mogelijk naderen. De onderzeeër moest natuurlijk geheim blijven.

Seizoen Krakers

Door de periscoop gezien was het bedrijfsterrein verlaten op wat autowrakken na. Alle ruiten waren ingegooid en een paar verroeste kranen lagen schuin tegen de kade. Op veilige afstand werd een opblaasboot opgepompt, die om de opening werd gelegd.

Aad en Ted gingen erin zitten om aanwijzingen te geven. Vlak voor de kade werd het anker uitgegooid. Uit de ruimen klommen de manschappen tevoorschijn en werden in groepjes van twintig bij twintig aan wal gezet. De onderzeeër dook steeds even onder als de plastic boot naar de wal voer. Aad zou als enige aan boord blijven om een begin te maken met de schoonmaak. Met felle schijnwerpers gingen het zooitje ongeregeld op zoek naar geschikte ruimtes in het enorme complex. Hun voetstappen echoden hol. Iedereen voelde zich ineens thuis, dit was precies de Conradstraat. Werk hallen, voorraadkamers, kantines, directeurskamer en kantoren, snel werden de taken verdeeld om verantwoording te nemen voor een bepaalde ruimte voor een bepaalde tijd. Als echte seizoenskrakers zouden ze zich hier verschansen, terwijl ondertussen hun eigen riante panden in Amsterdam werden verbouwd. De wereld zoveel mogelijk bewoonbaar maken, dat was het eerzame doel der krakers.

Jack haatte de woningnood. Als kind was hij rond gesleept in een draagzak. Een paar vrouwen van de heftige heks hadden een hangar op het oog. Ze hoopten dat Helga met de helikopter zou arriveren. De punks hadden de machines van de fabriek op het oog. Door er met een metalen balk op te rammen kwam er muziek uit. Het bewakers huisje was voor de mensen met de hond, wist Jack met algemene stemmen te bereiken. Er werd een keukendienst ingesteld en een ploeg om voedsel te scoren. Annet had door met Jack te gaan inmiddels zoveel aanzien verworven, dat ze de leiding van het kamp op zich mocht nemen. Jack zou met Ted de organisatie van het feest uitwerken. Tot diep in de nacht zaten ze te lispelen als twee bejaarden. Annet was met alle ongehuwde moedertjes en een de hele kinderschaar de stad ingegaan om nieuwe kleren te kopen. Aad had besloten de buit te verdelen in wekelijkse uitkeringen, zodat het niet teveel opviel. In Sint Maarten zou het grote drugsgeld komen. In Kuttown was niet veel te koop. Alleen de noodzakelijke dingen voor het onderhoud en de zelfgemaakte waar van de punkbezoekers, zoals kleurige stenen, knopen, badges, stickers en studs.

Millions of Dead Cops

Voor een aardig bedragje kocht Jack een nieuwe leren jas. Op zijn rug stond Millions of Dead Cops. Dat leek hem wel een goeie. Hij hoopte, dat inspecteur Molenaar met die creep van een Elsinga verzopen waren en door de haaien aangevreten. Die dienstkloppers van de Nederlandse politie waren in staat om tot ver na hun pensioen hun jacht voort te zetten om hun biografie tot een geslaagd verhaal te maken. Gelukkig hadden ze geen bevoegdheid in Kutcity. Dat was de enige plek waar politie verboden was. De wet was daar al een eeuw afgeschaft.

In 1850 hield een trapper een duel met de lokale Sheriff. De inzet was het gebied langs het hele Fjord inclusief Kutdorp. De Sheriff verloor zijn hoofd door een ferm schot hagel, recht voor zijn raap. De Canadezen hebben dat natuurlijk nooit erkend, maar er was niemand te vinden, die daar Sheriff wilde zijn na het incident. Zonder enige autoriteit leefden de trappers samen met de indianen van de verkoop van huiden tot er ijzererts werd ontdekt en een kleine industrie opbloeide. Via een klein haventje werd het erts verscheept en enige honderden man leefden in barakken. Begin deze eeuw kwamen vrijbuiters er op af om onder te duiken in deze wetteloze stad. Na de oorlog werd het een doorgangsoord voor oorlogsmisdadigers, die hun geld in de stad investeerden en vervolgens naar Bolivia migreerden. De Dead Kennedys bouwden er een studio begin tachtiger jaren en maakten de plaats tot een Mekka voor Punks. Het was een komen een gaan van muzikanten. Boten vol master cd’s voeren naar de bevolkingsconcentraties voor de afzet.

Mekka voor Punks

Een hippie deed alsof hij een dier was en liep als mummie verkleed rond. Met een belletje man trad hij door de meute. Iemand met een gewei op een helm en met een doodskop op een stok probeerde iedereen schrik aan te jagen. Met oer symbolen beschilderde bloteriken renden rond een wigwam. Er was een groepje Fransen in opblaasjacks met beschilderde wangen. Een meisje, die in een stofkleurige doek gewikkeld in een cirkel op de grond leefde en daar niet weg wilde, al was het een doorgaande route. Een middeleeuwse bedelaar met een napje en een zonnebril op. Een geschilferde schuimbek met een puistenkop vol haar, die iedereen uit de weg ging. Een Rasta met een half hoofd. Vietnam veteranen met haar tot op hun kont in rolstoelen. Kleine jongetjes, die gillend met fakkels rond renden.

Een oud heksje had domicilie gekozen in een bouwvallige hut, waar tot voor kort zeehonden werden gevild. De eerste weken was ze bezig alle slechte krachten uit het stulpje je verjagen. Daarna hing ze een groot bord op met “Astrology Fortune Teller” en ging ze wachten op klanten. In Kutstad klootte het echter van de waarzeggers en die tent liep totaal niet. Toen kreeg Annet medelijden en ging met een handje Canadese dollars naar dat mens toe. Het stonk er vreselijk en het vrouwtje zat met bolle ogen in een bak vet te graaien. Ze was haar ring verloren in een ba, waarmee ze zich elke avond invette. Annet hielp mee zoeken. Jack at een rare oer flap, een hasj pannenkoek gevuld met cannabis spinazie en paddenstoelen. Rustig sjokte hij door de medina van Kutstad.

Comotrade

Op het plein hing een televisie voor het grote koffiehuis. Er was een oploopje van Moby Dick autonomen. Jack bekeek het beeld nader.

“Waar gaat het over,’vroeg Jack aan Aad.

“Sst, ze hadden het daarnet over de Comotrade.” Jacks ogen werden als de sodemieter langs boekenkasten gesleurd. In beeld verscheen een Zuid Amerikaanse kolonel. Vanachter een bureau legde hij uit, dat hij veel geld nodig had om zijn boeken te conserveren. Ter illustratie pakte hij een Nederlandse bijbel en verpulverde deze voor de camera. Door een woud vrat zich een enorme mierenkolonie. Alles maar dan ook alles knaagden ze tot gruis. Van een huis tot een olifant. Alleen vuur en water kon deze destructieve eenheid tot staan brengen.

Als in een angstbeeld drongen de mieren zich aan Jack op. Hij kreeg overal jeuk. Gelukkig wisselde het beeld. In een laboratorium stonden vijf kolonels handenschuddend bij een enorme kuip vol mieren onder kogelvrij glas. “Ze hebben honger” grijnsde een kolonel. Het was zinloos voor de handlangers van de Comotrade zich te verzetten. De mieren zouden in drugs pakketten over de hele wereld worden verzonden. De Comotrade zou de schuld krijgen en overal achter slot en grendel worden gezet zo niet meteen gedood door woedende huiseigenaren. “Een alibi, ‘riep Jack.

“Ik moet een alibi hebben.’ Als een gek rende hij over het plein en terug naar het café. “Ik heb een alibi nodig’, schreeuwde hij zijn theedrinkende vrienden toe. ” Waar gaat het om,’ vroeg Aad op een zeikerig toontje. Hij kende Jack nu al langer en vond hem volkomen onberekenbaar. Hij vertrouwde teveel op zijn fantasie.

‘Oké, je moet een alibi hebben, maar waarom dan toch man?’ “Om door de douane heen te kunnen, Aad.”

“Natuurlijk”, Aad sloeg zich symbolisch voor zijn kop. Hij pakte een papiertje, vouwde het briefje dicht en stopte het in een envelop. De envelop likte hij dicht met zijn kwijl bek. “Hier breng dit maar door de linies van Kutstad naar de Canadese douane. Kom daarna direct terug en doe verslag van.”

“Komt voor elkaar”, riep Jack en spoedde zich weg.

Alibi

Om de eerste beste hoek stopte hij om de brief open te maken.

“Alibi”, stond erop. Aad was erin getrapt. Nu was Jack vrij. Zonder te deserteren had hij toch de pleiterik gemaakt. Hij had een alibi om de club van Aad de rug toe te keren. Bij de eerste de beste kapper liet hij zijn hoofd kaal scheren. Hij dook het naastgelegen café in en ging naar de plee. Hij scheurde zijn leren jas wat losser en spelde zoveel mogelijk metalen attributen op zijn jas. In de spiegel oefende hij een zo wrang mogelijke mondhouding. Hij kloste naar de bar en sloeg bruut op de toog. ” Komt er nog wat van?”

Er kwam niks van. De tent bleek uitgestorven. Een zwarte kachelpijp doorsneed het café. Uit de schoorsteen klonk muziek. Ze zitten boven, schoot door hem heen.

Op de trap was een tree los, waar hij vreselijk om moest lachen. De tree gaapte en leek sprekend op een nijlpaard. De leuning leek een giraf. De inhoud van de oer flap deed zijn werking. Het hele huis stond te bewegen. De muziek leek wel televisiegeluid. Een hard snauwende vrouwenstem vroeg op een onbeschofte manier hoe het zo gekomen was. “Waarom heb je dat niet eerder gezegd. Weet je niet wie er met wie omgaat? Wie wat waar doet is een publiek geheim!”. Jack luisterde schaamteloos en geboeid mee. Het televisiegeluid zei, dat er gebeld kon worden. Naast de trap stond een telefoon. Jack moest bellen. Al was het alleen al om te laten weten waar hij zat. Om niet geheel zoek te raken. Hij wist het nummer niet meer. Nu verder de trap op, dacht Jack. Het duizelde hem op de overloop en hij trok en passant een koeienhuid van de muur. De herrie viel nu wel erg op. Gestommel klonk vanuit de belendende kamer.

Een deur piepte en een Amerikaans meisje in een soepjurk kwam naar buiten. In de veronderstelling, dat Jack een insluipende junk was, wou ze haar vriend gaan halen. Jack aarzelde niet en snel als de maffia maakte hij, dat hij wegkwam. “Shit, verkeerde huis”, siste hij. Zijn vage vriendin woonde ergens anders boven een café.

Hij kon niet zomaar een willekeurig huis ingaan, een vrouw inpikken en daar dan de boel lang en gelukkig runnen. Nee dan moest ie er wel bekend zijn. Maar iedereen, die hij kende, had bij de Comotrade gezeten. Hoewel: gisteren was de dealer bij hem op de hoek uit huis gezet. Zijn hele inboedel werd op straat gesmeten. Zijn hond had de hasj opgegeten. Hij is de stad uitgewezen wegens dieren beulerij. Hij zou zijn woning wel kunnen innemen. Een prima bastion met hoekuitzicht over de haven.

Das Boot

Toen ging het mis. Aad was nergens te bekennen. Misschien kon hij de verloedering niet meer aan: overal lag stront en de waterafvoer liep dwars over straat en door de huizen. In de regentijd veranderde Kutstad in een modderpoel. Zulke dingen had Jack wel leuk gevonden in cowboyfilms, maar in werkelijkheid viel het vies tegen. Er werd dan niet geschoten, maar iedereen glibberde vanzelf onderuit op straat. Als opkrabbelen niet lukte bleven de dronkenste gewoon in de drek liggen.

Midden in deze ellendige dagen was Aad weggegaan. Eerst zochten ze nog tussen de in plastic gehulde wandelende mummies, daarna in de modder en kwamen tot de conclusie, dat Aad was verdwenen. Zijn schat was er ook niet meer. Omdat zijn belangrijke spullen ook weg waren, boeken, walkman, zaklantaren, zou hij ‘m gesmeerd zijn. Een roofoverval, kaping of ontvoering werd uitgesloten. Er was geen recherchewerk voor nodig. In Kutstad loste iedereen de zaken zelf op. Ondertussen zaten ze vast, want ze hadden geen atoombrandstof voor de onderzeeër. Er was geen veilige aftocht meer en zo werd Kutstad een verbanningsoord. De autonomen zaten er afgesloten van de wereld. Er kwamen ook steeds meer reli fanaten naar Kutstad. Ze zaten in verstarde sektes, die ingesloten op tentenkampen volgens hun eigen rites leefden en nooit meededen met de rest, maar wel overal commentaar op hadden. Er waren godsdienstige dwingelanders bij die de hele infrastructuur probeerden om te gooien in Kutstad. Er braken vechtpartijen uit. De punks werden uitgemaakt voor paria’s. De politieloze stad had aantrekkingskracht op negentiende eeuws geklede Bhagwans, die weigerden te geloven, dat hun leider onder de groene zoden lag; Guru Maharashi volgelingen, die met hun trancedentele meditatie al hoppende een zweeftoestand probeerden te bereiken; vanwege het ontbreken van scholen. Ook zij wilden hun kinderen zelf opvoeden, maar verder clashten de levenshoudingen tegen elkaar. Toen kwam de horde laffe liefhebbers van gezagloosheid uit de hele States loeren. Iedereen raakte steeds gefokter. De Kwade geesten moesten worden uitgebannen, werd besloten.

Er werd opgeroepen tot trommelsessies, die bij de hoeveelheid speed core drummers leidde tot een opgefokt ritme wat dag en nacht moest worden voortgezet.

Het hielp tevens tegen de regen. Er werden kringdansen opgevoerd op het centrale plein. Iedereen probeerde van alles, maar steeds trok het weer toeschouwers, die er niets van snapten en overal doorheen rausden. Talrijk waren de conflicten. Kutstad leek op het punt in oorlog uit te barsten. Er moest worden gevlucht uit dit oer oord. Het bleek, dat atoombrandstof alleen werd geleverd door Israël en Zuid Afrika. Na lang vergaderen besloten ze dan toch maar met Zuid Afrika in zee te gaan.

On the Road

Ze moesten een nieuw schip bemachtigen. Aad was er vandoor met het geld en dus waren ze aangewezen op zelfwerkzaamheid en handenarbeid: ze zouden hun boot zelf wel bouwen. Ze gingen het Thor Heyerdahl principe andersom uitvoeren. Ze zouden naar Afrika varen in een schip van touw en stro. Het bouwen van de boot was nog een heel karwei. Orders moesten worden opgevolgd en discipline moest er zijn. Telkens ging er iets verkeerd, omdat iemand autonoom meende vijf deuren aan het schip te moeten hangen en de boel in de haven kapseisde.

Toen de boot eindelijk helemaal af was, geheel volgens de macrobiotische leer opgebouwd uit stro en boomstammen met behulp van een stel indianen, kon de oversteek worden gewaagd. Die nacht was er groot alarm, want Redneck toeristen hadden de boot in de fik gestoken. Ze wilden niet, dat er vriendschappelijk met de indianen werd omgegaan en ze haatten Anarchisten. De bouw van de boot kon weer helemaal opnieuw beginnen, een stel droop af en ging met andere groepen naar Californië, India of Alaska. De rest besloot grimmig met de laatste stoere dag en nacht wacht te houden bij de ontvlambare boot. Gelukkig regende het niet eeuwig. Door het heidense gedoe met die modder en regendansen waren de meeste relies weggespoeld. De laatste volharders in deze hel vertrokken, omdat de regen stopte. De zondvloed vonden ze rechtvaardiger dan een zonnedans van de plaatselijke indianenstam. Hun sjamaan werd door iedereen in Kutstad hoog geacht. De zon brak door. Nog dagen na de afgedwongen droogte liep iedereen “hoenehanna hoenahannahee” te zingen. Iedereen werd er daas van. Kutstad droogde op. De modder werd als stof weggeveegd. De kleuren keerden terug. De hanenkammen konden weer omhoog. De elektrische versterkers vormden weer bronnen voor straatmuziek. Kutstad werd weer lekker clean en Punky.

Tot overmaat van geluk keerde Aad terug. Iedereen was verbaasd hem te zien. Hij kwam met een camper. Toen alle chauffeurs instapten kwamen ze wat later terug met nog twaalf campers.

Hij had de onderzeeboot verkocht en van het geld auto’s gekocht.

“Waar wachten jullie nog op… Stap in. On the Road!!!!”

http://www.oliebuma.nl/index%20eu.htm

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Hugo+Kaagman
https://robscholtemuseum.nl/?s=Kraker+Jack