Henriette Bucciarelli – Ook mevrouw Bulte dwaalt door het leven (39): Huisvredebreuk

Gerda woont in een huis, waar het stof uit zichzelf wegloopt. Een huis, dat in het menselijk bestaan een utopie is. Maar Gerda bezit er één, hoor. Mevrouw Bulte heeft het zelf mogen aanschouwen.
O, ze kent Gerda al jaren. Ze heeft nog wel op Gerda gepast, toen zij nog maar een meisje van zes was. En nu is het een vrouw, die toch ook al tegen de vijftig loopt.
Maar Gerdina heeft het best getroffen. Nou, nou, wat heeft Gerda het best. Mevrouw Bulte denkt, dat dit komt, doordat Gerda al aan haar vierde huwelijk zit. Ze woont als het ware op Drakensteyn. Alleen de lakeien ontbreken. Mevrouw Bulte is er beduusd van. En als kind was Gerda een janker, hoor. Altijd in de contramine. Ze moet onzichtbare wapens ingezet hebben. Iets wat zich alleen aan mannen openbaart. Want voor mevrouw Bulte zit er smaak noch kraak aan Gerda.
Ach ja, de onnozelen kunnen soms hoog vallen. Dat weet mevrouw Bulte uit ervaring, al is het haar zelf helaas niet gebeurd. Zelf is ze toch ook een gebrekkige. Een kind van drie kan beter huishouden, dan zij. Dat is het noodlot, dat haar al haar hele leven achtervolgt. Een mens hoeft niet rijk te zijn, bedenkt mevrouw Bulte, als hij maar een zekere normaliteit bezit.
Na de bezichtiging van de villa van Gerda is het net of mevrouw Bulte in een kartonnen doosje woont. Twee piepkleine kamertjes en een keukenblok. Ze kijkt rond met de ogen van een vreemde. Nou ja, het is hier wel bijzonder. Rommelig. Een stilleven van het leven zelf.
Want dat huis van Gerda is wel hyper, maar er zit geen ziel in. En dat heeft mevrouw Bulte wel, hè? Een ziel. O, jawel!
Mevrouw Bulte snuift. Kunst en huishouden gaan nu eenmaal niet samen. Dat is als olie en water. Het is het een of het ander. En zij is het ene. Zie je wel, daar kriebelt het weer. Meteen schrijven, besluit mevrouw Bulte.
Maar als ze naar de gootsteen loopt, dringen zich belangrijker zaken aan haar op. De koffieprut heeft zich aan het roestvrije aanrecht vastgekleefd en er liggen nog vorken en messen. Ook de tafel ligt vol allerhande waar.
Die tafel moet leeg, beslist ze. Het gaat altijd om de eerste indruk. Meteen begint ze de deurtjes van de kastjes dicht te klappen. Want hoe het kan, kan het, maar die staan altijd wijd open. Een van de grootste mysteries in haar leven. Zij weet zeker, dat zij ze niet open laat.
Mevrouw Bulte begint plastic tasjes in de la te proppen en schuift drie laatjes dicht. Er hangt nog een reep theedoek uit, maar die negeert zij. Wat denkt dat rot huis wel, dat zij zich laat kisten?
In dit huis zit de nieges, meent mevrouw Bulte. Ik schuif altijd als een miertje heen en weer met spullen, zonder op een eindpunt aan te komen.
Ze voelt iets broeien van binnen. Een gedicht, dat wil springen. Een woord komt in haar op; huisvredebreuk. Zij grijpt naar een schriftje, maar als ze een pennetje pakt, begint de bank opeens te hard te kermen onder allerlei spullen en moeten de foulards recht getrokken.
Pieterjandrie! Hoe is het toch mogelijk. Nu liggen plots al de boeken schots en scheef. En overal liggen foldertjes, die ze altijd meeneemt uit openbare gelegenheden.
Het lijkt wel, of het huis de mazelen heeft, denkt mevrouw Bulte.
Alles, wat niet essentieel is, moet weg. Grote, lege vlakken geven een idee van opgeruimdheid. Ze valt op haar knieën en begint de folders en op de grond gevallen droog bloemetjes bij elkaar te graaien.
Ze merkt, dat ze het schrift en de pen nog op een onhandige manier in haar hand heeft.
Houd de poëzie vast, denkt ze. Ze voelt, hoe haar hart begint te bonken. Maar de zinnen springen al vanzelf naar buiten; ‘Neerwaarts ten onder gaan.’ Het is een beginnetje. Het gedicht zit er, maar is al aan het verbleken, beseft mevrouw Bulte. Nu ze alles vanuit een ongewoon laag gezichtspunt bekijken kan, trekken allerlei voorwerpen haar aandacht; gekleurde kunsteieren rollebollend op de grond, een witte pantoffel, een blikopener (daar lag dat ellendige ding), een nooit opgestuurde brief.
Jeminee, denkt mevrouw Bulte. Wie hier binnen komt, zal denken, dat zij een maand lang ziek gelegen heeft. En niets is minder waar.
Ze denkt aan de witte wachtkamer van Gerry. De zon begint fel door de ramen te schijnen en verlicht duidelijk een laag vuil. Hoe bestaat het? Het is toch pas een week terug, dat ze met spiritus in de weer was? Het wordt mevrouw Bulte allemaal te veel. Ze laat zich moedeloos op de bank vallen.

Vecht toch niet langer, Stien. Je kan het niet.

Poeh! Gerda heeft geen boek in huis. Die zit de hele dag in de leegte. Daar heb ik nu eenmaal te veel geest voor.

Jawel, maar ze zeggen, dat je huis de spiegel van je ziel is. En hier staat alles schots en scheef.

Het begint mevrouw Bulte te duizelen.

Halt! Even remmen! Laat je niet door dit huis overmeesteren, Stien. Kijk naar het plafond.

Mevrouw Bulte staart omhoog. Zie je wel, het plafond is een groot, fijn, léég oppervlak. Ze vleit haar hoofd in de kussens.
‘In neerwaartse beweging de balans vinden.’ Zie zo, het borrelt weer. Zo achterover hangend op de bank bevalt het haar wel. Ze ziet niets, dat haar afleidt. Alleen de kroonluchter breekt storend het Nirwana. Hoewel? Dat zij dat nog niet eerder opgemerkt heeft. Drie vlekken. Zijn dat soms spinnen?
Nee, er is geen uitweg. Mevrouw Bulte kan tot geen andere conclusie komen. Ze sluit bedroefd haar ogen.

In neerwaartse beweging
zoek ik de balans
alleen ik kan mijzelf stuiten
wie zegt wat waar is
en niet waar is
in dit huis vol zielenleed
huisvredebreuk pleeg ik zelf
als ik haar verguis

Mevrouw Bulte schrijft het snel op, in grote, zwierige letters.
Als ze dromerig opkijkt van haar schrift, is de rommel geen millimeter geweken. Hoe kan zoiets toch? Had ze zo juist niet alles opgeruimd?  Dat is nou de makke van dit huis. De poëzie overheerst.