Henriette Bucciarelli – Ook mevrouw Bulte dwaalt door het leven (20): Dienstbaarheid

Vandaag zit mevrouw Bulte lichtelijk in de benauwenis. Ze houdt het vol door bewust adem te halen. In uit, in uit.
Ze tuit haar lippen en laat de lucht als een fluitketeltje ontsnappen.
Wat haar stoort is, dat de voorwerpen in de kamer maar steeds zo onbeweeglijk blijven staan en nooit eens zelf ergens een draai aan geven. Dat is toch naar!
Kijk, hoe het deksel van de pan op de grond ligt, op haar knop nog wel en toch geeft zij geen kik. Uitgetold ligt zij met haar hoepelrok in de lucht. Verder liggen de brieven en de kledingstukken ineen gedoken als schuldige proppen op de bank. En dan de hele tafel vol met een allegaartje van objecten. Er valt geen lijn in te ontdekken.
Alleen buiten beweegt er wat. Mensen, die langslopen, en boomtakken, die zachtjes heen en weer wiegen. Anders zou je nog gaan geloven, dat je in een soort van doodskist woont, waarin alle dingen je roerloos uitlachen.
Wij zullen jou vandaag eens volledig negeren, Stientje Bulte, lijken de zware fauteuils te zeggen. Opstandig staan ze met hun rug naar haar gekeerd, hun zitvlakken overladen met boeken. Mevrouw Bulte zucht, staat dan wankelend op en bukt om de deksel op te rapen. Hoe die daar nu terecht gekomen is? Ze kan zich niet herinneren iets te hebben laten vallen. Ze gooit hem kletterend in het gootsteen kastje. Ziezo. En dat is één. Maar, o, o, wat is het hopeloos. Ze laat zich snel weer in de stoel vallen. Hier is wel een uur flink werken nodig. Bukken, strekken, met water in aanraking komen. Misschien je wel verbranden. Hoe heerlijk zou het zijn als de kopjes vanzelf zouden gaan rinkelen!
Stel je voor, Stien, zegt ze tegen zichzelf, dat je maar even met je ogen zou hoeven te knipperen en dat dan alles goed zou zijn. Zou diezelfde verstildheid in het huis je dan ook zo’n verstikkend gevoel geven? Ze knijpt heel hard haar ogen dicht.
Ze verbeeldt zich, hoe de tafel glanzend leeg is en haar uitnodigt er een boekje op te lezen. Haar aanrechtje blinkt opeens geheel ontdaan van afwas in de dageraad. Ja, daar wil ze wel een keurig ontbijtje maken. De bank vrij van bulkgoederen nodigt haar uit om er languit op te gaan liggen.
Dit is een duidelijke uitkomst van een duidelijk experiment. Zo zit het dus. Jij voelt je tegengewerkt, Stientje, omdat je spulletjes zichzelf niet in het gareel zetten, denkt mevrouw Bulte, maar ach, dat kunnen die stakkers toch helemaal niet!
Kom op. Aan het werk. Je krijgt twintig minuten. Met muziek. Niet te mooi, want dan verlies je je erin. Maar een vrolijk deuntje mag vandaag. Ze draait energiek aan de radio. ‘Doe iets!’ klinkt het zachtjes. Hé, dat is eng. Het is, alsof de radio precies weet, wat er in mevrouw Bulte omgaat. ‘Doe iets! Van tederheid. Doe iets, wat niemand begrijpt,’ klinkt het.
Oh, oh, oh, wat schitterend mooi! Mevrouw Bulte krijgt er warme wangen van. Ze probeert met man en macht zich uit de stoel te verheffen. Het lukt haar al om op het ritme heen en weer te bewegen.
En ja hoor, daar staat ze. Rechtop. De stoel blijft koppig achter, wat op zich ook wenselijk is. Stel je voor, bedenkt mevrouw Bulte, dat alle dingen zichzelf maar bij de eerste de beste luim in beweging zouden zetten. Je zou ze zien vliegen! Dat roerloze is juist een teken van dienstbaarheid. Ze wachten geduldig totdat jij ze met liefde, met LIEFDE, een plaatsje geeft. Een eigen plekje. Zodat ze er mogen zijn in deze wereld.
Mevrouw Bulte is ontroerd door haar eigen gedachten. Dat geldt in zijn diepste wezen toch ook voor haar. ‘Door anderen te dienen krijgt de mens zijn plaats.’ Is dat geen bekend spreekwoord? Ze haalt diep adem en gaat aan het werk. ‘Jongens’, zegt ze tegen haar bruine schoenen, die in het gangpad liggen ‘In het meter hok! Dat is voortaan jullie plaatsje!’ En zo gaat ze voort, ze benoemt hardop ieder voorwerp en vindt er liefkozend een plaatsje voor. Zo creëert ze haar eigen maatschappelijk werk. Mevrouw Bulte is verwonderd, hoe snel haar huisje zichzelf opruimt. ‘Als je me nu, wat een ontdekking! Propere huisvrouwen zijn dus eigenlijk alleen maar een beetje gek!’, schudt zij haar hoofd. Buiten beginnen de vogels te zingen.