Henriette Bucciarelli – Ook mevrouw Bulte dwaalt door het leven (15): Gedichten lezen

Mevrouw Bulte heeft zulke fijne boekjes gekregen. En daar is ze zo tuk op. Heerlijk. Ze heeft ze van Amelie. Amelie is een beetje een intellectueel. Die weet van zoveel dingen. Hoewel mevrouw Bulte zeker weet, dat zij ze zelf niet leest. Daar heeft Amelie het geduld niet voor.
Het zijn bijzondere boekjes. Mevrouw Bulte kust ze met beide handen. Fijne dichtbundeltjes van de modernste dichters van Nederland. O, mevrouw Bulte heeft er nog wel meer, hoor. Nog uit de jaren vijftig. Lucebert. Daar was mevrouw Bulte stilletjes verliefd op. En Campert en Achterberg. Want mevrouw Bulte heeft een brede interesse, hoor. Ze voelt het gewoon als iets bijzonder is. Daar hoef je het allemaal niet voor te snappen.
Ze slaat het boekje open en begint zo maar ergens in het midden:

“Onderweg is een reiziger altijd”

Buitengewoon waar, denkt mevrouw Bulte. Een reiziger is nergens echt thuis. Dat is het moeilijkste in het bestaan, op een plek zijn, waar je nog nooit geweest bent en je er dan toch volkomen thuis voelen.
Ze leest peinzend verder:

“Wie er in is geslaagd op reis te gaan is een reiziger
Hij is niet thuis
Hij is een reiziger”

Ja, ja, dat is zo! denkt mevrouw Bulte. Ze zit rechtop in haar stoel. Een mens sláágt er immers in om op reis te gaan. Op reis gaan is zo verschrikkelijk moeilijk. Het in praktijk brengen van zo een onderneming gaat zo maar niet. De gedachten eraan zijn licht als zeepbelletjes, maar daadwerkelijk je veilige huis verlaten is heel zwaar. De menselijke geest werpt allerlei obstakels op. Want honger en dorst zijn naar en vermoeid en verrast worden ook.
Pieterjandrie! Het zijn wel kleine priegel lettertjes. De lettertjes dansen een beetje voor mevrouw Bulte haar ogen. Maar dat maakt het gedicht juist levendig. Alsof de woorden niet langer in het gelid willen staan, maar aangewakkerd door het verhaal, ook op reis willen.

“Wanneer hij zondag vertrokken is en het is nu
Zondag een week later beschouwt hij landschappen
Die hij nog niet eerder heeft gezien”

O jee, nu springen ook steeds de woorden door elkaar. Het is wel moeilijk lezen, want de zinnen beginnen niet op hun eigen regel. Ze leest de rest langzaam hard op. Mevrouw Bulte vindt, dat ze een mooie stem heeft.

“Het is een bedauwde ochtend in het voorjaar
De omgeving waarin hij zich bevindt is gehuld in
Ochtendschaduwen
Later die morgen neemt de zon in kracht toe
De schaduwen verdwijnen en nevelslierten
Veroorzaakt door het dampende vocht in het gras
En op de bladeren van de struiken”

Hier hapert mevrouw Bulte even, ze moet dit heel geconcentreerd lezen.

“Kringelen omhoog
Zijn blik verruimt zich
En zware zoete geuren dienen zich aan”

Zo, zo, denkt mevrouw Bulte. Ze ruikt het als het ware en het is toch wel heerlijk zo te wandelen in het paradijs.

“Voor hem ziet hij een heuvelachtig landschap ontluiken
Hij ziet groepjes bomen en een slingerende landweg
Waarover boerenkarren naar de velden gaan
De grote wereldruimte ligt voor hem
Wie er in geslaagd is op reis te gaan is een reiziger
Hij is niet thuis
Hij is een reiziger”

Ja, jongen, denkt mevrouw Bulte meewarig. Dat valt niet mee. Maar je lèèft toch maar. Je bezichtigt iets, wat je helemaal niet bezichtigen kan als je thuis blijft. Je loopt onverwacht in een Italiaanse prent rond als een ontdekkingsreiziger. Je hebt het lot verslagen. Is dat niet het allerhoogste? Ze leest hardop verder met een overdreven keurige televisiestem. Ze voelt zelf dat ze dat buitengewoon goed doet:

“Tegen het middaguur de zon staat hoog en het is erg
Warm begint hij plotseling te huilen
Hij vindt het niet leuk meer om op reis te zijn
Luid snikkend zet hij zich tegen een boom
Driftig stampt hij met zijn rechtervoet op het gras
Hij wil naar huis hij wil geen reiziger meer zijn”

O, God, hij wil naar huis, denkt mevrouw Bulte. Hij heeft blaren en wil hij even op de bank liggen. Maar dat kan nu niet. De natuur zit hem te dicht op de huid, zijn ogen branden en hij kan nergens rust vinden.
O, o, wat naar nu! Mevrouw Bulte ziet het tafereel voor zich; de felle zon, die vijandig prikt en het water, dat overweldigend glinstert.
Ze kijkt rond in haar dierbare kamertje en beseft, dat zij wèl een lekkere bank heeft, waar hij even op zou kunnen rusten. Eén van de grootste rijkdommen op aarde. Ze is er een beetje naar van geworden, maar leest verder:

“Tegen de avond terwijl de schaduwen langer en
Langer worden bedaart hij en staart peilloos
Naar de slingerende landweg die voor hem ligt
Uiteindelijk wanneer het volledig donker
Geworden is dommelt hij langzaam in
En de diepe genezende slaap
Die hem door de nacht voert
Neemt al zijn verdriet en woede weg”

Stommelend loopt mevrouw Bulte weg. Ze moet vreselijk plassen. Dat moet ze altijd als ze ergens helemaal vol van is. En het gekke is, dat zij niet eens weet, wie die reiziger is. Niets weet ze van hem. En toch is hij haar zo ongelooflijk vertrouwd. Dat is nou het geheimzinnige van de kunst, vindt mevrouw Bulte. Je kunt je vinger er niet op leggen. Hoe heeft die kerel dat voor elkaar gekregen? Ja, zucht mevrouw Bulte. Kunstenaars, hé? Mensen worden niet zomaar gedrukt. Daar moet je wat voor in je mars hebben. Zijzelf krabbelt maar wat. Dat mag geen rechten hebben.
Maar nu heeft ze een klein sleuteltje gekregen. Een sleuteltje tot de kunst. Jawel! Het zijn kleine schilderij verhaaltjes! denkt ze triomfantelijk. Want zij is ook niet achterlijk. Dank je wel, Engelhart!
Die naam is natuurlijk een pseudoniem, denkt mevrouw Bulte. Niemand heet zo. Dat ligt er wel weer wat dik bovenop. Maar goed. Vergeven en vergeten. Morgen gaat ze het ook proberen een gedicht te schrijven.
Nu niet, daar is ze te uitgeput voor. Ze kan zelfs geen gedicht meer lezen. Je gaat ook geen drie Nachtwachten na elkaar bezoeken. O, wat ligt ze heerlijk op haar bank. Nooit eerder besefte ze ten volle hoe fortuinlijk ze eigenlijk is. Het grote wereldruim kan haar gestolen worden.