Henriette Bucciarelli – Ook mevrouw Bulte dwaalt door het leven (5): De sessie

Mevrouw Bulte heeft een provocatieve meneer op televisie gezien.
‘Buitengewoon,’ mompelt ze. Ze heeft hem al een paar keer gezien.
Jeffi Wijnberg heet hij. Een donkere man met glinsterende ogen en een snor. Ja, dat laten ze tegenwoordig allemaal op televisie zien, hoor. Hele sessies. Het meest onder de indruk is mevrouw Bulte van de uitzending van een Hells Angel, die zo verschrikkelijk moet huilen. Nu dat is ook voor haar van toepassing. Mevrouw Bulte is zo verschrikkelijk sentimenteel.
Hoe zou hij haar aangepakt hebben, vraagt mevrouw Bulte zich af. In gedachten kijkt de man haar doordringend aan.
‘Dus u heeft nooit liefde gekregen, zal die ook nooit krijgen en toch blijft u maar willen, dat er van u gehouden wordt.’
Mevrouw Bulte schrikt. Nooit enige liefde. Dat is wel een erg bitter lotje uit de loterij.
‘Tja,’ antwoordt ze daarom.
‘Maar dat kan toch helemaal niet’, laat ze de meneer tegenover zich zeggen. ‘U bent moeders mooiste niet, u bent niet bijster intelligent en u bent buitengewoon hysterisch.’
Ze knikt bedroefd van ja.
‘En tóch wilt u, dat ze u liefhebben?’
Mevrouw Bulte weet even niet, wat ze moet zeggen.
Ze buigt het hoofd en fluistert zachtjes. ‘In potentie ben ik wel een leuk mens.’
‘In potentie? Potentie telt niet, dat zien de mensen niet, die zien je onderkin. Dat is wat ze zien.’
Bovendien ben je al hoe oud? Tachtig?’
‘Nee, drieënzeventig,’ lispelt ze.
‘En dan heb je het nog over potentie? Ja, tegenwoordig is zeventig niet oud, maar bij jou wel. Bij jou is bij drieënzeventig al lang de winter ingetreden!’
‘Ja, maar ik ben toch lief. Lief en zorgzaam? Ik ben toch een levend wezen? Er zijn mensen, die nog geen miertje zullen doodslaan, maar mij wel hoor, mij wel!’
‘Ja, dat komt, omdat je zelf je hoofd op een steen legt en heel hard roept; hier ben ik sla hem er maar af!’
‘Doe ik dat?’
‘Ja, natuurlijk doe je dat. Je geeft iedereen de ruimte om dat te doen en als ze het niet doen, dan ben je per ongeluk weer voor even gered. Of is het niet zo, dat je anderen gunstig probeert te stemmen door jezelf weg te cijferen?’
‘Tja, soms wel. Maar dat is ook een vorm van overleven, jezelf minimaliseren.’
‘Ja, ik begrijp het wel. Je bent een vorm van leven, die niets toevoegt aan de wereld. Integendeel, je bent oud, lelijk en dom. Dan kan een mens ook geen praatjes hebben.’
‘Er zijn zoveel mensen die oud, lelijk en dom zijn en toch praatjes hebben.’
‘Ja, maar die zijn nog dommer, dan jij. Die zien zelf niet wat voor een aanblik ze geven. Jij wel, jij laat toch maar even zien, dat je inzicht in de dingen hebt. Dat is het enige, waar je nog trots op kunt zijn.’
‘Ho, ho, ik ben toch ook maar in het leven geslingerd. En als baby was ik een normale baby. Niet uitzonderlijk mooi of intelligent, nee. Maar een gemiddeld mens moest er toch wel uit kunnen komen. Maar dat is me ook afgepakt. Want het was een gekke tijd met gekke ouders. Moet ik daar nu mijn hele leven het gelag voor betalen? Letterlijk en figuurlijk. Ik betaal minstens een derde van mijn inkomen aan eigen bijdragen.’
‘Ja, maar dat is altijd zo. Dat noemen ze maatschappelijke kosten. Wie moet dat anders betalen? Uw ouders zijn al lang dood. Daar kunnen we het niet op verhalen. En ouders, die dat niet zijn, nemen meestal een advocaat in de arm, want zij zijn op hun beurt ook mishandeld.’
‘Nou, ik ben er wel klaar mee.’
‘Anders ik wel, ik krijg maar steeds van die figuren op bezoek, die dingen willen, die helemaal niet in hun levensscript staan.’
‘Dat zijn de mensen, die als onvruchtbaar zaad op de keien terecht komen,’ knikt mevrouw Bulte ,’maar wat kunnen deze mensen dan nog doen?’
‘Blij zijn, dat ze niet ter plekke afgemaakt worden.’
‘Ja, in mijn diepste wezen ben ik iedere keer weer opgelucht als ze me zien en me niet afschieten.’
‘Precies.’
‘Maar dan zit er me toch nog iets dwars’, zegt mevrouw Bulte.
‘Wie bepaalt dan wie de gevallenen zijn en wie de winnaars? Gaat dat via onzichtbare regels in het sociale verkeer, of nee, ja, u heeft al een soort systematische indeling, dat weet ik. De DSM of zo.’
‘Allebei een beetje, denk ik. Knappe koppen hebben uit het sociale verkeer de regels gefilterd en in dat boek gezet. Wie ze niet aanvoelt heeft een deukje aan zijn voelsprieten opgelopen.’
‘Ja, ja,’ zegt mevrouw Bulte. ‘Hoop begint te gloren in haar binnenste.’
‘Zou men dan niet zo goed willen zijn deze regels openbaar te maken. Zo kan iedereen ze gewoon naleven, imiteren, naspelen van mijn part en dan vervallen al die verschrikkelijke categorieën van sociaal onvermogen.’
‘Ja, nee, dat gaat zo makkelijk niet, mevrouw Bulte. Nee, dat geven de winnaars niet prijs. U moet het zelf uit zien te vogelen.’
‘Het is toch wat, ik loop er voor naar het einde van de wereld en een ander krijgt het zomaar in de schoot geworpen.’
‘Begint u eerst maar eens met het zich overgeven aan de gedachte, dat alles verloren is. Er komt geen vriendin, geen vrijer, geen ziel, die u ten diepste begrijpt.’
‘Oh, zit dat zo. Nou, dan ga ik me daar ook niet meer druk om maken,’ zegt mevrouw Bulte schamper. ‘Dan trek ik me nergens meer wat van aan ook. Ik ga verder met het kleine, dat me gegeven is, wat als je het goed beschouwt nog steeds onmetelijk rijk is.’
‘Ga door, hoe stelt u zich dit dan voor, u, die als een verkreukeld insectje wat hulpeloos na trappelt?’
Mevrouw Bultte snuift. ‘Nee, ik blijf me mens voelen. Ik heb een lichaam, dat toch het meest bij het menselijk ras in te delen is. En ik heb een AOWtje. Ik ben vrij. Ik zit niet in de gevangenis. Ik mag naar de winkel en daar zomaar dingen kiezen! Ik mag reizen. Ik mag zien, horen, voelen en proeven. En al houdt men niet van mij, ik mag mijn liefde wel voelen, voor anderen en voor het leven.’
‘Is dat niet hetzelfde als liefde voelen voor jezelf?’
Mevrouw Bulte blijft verbluft zitten. Tjonge, jonge, die Wijnberg werkt wel door, zeg!
Maar eerst gaat ze hier in volle overgave op mediteren. Mevrouw Bulte beseft dat iedere seconde, die haar nog gegeven is, van háár is. Een duizelingwekkende gedachte.