Harry Vaandrager – Feuilleton (2.3)

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/harrie-vaandrager-feuilleton-1/

https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-2-3/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-4-5-6-7/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-8-9/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-10-11-12/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-13/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-14/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-15-16/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-2-1-2-2/

2.3.

“Ben haast niets. Het vlees is afgelegd. Ik leef niet, en ben niet dood. Probleem, daar zijn geen beelden en vormen bij. Er is geen woord voor. Misschien toch, bij benadering. Noemde jij mij niet ‘schijndood’? Toen ik het hoorde, dacht ik aan een jobstijding. Ik schrok me een geboorte. Maar moet toegeven, het komt in de buurt. Schijndood, zo moet iemand zich voelen voor de jongste dag. Zou het helpen om de klinkers te veranderen? Schandaad. Schuindeid. Schenduud. Wat denk jij Rob?

Het is maar goed dat niemand mij kan zien. Ik zal wel loeilelijk zijn. Komt dan deels door de obstipatie van moederlief. Immers, als ze zich wil ontlasten gaat dat gepaard met immens drukken en persen. Ondanks de laxeermiddeltjes schudt en kraakt haar hele buik door het aanspannen van de kringspier. Gevolg, ik word van de ene hotsieklotskie naar de andere kant gesmeten. Zou ik in een spiegel kunnen kijken, ik zie dan waarschijnlijk iemand aan wie alles schots en scheef zit. Butsen en blauwe plekken. Een gelaat van een middelbare die te veel gerookt en gezopen heeft. Beneveld. Grauw. Gehavend. Afgebrokkelde ledematen. Een kromme rug. Incompleet dus. Verbeeldt je de rest zelf. Maar toch Rob, maar toch snap ik niet dat je mij niet wilt zijn. Hier ben je ontoegankelijk voor indringers. Neig ertoe om te zeggen dat het hier eufoor is. En jij moet steeds weer vijanden bekampen. Steeds weer. Hoe hou je het daar uit. Ik zou daar iedere passant een kaakpeer uitdelen, schrijvers bij hun kladjes grijpen, wijven in hun tieten knijpen, journalisten brandstapelen, glibberende gladglijers onderzeiken, zalvende zelfpijpers ontmannen, bij mooipraters hun zielement eruit ranselen, huilenbalkende haasvreters aftuigen, kort: de hele mensheid overspoelen met mijn gif. De wereld rammel geven. Verbrijzelen. Kapot, moet ik die teringse wereld van jou maken. Is voor alle ongeborenen het beste. Het zou een dagtaak zijn. Een hele klus. Ik pas daarvoor. Allicht, ben geen toornige engel der wrake. Maar maak met mij geen geintjes, ik ben realist. Hyperrealist.

Sorry sorry sorry Rob. Liet me gaan. Was even buiten zinnen. Spijt is mijn deel. Daar kan je van op aan. Wilde iets anders zeggen. Zal me hernemen.”