Harry Vaandrager – Feuilleton (15 & 16)

Harry Vaandrager – Feuilleton (15 & 16)

Wat vooraf ging:
https://robscholtemuseum.nl/harrie-vaandrager-feuilleton-1/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-2-3/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-4-5-6-7/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-8-9/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-10-11-12/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-13/
https://robscholtemuseum.nl/harry-vaandrager-feuilleton-14/

15.
Muizenhuiger jij Vaandrager, je kan m’n kloten kussen. Uit welk vuilnisvat van welke inrichting hebben ze jou in godsnaam opgevist? Die brief van mevrouw Brink voorlezen, ik zou het niet eens hebben kunnen bedenken. De kraaien vlogen m’n oren uit toen ik het hoorde. Kan je dan nergens respect voor opbrengen? Je hoeft haar kroon niet op te poetsen, maar je breekt hiermee alle wetten van het fatsoen. Arme dame. Kan zich natuurlijk niet verweren. Dringt het wel bij je door een ware aanslag te hebben gepleegd? Mevrouw Brink is nu vogelvrij verklaard door jou. En ik weet donders goed waarover ik spreek. Mij hebben de persratten het leven ook bitter proberen te maken, door keer op keer halve waarheden te verkondigen. En steeds dezelfde leugens, want dat zijn halve waarheden. Ze zijn te druilig of te stopzinnig om zelf te denken. Als je niet uitkijkt word je door die lamlullen geleefd. Ze maken van iemand een niemand met een lekker lopend, sappig smeuïg verhaal. Een beetje schrijver zou moeten weten dat taal boven het verhaal gaat. Maar nee, ze willen enkel een verhaaltje dat jou boetseert naar het sensationele beeld waarvan ze denken dat het stof zal doen opwaaien. Waarom kunnen die schunnerikken zelf niet tot stof wederkeren? Hun armoe aan gedachten zal ze nog eens uithongeren. Het zal me jeuken. En jij klootzak, jij helpt die centenpikkers een handje of zeven. Schaam je. Kan het wel uitschreeuwen. Het vuur van mijn afschuw wil maar niet doven. Ratten. Jullie schrijvers, allemaal ratten.

16.
“Kijk, hier nog een brief. Van een misdaadjournalist. Schorem. Allemaal uit hetzelfde pijnboomhout gesneden. Hun oren zitten vol druil. Horen alleen wat ze willen horen. Snoever in deze heeft al zijn tentakels in de media geklauwd. Hij werkt in opdracht van een particuliere klant. Een anonymous. Hoe zal ik het zeggen, een spook. Heeft vast geen beentje in zijn pok. Ze willen me aanklagen voor moord. Troebele zaak. Ik maak me niet sappel. De boel is al lang verjaard. Maar die lul gaat natuurlijk stukken in de pers poepen. Ik ruik de strontgeur al. Het oorlogspad heeft hij gekozen. Let maar op, mij knippen en scheren is zijn missie. Hij beweert dat ik mijn tweelingbroer Bob gewurgd zou hebben. Achtenvijftig jaar geleden. Ik herinner mij levendig de dag dat hij stierf in de baarmoeder. Op de wanden daarvan tekenden wij dag en nacht. Figuratief en abstract. Monochroom en veelkleurig. Voor ons om het even. Op gevoel, op de bof. Want zoals je weet, foetussen hebben hun ogen nog dicht. Moet toegeven, Bob bulkte van het talent. Meer dan ik. In vliegende dinosaurussen was hij een kei. En in gevallen engelen. Geloof me, met dino’s en engelen ga je niet gezellig een Duveltje drinken. Laat staan kachel worden.
Ik weet niet wat ze van me willen, verlangen, eisen. Ze kunnen vissen wat ze willen, maar ze missen de juiste hengel. Het geklots van het vruchtwater hoor ik hoe dan ook nog aldoor. Dagelijks. Is niet uit mijn oren te verdrijven. Het galmt als de echo van een vloek, in een eindeloze tunnel. Soms houdt het mij uit de slaap. Plotsklaps, zal het nooit vergeten, vlak voor onze geboorte lag hij even te spartelen en kort daarna ademde hij niet meer. Helemaal blauw aangelopen volgens de gynaecoloog. Gestikt. De navelstreng zat strak rond zijn nek. Ik mis hem. Ik mis Rob verschrikkelijk. Vindt je gek dat ik me de schompes werk? Moet het voor twee doen. Da’s mijn doem. Het is mij niet gegund in Abrahams schoot te zitten. Het zij zo. Mij hoor je niet klagen. Doe het met meer dan plezier. Waar is mijn aansteker?
Ik houd het erop dat Bob schijndood is.”