Harry Peer – November 1918, onrust en paniek in Den Helder: Troelstra’s oproep tot revolutie + Verborgen of vergeten geschiedenis: november 1918

November 1918, onrust en paniek in Den Helder: Troelstra’s oproep tot revolutie

Troelstra’s decennia lange, uiteindelijk succesvolle, inzet voor het bereiken van het algemeen kiesrecht is paradoxaal genoeg één van de redenen, die ertoe bijdroeg, dat zijn oproep aan de arbeidersklasse in november 1918 om de macht over te nemen in de lucht bleef hangen. Ongetwijfeld had de toekomst van Nederland er anders uitgezien, wanneer in de zomer van 1918 geen verkiezingen waren gehouden op grondslag van het algemeen mannenkiesrecht, noteert Cees Fasseur in deel één van zijn biografie over koningin Wilhelmina (p. 529).

Op 4 juli 1918 had de SDAP 22 van de 100 Kamerzetels verworven. Veel minder dan de partij had verwacht. Nederland was juist op tijd een echte democratie geworden. Geen enkele partij kon na de zomer van 1918 het standpunt volhouden, dat de samenstelling van de Tweede Kamer niet of niet langer strookte met de stemming of de politieke gezindheid van de (mannelijke) bevolking. Revolutiepogingen met een beroep op ‘het volk achter de kiezers’ (dus het volksdeel waaraan het kiesrecht ontzegd was) waren na dat tijdstip tot mislukken gedoemd, vervolgt Fasseur.

Spontaan ontvallen

Heeft de befaamde historicus het wat dit laatste betreft bij het rechte eind? Er was immers een grote sociale ellende in Nederland. Armoede, honger, oproeren, onzekerheid en een stroom van vluchtelingen. Het begin van een grote, veel slachtoffers eisende, griepgolf (de Spaanse griep) en de alles overheersende, zowel wanhopige als woedende, stemming onder het volk als gevolg van de wrede oorlog om hen heen met de vele jonge miljoenen dode en gewonde soldaten.

Spotprent over Troelstra (foto Solidariteit)

Spotprent over Troelstra

De stelling valt te verdedigen, dat, wanneer Troelstra het ‘momentum’ van de massale emoties van die maandagavond in Rotterdam had gebruikt om bijvoorbeeld het stadhuis te bezetten, dit als een revolutionaire brand over heel Nederland zou kunnen zijn uitgewaaid. De door Troelstra gewenste revolutie is er in Nederland niet gekomen. De oproepen daartoe waren hem spontaan ontvallen, tekent hij daarna op. Zijn achterban nam het hem niet kwalijk. Hij werd er menselijker door en zijn populariteit nam alleen maar toe.

Revolutie in Kiel

Vier maanden na die verkiezingen in Nederland zag Europa (de wereld) er politiek ineens heel anders uit. De matrozen in Kiel gaven eind oktober, begin november, 2018 de stoot tot een volksopstand, een revolutie, die een einde maakte aan het Duitse keizerrijk en de Eerste Wereldoorlog. Matrozen, soldaten en arbeidersraden grepen in Duitsland de macht en riepen de republiek uit. De leider van de Duitse sociaal democraten Friedrich Ebert kreeg op zaterdag 9 november de hoogste macht in de schoot geworpen. Het markeert het begin van de overgang naar de Weimar Republiek. Keizer Wilhelm II meldde zich op zondagochtend 10 november op het station in Eijsden.

Tot aan de dag van vandaag is een asielzoeker in ons land nooit meer zo gastvrij ontvangen als de gevluchte keizer. Dit ondanks de Hang the Kaiser stemming in Groot-Brittannië, België, Frankrijk en de Verenigde Staten en oproepen om de oorlogsmisdadiger over te dragen. Wilhelm verbleef eerst korte tijd in kasteel Amerongen, vervolgens verkaste hij naar Huis Doorn, waar hij in geriefelijke omstandigheden de dagen doorbracht met hout hakken (en loftuitingen aan Hitler) tot zijn dood in 1941.

De Jantjes

Op donderdag 1 november 2018 maakte ik in de Melkweg in Amsterdam de opvoering mee van het theaterstuk, dat Robert Habeck en zijn vrouw Andrea Paluch in 2008 schreven over het gevecht van de matrozen in Kiel, de arbeiders, de sociaal democraten en de gevestigde elite om de macht.
Het interview door moderator Britta Bendieck met Habeck (nu voorzitter van de Bündnis 90/Die Grünen en van 2012 tot 2018 minister en vice president in Sleeswijk-Holstein) maakte snel duidelijk, dat de in Kiel geboren en getogen Habeck gefascineerd is door de revolutie van de muitende matrozen in zijn stad in 1918.

Leden van de Matrozenbond (foto Solidariteit)

Leden van de Matrozenbond

Dat brengt me op de toestand bij de Nederlandse marine in die verhitte novemberdagen van 1918. Al eerder schreef ik daarover in het in 1997 door de Vakbondshistorische Vereniging (VHV) uitgegeven boek Daar komen de Jantjes. Uit de geschiedenis van de Matrozenbond (1897-1933). Het is in november 1997 op een bijeenkomst voorgezeten door Stan Poppe gepresenteerd in het Marinemuseum in Den Helder. De publicatie kort samengevat. Van oudsher steunden de matrozen en hun vakbond de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). De matrozen bij de zeemacht voelden zich arbeiders in uniform, solidair met de werkende klasse, waaruit ze voortkwamen. Op de schepen werd gecollecteerd voor de verkiezingskas van de SDAP.

Klucht

Na de zogeheten revolutieoproep van Troelstra ’s avonds 11 november in Rotterdam, de dag erna nog eens herhaald in de Tweede Kamer: Uw stelsel, mijne heeren, uw burgerlijk stelsel is vermolmd en het zal u moeilijk vallen, wanneer gij geweld wilt gebruiken, iets anders uit te lokken dan een geweld, dat sterker is dan het uwe. De marinecommandant schout-bij—nacht J. Albarda in Willemsoord/Den Helder kreeg het er benauwd van. Zelfs zo, dat hij op donderdag 14 november besloot de vloot te ontwapenen en de kanonnen op schepen onklaar te maken. Bajonetten, grendels van geweren en munitie werden van boord gehaald. Personeel werd ontwapend door militairen van de landmacht en adelborsten. Albarda vreesde kennelijk, dat de matrozen in Den Helder het voorbeeld zouden volgen van hun revolutionaire kameraden in Sint Petersburg, Kiel en Wilhelmshafen. De angst sloeg hem om het hart, hij was bang, dat de matrozen vanuit Den Helder naar Amsterdam en Rotterdam zouden opvaren om Troelstra bij te staan.

Waarom ging Albarda tot deze vergaande stap over? Het vraagt om een verklaring. In mijn boek ga ik er uitgebreid op in. De geïnteresseerde lezer(es) verwijs ik voorts graag naar het voortreffelijke, vuistdikke proefschrift van Ron Blom en Theunis Stelling Niet voor God en niet voor het Vaderland. Linkse soldaten, matrozen en hun organisaties, tijdens de mobilisatie van ’14-18. Het sleutelmoment in dit drama: op dinsdag 12 november riep Albarda de besturen van de vier bonden van marinepersoneel op het matje. Hij wilde weten in hoeverre onder alle omstandigheden op het personeel van de vloot onder de rang van officier viel te rekenen. Het antwoord – enkele dagen later nog eens schriftelijk bevestigd – heeft hem duidelijk niet gerustgesteld. De vakbondsbestuurders hielden zich tactisch op de vlakte: Mocht echter het personeel der marine voor het feit worden gesteld partij te moeten kiezen, dan zal de mogelijkheid niet uitgesloten zijn dat een meerderheid althans onder de minderen, zich scharen zal aan de zijde, die tot doorvoering van door hen wenschelijk geachte hervormingen, voor hen altijd streden. Het zal dan in het belang van de goede orde en het personeel zijn, hen niet tot de keuze te dwingen.

De revolutie oproep van Pieter Jelles Troelsta verstilde, maar op het ministerie van Marine en bij de top van de zeemacht vielen daarna harde woorden. De houding van de vlagofficier hield natuurlijk een ernstig gezichtsverlies in voor de regering. De klucht kostte de verantwoordelijke functionarissen de kop. Albarda werd eind november uit zijn functie ontheven, de minister van Marine Naudin ten Cate – vóór Albarda commandant in Den Helder – nam in februari 1919 ontslag.

Dienstplichtigen

Poster oproep om bij Marine te gaan, Zorg dat je er bij komt, zo zag de schrijver van dit verhaal er ongeveer uit in 1970 (foto Solidariteit)

Poster oproep om bij Marine te gaan, Zorg dat je er bij komt, zo zag de schrijver van dit verhaal er ongeveer uit in 1970

Het is opmerkelijk, dat marineofficieren zich in die tijd tot de minister richtten met het pleidooi voor het op veel grotere schaal aanvoeren van miliciens, dienstplichtigen, bij de zeemacht. Dat zou tot een andere samenstelling van de vloot leiden, meer een representatieve afspiegeling van de bevolking zijn en waar het hen vooral om ging: het neutraliseren van het opstandige gedrag en de politieke activiteiten van het beroepspersoneel. Dat laatste werd later op een andere, onverwachte manier bereikt. Na de muiterij op de Zeven Provinciën in februari 1933 werden de rode sociaal democratische bonden verboden en het recruteringsbeleid bij de marine uitgebreid tot jongens uit gezagsgetrouwe rooms-katholieke en gereformeerde gezinnen in de provincie.

De inschatting, dat dienstplichtigen makkelijk te drillen zijn en koest kunnen worden gehouden, is eind jaren zestig gelogenstraft door de oprichting van de Vereniging van Dienstplichtige Militairen en de Bond van Dienstplichtigen. Maar dan zijn we ook in een ander politiek en cultureel tijdsgewricht terechtgekomen. Wel kunnen we stellen dat de generatie van ‘1968’ net als die van 1918 in de traditie staat van een sociale en politieke beweging, die opkomt voor democratie, emancipatie en rechtvaardigheid.
Matroos

Peer in Carré

Over dit hele gebeuren bij de marine in de novemberdagen van 1918 zou net als in Duitsland een opwindend politiek getint toneelstuk zijn te schrijven. Dat is er niet, maar we kennen al sinds 1920 wel het muziektoneelstuk De Jantjes van Herman Bouber, met liedjes geschreven door Louis Davids en zijn vrouw Margie Morris.
Het stuk was en is razend populair. De driehonderdste voorstelling werd al op 2 mei 1921 opgevoerd in de Plantage Schouwburg. De eerste (stomme) film over de Jantjes stamt uit 1922, met opnieuw Louis Davids in de rol van Blauwe Toon. Een tweede (nu gesproken) film is uit 1934 met onder meer Heintje Davids, Fien de la Mar en nog een keer Louis Davids.
Na de oorlog bracht het Amsterdams Volkstheater onder leiding van Beppie Nooij De Jantjes enkele malen op de planken. Bij de première van de tweede versie op 10 februari 1970 in Carré gaf ik acte de présence. Destijds zat ik bij de marine. Ik was (met nog enkele kameraden) gezwicht voor het aanbod van een gratis toegangskaartje op voorwaarde, dat ik in uniform zou verschijnen. Ik voelde me wat opgelaten, niettemin ben ik nooit meer zo populair geweest als bij die gelegenheid. Talloze mensen kwamen mij in de pauze de hand schudden. Het was in de tijd van Dorus alias Tom Manders met het populair meezing liedje Zorreg dat je d’r bij komt, bij de marine, bij de marine.

Met alle lof voor De Jantjes, dat om de zoveel jaren wordt opgevoerd, het bestuur van de Matrozenbond was er toch niet onverdeeld gelukkig mee en kapittelde het a-politieke karakter ervan. Wat weinig mensen weten, is dat het grootse onthaal van toneelmuziekstuk en musical te danken is aan de roemruchte Matrozenbond en de tot de verbeelding sprekende marine matrozen, die tijdens verkiezingsdemonstraties trots achter hun vaandel meeliepen, uit volle borst de Internationale zingend. Het ontroerde Troelstra, zoals we kunnen lezen in zijn Gedenkschriften.

Solidariteit Extra, nr. 368-4, 11 november 2018

http://www.solidariteit.nl/extra/2018/troelstras_oproep_tot_revolutie.html

Verborgen of vergeten geschiedenis: november 1918

De sociale geschiedenis van de marine en matrozen, zie de nummers 61 en 62 van Solidariteit, is boeiend. Er is alle reden voor een vervolgartikel. O p 11 en 12 november 1918 kondigde de leider van de sociaal democraten P.J. Troelstra aan, dat de arbeidersklasse de macht overnam. Na een schets van achtergronden en verloop van de revolutie, die niet doorging, komen we terecht bij de marine matrozen. Juist nu de leeuw sliep, maakte hij slachtoffers. Deze keer vielen er ontslagen in de marineleiding.

Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog stortten eeuwen oude rijken in Europa in. Op zondag 10 november 1918 vluchtte de Duitse keizer Wilhelm II Nederland binnen. Op 11 november gaf Duitsland zich onvoorwaardelijk over. In rooms katholieke, protestants christelijke en liberale kringen heerste de angst, dat de revolutie in Duitsland niet bij Zevenaar zou halt houden.

Angst voor revolutie

H.J. Scheffer geeft een uitgebreid en gedetailleerd verslag van die befaamde revolutieweek in “November 1918. Journaal van een revolutie, die niet doorging”. Hij geeft voorbeelden van bestuurders, die met bezorgdheid naar de toekomstige, politieke verhoudingen keken. Op zaterdagmiddag 9 november sprak H.P. Nijgh, voorzitter van de Scheepvaartvereniging Zuid in Rotterdam, met A. Heykoop en J. Brautigam, de plaatselijke leiders van de sociaal democratie. Met het oog op voortzetting van zijn bedrijf stelde Nijgh betere arbeidsverhoudingen in het vooruitzicht. Dezelfde avond spraken Heykoop en Brautigam met burgemeester A.R. Zimmerman. Zimmerman vertelde hun, dat hij “van plan was om ook in geval van een revolutionaire beweging in ieder geval zijn best te doen voor het behoud der orde”.
“Wat konden zijn gesprekspartners anders concluderen, dan dat de burgemeester van ’s lands tweede stad capituleerde nog voor de revolutie ingezet was?”, merkt L. de Jong op (in Voorspel, het eerste deel van zijn overzichtswerk over Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog). De Jong maakt er tevens melding van, dat minister president Ruys de Beerenbrouck op die zaterdagavond liberale en vrijzinnig democratische leiders voorstelde, maar wat toe te geven door bijvoorbeeld een paar socialisten in het kabinet op te nemen. Eén van de aanwezige politici had zelfs zitten huilen. Op zondagavond trok een luitenant van de Vrijwillige Landstorm met dertig vrijwilligers en één mitrailleur de tuin van het paleis Noordeinde in Den Haag binnen om het koninklijk paleis te beschermen. Op maandagavond viel in de NRC te lezen, dat ieder er goed aan zou doen traditionele denkbeelden te herzien. Het is duidelijk, dat er op z’n minst enige bezorgdheid in leidende kringen heerste.

Troelstra’s greep naar de macht

Meegesleept door de dramatische gebeurtenissen in binnen en buitenland verkondigde Troelstra op maandagavond 11 november in Rotterdam en de dag daarna nog eens in de Tweede Kamer, dat de arbeidersklasse de politieke macht zou grijpen. Heeft Troelstra een reële inschatting gemaakt van de omvang van de onrust en de bereidheid tot revolutionair verzet in het land? In ieder geval is de beoordeling achteraf, dat de leider van de sociaal democraten zich liet meeslepen door zijn emoties. Een aantal kopstukken in Troelstra’s directe omgeving waren die mening al vanaf het eerste moment toegedaan. Medio januari 1919 merkte SDAP voorzitter W.H. Vliegen in een vergadering van het partijbestuur op, dat ze nooit zo dichtbij een scheuring waren geweest als in die week in november. De eenheidsmotie van enkele maanden daarna redde Troelstra’s politieke bestaan. Zijn ‘vergissing’ heeft hem de rest van zijn leven achtervolgd. Overigens werd hij er des te menselijker en geliefder om bij zijn achterban. Het gaf conservatieve groeperingen de gelegenheid om de sociaal democratie net als ten tijde van de Spoorwegstakingen in 1903 en later in 1933 bij de muiterij op De Zeven Provinciën als onbetrouwbaar af te schilderen, als niet gezagsgetrouw. Het was een reden of een voorwendsel om de sociaal democratie regeringsverantwoordelijkheid te onthouden.
Nolens, volens. Alleen in uiterste noodzaak. Het is overigens wel ironisch, dat de twijfels over de democratische gezindheid van de SDAP over het algemeen werden uitgesproken door conservatieven op wie de sociaal democraten in een strijd van tientallen jaren het algemeen kiesrecht hadden moeten bevechten. De nuchtere vakbondsmensen in Troelstra’s omgeving zoals Vliegen, Schaper, Oudegeest en Polak, waren zowel om principiële als praktische redenen tegen zijn bijna romantisch aandoende ‘greep om de macht’. “Zijn oproep was een slag in de lucht. Naar zijn parool hadden de meesten van zijn medebestuurders geen oren, laat staan zijn tegenstanders, en die laatsten waren actiever dan die eersten”, zo noteert L. de Jong nuchter. Jan en Annie Romein typeren Troelstra als een weifelende figuur op de momenten, dat het er op aankwam: “Nooit is duidelijker gebleken dan in die novemberdagen, dat Troelstra ondanks al zijn talenten tegen de beslissende momenten in zijn leven en dat zijner partij niet ten volle opgewassen was. In 1903 had hij geweifeld, in 1909, in 1913 en nu weer, maar ook nu in 1918 eindigde hij als bij al die andere gelegenheden met een capitulatie voor de reformistische vleugel, voor Schaper en Vliegen bij wie, in 1918 zeker, de eigenlijke leiding berustte. De aangekondigde revolutie werd afgelast, als gold het een parade bij slecht weer” (De lage landen bij de zee). Uit dit citaat spreekt ook enigszins de suggestie – de gevoelens uitdrukkend, zoals die in kringen ter linkerzijde van de SDAP leefden -,  dat Troelstra zijn woorden met daden kracht had moeten bijzetten.

Troelstra als samenzweerder, rooms-katholiek spotblad "De Roskam" (foto Solidariteit)

Troelstra als samenzweerder, rooms katholiek spotblad “De Roskam”

Gedenkschriften

Bij een beoordeling van Troelstra’s houding in die dagen moeten we niet vergeten, dat hij sprak op de avond, dat het Duitse keizerrijk was gevallen en er een eind was gekomen aan de Eerste Wereldoorlog. Dat maakte op iedereen een verbijsterende indruk, veroorzaakte een ongelooflijke opwinding en gaf een enorm gevoel van bevrijding. Wat vindt Troelstra er zelf van? Hij heeft het opgetekend in zijn Gedenkschriften: “De menschheid, eindelijk verlost van den oorlogsdruk, kon weer vrij ademen, kon weer hopen op een betere toekomst. En voor den socialist kon dat niet beteekenen het streven naar een herstel van de voor oorlogsche wereld: wij zagen het kapitalisme wankelen en één onvergetelijk oogenblik scheen het, dat het uur van verwezenlijking was aangebroken van de idealen, waarvoor wij ons leven lang hadden gestreden.”
De heftige emotie van die bijeenkomst in Rotterdam is Troelstra zijn hele leven bijgebleven. “De massa stond schouder aan schouder en met ongekend vuur klonken onze strijd liederen uit de wachtende menigte op.” Nooit is de Internationale met meer overtuiging gezongen dan op die avond. “Toen heb ik het woord gekregen en de redevoering gehouden, die deze menschen van mij verwachtten en die recht kwam uit mijn hart, zonder door het nuchtere verstand te zijn gecontroleerd.” Troelstra realiseert zich, dat zijn woorden kritiek van tactische en organisatorische aard verdienen. Dat er van de zijde van zijn politieke tegenstanders zo ongekend fel op hem is gereageerd, komt vermoedelijk doordat ze zich ervoor geneerden, dat ze in die onzekere, spannende revolutiedagen zelf al bogen voordat zij geslagen werden. Troelstra zelf heeft dat haarfijn aangevoeld: “De heerschende klasse was eerder gereed, om van haar macht afstand te doen, dan de arbeidersklasse, om die macht te grijpen.”

Verzet in militaire kringen

In Duitsland hadden de matrozen in Kiel het startsein tot de revolutie gegeven. Ook al was het anti militarisme diep geworteld in de sociaal democratie, wellicht verwachtte Troelstra bij zijn revolutie poging toch steun uit de Nederlandse krijgsmacht. Er waren al acties geweest van soldaten in de Harskamp kazerne en in andere legerplaatsen. De Sociaal Democratische Arbeiders Partij had nauwe contacten met de Bond van Nederlandsche Dienstplichtigen. Van oudsher af bestond er bij het marinepersoneel onder de rang van officier grote sympathie voor de SDAP. In de dagen volgend op 11 november is her en der in Nederland onrust te bespeuren, waarbij militairen betrokken zijn. Voor zover het enige betekenis heeft, beperkt het zich echter voornamelijk tot Amsterdam. Op 14 november maakt het communistische dagblad De Tribune melding van een vergadering de voorafgaande middag in gebouw Handwerkers vriendenkring. De zaal was al helemaal bezet op het moment, dat er 200 soldaten, met twee hoornblazers voorop, binnentraden. De mensen raakten werkelijk helemaal buiten zinnen toen zij daarachter de oude Domela Nieuwenhuis ontwaarden, binnengereden in een rolstoel! Het gezelschap schaarde zich om het podium en stelde zich ter beschikking van de revolutie. “De indruk is onbeschrijflijk. Mannen en vrouwen barsten in tranen uit, het gehuil van geestdrift doet de zaal sidderen! Men besluit meteen te gaan demonstreren. De zaal stroomt leeg, de massa met de roode vlag, gedragen door soldaten voorop, trekt de stad in.” Diezelfde woensdagavond trekken duizenden mensen, onder wie 400 soldaten, op naar de Oranje Nassau kazerne in de Sarphatistraat. Vanaf de poort wordt op de menigte geschoten. Er vallen vier doden en tientallen demonstranten worden gewond. Troelstra was ongetwijfeld bekend met het verschijnsel van de arbeiders en soldatenraden. die in Rusland en Duitsland waren gevormd. Troelstra heeft echter nooit een plan opgesteld voor een revolutie en dus ook nooit overwogen wat de rol van soldaten en matrozen daarin zou zijn.
De onrust in Den Helder werd voornamelijk veroorzaakt door een overspannen beeldvorming en de daarop gebaseerde maatregelen van de marineleiding. In Alkmaar trok die week een honderdtal soldaten en matrozen door de stad. In Friesland werd op een bijeenkomst van 70 mensen een Soldaten en Arbeidersraad voor Friesland opgericht. Maar dat was het dan ook wel.

Jaren lange onderdrukking

Er is in deze periode geen spoor van georganiseerd revolutionair verzet bij de bonden van lager marinepersoneel te ontdekken. Het is echter wel onthullend en vermakelijk om te signaleren hoe bevreesd men in regeringskringen en bij de hogere marineleiding was voor een mogelijk revolutionair optreden van het eigen personeel. En het was een terechte vrees; mogelijk een vrees voor wraakacties, want meer dan twintig jaar lang hadden de autoriteiten de meest voor het voetlicht tredende Bond van Minder Marine Personeel dwars gezeten, zijn bestuurders in rang of stand verlaagd, overgeplaatst naar een schip met een verre bestemming of ontslagen, het bondsblad Het Anker aan boord verboden, de schepelingen in beroerde omstandigheden hun werk laten verrichten en ze bij acties voor lotsverbetering krijgstuchtelijk zwaar gestraft. De gemeenste vorm van repressie was wel om actieve, oudere vakbondsmensen vlak voor hun pensioen te ontslaan.
Troelstra typeert het personeelsbeleid bij de marine fijntjes: “Men had het marinepersoneel er niet naar behandeld, om trouw door alles heen te kunnen verwachten”.
Wat gebeurde er in deze woelige dagen nu in Den Helder?

Den Helder

Er speelde zich heel wat af in Den Helder, maar dan vooral in het hoofd van de marine commandant schout bij nacht J. Albarda. In zijn memoires stelt Troelstra vast, dat de verhalen, die de ronde deden over een revolutionaire stemming op de vloot, sterk overdreven waren. “Een van de leiders van het marine personeel heeft mij later geschreven: als wij het sein hadden gegeven, was de vloot achter ons geweest.” Troelstra gaat nuchter om met deze bewering: “Doch meer dan een bevestiging van het bekende feit, dat de sympathieën van de marinemannen in meerderheid naar de moderne arbeidersbeweging gingen, beteekent dat niet.”
We proberen de resultaten van Scheffers onderzoek zo gecomprimeerd mogelijk weer te geven. Het was een hectische periode voor Albarda. Met een proclamatie nam hij stelling tegen het gerucht, dat de marineleiding niets zou ondernemen als er revolutie zou uitbreken. Het gerucht waaide over naar Den Haag. Daar vernam men dat matrozen zich van de schepen zouden meester maken. Er werd meteen een officier naar Den Helder gestuurd om een onderzoek te verrichten.
Deze man schreef op 19 november een rapport aan de opperbevelhebber van lands zeemacht met de volgende niet mis te verstane passages, namelijk “dat er aanwijzingen waren te vermoeden, dat de matrozen, na zich meester gemaakt te hebben van de schepen, zouden trachten hiermede op te stomen naar Amsterdam en Rotterdam ten einde in deze grote arbeiders centra mede te werken aan de opstandige beweging. Alle maatregelen moesten worden getroffen ten einde elke poging daartoe te verijdelen. Mochten deze maatregelen het uitloopen van eenig schip niet kunnen beletten, dan hadden de forten te IJmuiden en Hoek van Holland opdracht namens de Regeering bij nadering van een Hollandsen oorlogsschip met de roode vlag in top, dit schip in de grond te boren.”
Albarda moet het helemaal benauwd hebben gekregen toen hem via de commissaris van politie in Den Helder een bericht van de procureur generaal ter hand werd gesteld, waarin stond dat rekening moest worden gehouden met “mogelijk binnendringen van ongewenschte Russische schepen”. Op dinsdag 12 november liet de schout bij nacht de hoofdbesturen van de bonden van minder marinepersoneel, onderofficieren en korporaals bij zich komen. Hij wilde weten in hoeverre onder alle omstandigheden op het personeel van de vloot onder de rang van officier viel te rekenen. Het antwoord, dat hij op vrijdag kreeg zal hem niet gerustgesteld hebben. De hoofdbesturen lieten de marine commandant weten, dat diens vraag in haar algemeenheid niet te beantwoorden was. “Mocht echter het personeel der marine voor het feit worden gesteld partij te moeten kiezen, dan zal de mogelijkheid niet uitgesloten zijn, dat een meerderheid althans onder de minderen, zich scharen zal aan de zijde, die tot doorvoering van door hen wenschelijk geachte hervormingen, voor hen altijd streden. Het zal dan in het belang van de goede orde en van het personeel zijn, hen niet tot de keuze te dwingen”. Schout bij nacht Albarda had het antwoord echter niet afgewacht. De dag ervoor had hij een opzienbarende maatregel genomen. Op zijn bevel was namelijk besloten de vloot te ontwapenen en de schepen onklaar te maken!
De houding van de vlagofficier hield een ernstig gezichtsverlies in voor de regering. Op 29 november werd Albarda van zijn functie ontheven. De minister van Marine W. Naudin ten Cate gaf later op 24 december op kamer vragen te verstaan, dat over het opbergen van onderdelen van kanonnen en geweren geen voorafgaand overleg met het departement was gevoerd. Het lag voor de hand, dat het ontwapenen van de vloot “niet kon nalaten een grievende indruk te maken op het goedgezinde gedeelte van het personeel”. De kritiek uit de Kamer leidde ertoe, dat minister Naudin ten Cate – vóór Albarda commandant in Den Helder – medio februari 1919 zijn ontslag indiende.
De officieren waren in hun eigen zwaard gevallen!

Solidariteit nr. 63, oktober 1994

http://www.solidariteit.nl/nummers/63/inhoud.html

PDF
http://www.solidariteit.nl/nummers/63/november_1918.pdf

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/kees-engelhart-fantastische-vertellingen-37-in-1918/
https://robscholtemuseum.nl/de-verwarde-man-ondermijning-stichting-6211kunstkwartier-verlangen-verstrengeling-uitnodiging-open-huis-programma-de-breuling-12-18-november-2018/
https://robscholtemuseum.nl/graham-shay-1857-inc-robert-ingersoll-aitken-brothers-in-arms/
https://robscholtemuseum.nl/ruben-ferdinand%f0%9f%90%8c-%e2%80%8furbanfriendden-history-with-ruben-troelstras-mistake/