Haro Kraak & Hans Bouman – Wat doe je als je jezelf terugvindt in de roman van je familielid? + Jim Jansen – Terug naar Gimmick!

Wat doe je als je jezelf terugvindt in de roman van je familielid?

Heibel in de familie als de vuile was in een roman belandt

Juridisch én letterkundig is het duidelijk: een romanpersonage mag je nooit zomaar verwarren met een echt bestaande persoon. Maar wat doe je als je jezelf terugvindt in de roman van je familielid en iedereen denkt, dat jij samenvalt met die serviele vader of afwezige moeder?

De literaire conventies zijn meedogenloos: het is onmogelijk om jezelf als personage in een roman terug te vinden. Fictie is fictie, en zodoende nooit één op één te verwarren met de realiteit. Klaar.

Behalve misschien voor wie in een romanfiguur stukjes van zichzelf kan ontdekken, omdat de schrijver het personage in kwestie al dan niet losjes op hem of haar heeft gebaseerd. Zoiets kan eervol, maar ook confronterend of zelfs behoorlijk vervelend zijn.

Gevoelig

De in september verschenen debuut roman van Emma Curvers (29) gaat over een Zuid-Limburgs gezin, waarin vader Hans Kostons met een keur aan geestesziekten alle aandacht opeist. In een interview met de Volkskrant vertelde Emma, dat Kostons geïnspireerd is op haar eigen vader, met wie ze al jaren geen contact heeft.

In december troffen de twee elkaar in de rechtszaal. John Curvers voelde zich zó aangevallen door het ‘onnodig grievende’ boek en de uitspraken van dochter Emma in het interview, dat hij een kort geding aanspande.

Emma Curvers lengde in Iedereen kan schilderen werkelijke gebeurtenissen aan met fictie, vertelde ze in de Volkskrant, maar ze verzon minder dan ze vooraf in gedachten had. ‘Ik moest iets prijsgeven, dat voor mij intiem was, de pijnlijkste periode uit mijn leven en dat van sommige gezinsleden’, zegt ze. ‘Zoiets ligt gevoelig, zeker in een familie, waarin het niet gebruikelijk is de vuile was buiten te hangen.’

Door de roman en het interview hangt de vuile was fier in de wind te wapperen, vindt John Curvers. Volgens hem valt niet uit te sluiten, dat er lezers zijn, die denken, dat hij Hans Kostons is, de man, die zijn vrouw en twee dochters eens op een tankstation achterliet, omdat ze zich tijdens de autorit niet gedroegen. Echt gebeurd, vertelde Emma tenslotte in de krant. ‘Maar mijn vader liet alleen mijn moeder staan, hoor.’

In hoeverre denken lezers van Iedereen kan schilderen, dat John Curvers echt de hoofdpersoon is, zoals hij vreest? In een brief naar de advocaat van Emma Curvers schreef de vader, dat hij ‘het beeld, dat van hem gecreëerd wordt, in de roman pijnlijk vindt en dat hij zich schaamt, omdat mensen in het dorp om hem gniffelen’. Het boek moest van hem uit de handel en het interview gerectificeerd.

De rechter besloot begin januari, dat Hans Kostons een romanfiguur is en dus niet dezelfde persoon als John Curvers. Het boek geeft de subjectieve werkelijkheid van de auteur weer, aangevuld met verbeelding. Zo staat het ook op pagina vier: ‘Hoewel werkelijke gebeurtenissen en personen de inspiratie vormden tot het schrijven van dit verhaal, berusten zowel het verhaalverloop als de personages op fictie.’

Maar wat betekent het predicaat fictie als een kleine kring bekenden alle opgetekende karaktertrekjes voor waarheid aannemen? Wat ze van je weten klopt, en de intieme details, de dingen, die je vrienden niet van je kúnnen weten, zouden zomaar ook waar kunnen zijn. De poep vlek in de onderbroek, het opsparen van teennagels, de heimelijke voorliefde voor travestie – feiten of fictie? Het grote publiek zal het niet kunnen deren, maar de besmuikt lachende dorpsgenoten des te meer.

Joop Middendorp vs. Peter Middendorp

Joop Middendorp (73) is de vader van schrijver Peter Middendorp, wiens autobiografische roman Vertrouwd voordelig (2014) gaat over de puber zoon van Bé Hensel, eigenaar van een Blokkern vestiging in Emmen. Het personage lijkt in hoge mate op vader Middendorp.
‘In de periode, die Peter beschrijft, slokte de winkel mijn hele leven op. Ik was meer kostwinner dan vader toen. Zo hadden mijn vrouw en ik ook de verdeling gemaakt: zij thuis, ik de winkel. Ik heb me nooit gerealiseerd wat dat voor Peter betekende.
‘Toen Peter verhalen begon te schrijven, merkte ik, dat hij mij een aantal verwijten maakte. Ik ben van nature een pleaser. Ik maak het de klanten naar de zin. Zo hoort dat als ondernemer. Hij keek daar als puber op neer. Hij zet mij knullig neer in zijn boek. De man met de bruine ogen achter de dikke brillenglazen, die dacht dat alles wel goed kwam. Ik begrijp best, dat dat soort dingen zijn uitvergroot. Ik had er geen moeite mee, omdat ik weet, dat hij mij respecteert.
‘Erger vond ik het hoe hij mijn werk en mijn klanten beschreef. Hij houdt er niet van, dat mensen op korting afkomen. En hij baalt, dat ik mij inliet met het zogenaamde ‘volproppen’ van mensen. Ze kochten allerlei dingen, die ze misschien niet nodig hadden.
‘Peter is in principe een heel aardige jongen, maar zodra hij de pen pakt kan hij meedogenloos zijn. Dat is juist zijn kracht. Het verschil tussen hem en mij is, dat hij de dingen altijd bij de naam noemt en ik dingen meer onder de pet houd. Zo is de cultuur in mijn familie: de problemen houd je binnenshuis, je praat er niet over. Toen Peter van school werd gestuurd, liep ik daar bijvoorbeeld niet mee te koop. Hij vond dat laf, geloof ik.
‘Peter liet mij vaak versies van het verhaal lezen. Ik mocht niets aan de essentie veranderen, maar mocht wel details aanpassen. Zo schreef hij over de dood van mijn vader. Zestig jaar geleden verdronk hij. Over de oorzaak werd niet gepraat vroeger. Ik heb aan Peter gevraagd om daar niet al te expliciet over te zijn.
‘Toen het boek uitkwam, waren veel Drentenaren boos op Peter. Hij zou ze beledigd hebben. Ik wilde toen van de daken schreeuwen, dat dit een verhaal is door de ogen van een jongen van 17. Ik maakte me zorgen, dat hij bedreigd zou worden. Inmiddels is de rust wedergekeerd. Op de nieuwjaarsreceptie had de burgemeester van Emmen zijn ambtsketting bij zich in een Blokker tas. ‘Ophouden met dat gemekker’, zei hij. ‘En koop dat boek!’ Ik was zo trots als een pauw natuurlijk.’

Tragische grap

Discussies over personages, feit en fictie zijn van alle tijden, zegt Jos Joosten, hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. W.F. Hermans, A.F.Th. van der Heijden, Herman Brusselmans, Hans Dorrestijn, Pieter Waterdrinker, Dimitri Verhulst – allemaal werden ze voor de rechter gesleept door iemand, die zich beledigd voelde door hun werk. In talkshows klaagden vermeende personages van Ernest van der Kwast, Maarten ’t Hart en P.F. Thomése over hoe zij geportretteerd waren.

Een tekenend voorbeeld vindt Joosten het tumult rond het boek Vinexvrouwen (2010) van Naima El Bezaz. In haar semi autobiografische roman schetst El Bezaz een humoristisch bedoeld beeld van het wel en wee van een Nederlands-Marokkaans gezin in een nieuwbouwwijk in Zaandam.

Niet iedereen vond het grappig. Zo meldde een buurman van een paar huizen verderop zich op een avond woedend aan haar deur, gewapend met een bezemsteel, dreigend een molotovcocktail onder de auto te leggen. Hij vond het boek beledigend en zei zich in het verhaal te herkennen, al wordt niemand met naam en toenaam genoemd. ‘Het is geen fictie’, schijnt hij te hebben geschreeuwd. ‘Het is geheel autobiografisch.’

De tragische grap, volgens Joosten: ‘Degene, die zich in zijn goede eer aangetast voelt, ziet zichzelf in zijn blootje staan, maar de gemiddelde lezer is daar helemaal niet mee bezig.’ Die krijgt er pas lucht van als de schrijver of de geraakte persoon zich uitspreekt, bijvoorbeeld tegenover interviewers, die graag informeren naar autobiografische elementen. Uitgevers zijn zich ervan bewust dat een waar gebeurd verhaal rond het boek kan helpen een roman aan de man te brengen, benadrukt de hoogleraar. En schrijvers zijn eraan gewend geraakt. die verhalen te vertellen, al zijn er genoeg, die de belangstelling van critici en journalisten voor het snijvlak tussen hun persoonlijke leven en dat van hun personages hekelen.

Christien Brinkgreve vs. Daan Heerma van Voss

Christien Brinkgreve (65) is de moeder van schrijvers Daan Heerma van Voss (28) en Thomas Heerma van Voss (24) en de echtgenote van schrijver en oud omroepbestuurder Arend Jan Heerma van Voss (72). In 2014 publiceerde elk gezinslid een boek. In Daans roman De Vergeting wordt Brinkgreve als personage opgevoerd.
‘In de boeken van Daan ben ik vaak een afwezige moeder. Daar kan ik onzeker van worden. Ik heb hard gewerkt, ik was al jong hoogleraar, maar ik ben er toch altijd voor mijn zoons geweest. ‘Was ik echt zo afwezig?’, heb ik weleens aan Daan gevraagd. ‘Het is fictie, moeder’, zegt hij dan.
‘Maar in De Vergeting voerde hij mij op als herkenbaar personage. Hij beschreef hoe hij als ziek kind – hij was vaak nachtenlang benauwd – bij zijn vader op schoot zat. Dat werd me te veel. Hij zat bij mij op schoot. Ik troostte hem. Dat hij zich daarin vergiste, trof mij heel pijnlijk. Ik heb het bij Arend Jan gecheckt en hij gaf mij gelijk.
‘Toen heb ik het besproken met Daan. ‘Ik weet ook niet waarom ik het me zo herinner, maar ik wil de herinnering graag zo houden’, zei hij. Dat begreep ik wel. Het is zijn herinnering. En het boek gaat over de verraderlijkheid van het geheugen. Van dat gesprek heeft hij weer fictie gemaakt. In De Vergeting zit een scène, waarin ik huilend opbel om te vragen waarom die herinnering niet klopt. Ik vond het ongemakkelijk, dat ook dat weer anders was gemaakt dan het was.
‘Later organiseerde Daan een literair tribunaal, waar hij terechtstond. Ik mocht mijn beklag doen. Ik stelde mezelf kwetsbaar op, maar wilde geen slachtoffer rol aannemen. Daan kreeg een taakstraf van Felix Rottenberg, die de rechter speelde: hij moest mij een brief schrijven. Daarin schreef hij dat ik altijd vanzelfsprekend voor hem was – juist een teken van goed moederschap. Dat stelde mij gerust.
‘De Vergeting is een mengeling tussen feiten en fictie, Daan speelt met de spanning tussen werkelijkheid en verzinsel. Dat vind ik een rotvorm, of in elk geval een moeizame vorm. Je kunt je niet verweren als personage. Ik ben blij als mijn zoons minder autobiografisch gaan schrijven, maar ik kan ze moeilijk verwijten, dat ze uit deze vijver vissen. Ons gezin heeft ze gevormd. Dit is het materiaal, waartoe ze zich moeten verhouden.
‘Wij lezen elkaars werk meestal. We geven elkaar redactioneel commentaar en soms vragen we iets te veranderen wat over onszelf gaat. Uiterlijke kenmerken, woonplaats of karaktertrekjes passen we soms aan, zodat het minder herleidbaar is. ‘De vrijheid van fictie is groot. Maar je heb ook verantwoordelijkheid voor wat je aanricht. Fictie mag geen vrijbrief zijn om je gram te halen.’

Geen natuurgetrouwe beschrijving

Die belangstelling is niet altijd zo groot geweest. ‘Simon Vestdijk schreef ook autobiografische boeken over zijn angsten en frustraties’, zegt Joosten. ‘Maar er zal in zijn tijd geen interviewer zijn gaan vragen naar het waar gebeurde gehalte ervan. Veel later was er de vader van Gerard Reve, die wat hulpeloos aan journalisten probeerde duidelijk te maken, dat hij toch zo erg niet was als in De avonden.’

Tot een veroordeling voor smaad komt het in Nederland zelden. De rechter stelt doorgaans vast, dat een roman fictie is, dus geen natuurgetrouwe beschrijving van de werkelijkheid, en dat de lezer dat snapt. Waarom lijkt die vlieger niet op te gaan voor gepikeerden, die zich rechtstreeks aangesproken voelen? Joosten: ‘Voor hen leest zo’n verhaal niet als fictie. Bij hen hoef je niet aan te komen met het eerste college van het vak verhaalanalyse.’

Sommige ‘romanfiguren’ kiezen niet voor de juridische arena, maar voor de literaire om de tegenaanval te openen. Toen Ingrid Hoogervorst vorig jaar haar roman Privédomein publiceerde, over het abrupte einde van haar relatie met de man, die ze als ‘de schrijver’ aanduidt, was het wachten op het antwoord van Atte Jongstra, met wie zij tot 2012 een paar vormde. Dat antwoord kwam een paar maanden later. In zijn roman Worst heet Ingrid Rosa, maar citeert Jongstra letterlijk uit Hoogervorst’s debuut Woede – allemaal fictie natuurlijk.

Maar niet ieder personage slaat terug met een roman, rechtszaak of mediarel. Sir Edmund ging op zoek naar ouders die zichzelf herkenden in de (deels) autobiografische roman van een kind. Om te vragen: hoe is het om karaktertrekken van jezelf uitvergroot in een roman tegen te komen? Mocht je het boek vooraf lezen? Wat doe je om de beeldvorming bij te stellen? En hoe groot is de vrijheid van fictie?

Bert Vuijsje vs. Robert Vuijsje

Vroeger was schrijver en journalist Robert Vuijsje (44) ‘de zoon van’. Nu is de Amsterdamse dag- en weekblad prominent Bert Vuijsje (72) ‘de vader van’. Versies van hem – een typische Oud-Zuid bewoner met een intellectuele vriendenkring – komen voor in de verfilmde roman Alleen maar nette mensen en Roberts tweede boek Beste vriend.
‘Het heeft iets grappigs, dat Robert een boek schrijft, waarin hij zijn vader min of meer satirisch afbeeldt en dat hij diezelfde vader vraagt om als eindredacteur kritisch commentaar op dat boek te leveren. Want dat is wat er gebeurd is: Robert liet me het manuscript van Alleen maar nette mensen lezen, omdat hij prijs stelde op mijn ambachtelijke commentaar. Ik heb weleens voor de grap gezegd: stel je eens voor dat Gerard Reve achterin De Avonden had geschreven: met dank aan mijn vader voor zijn nuttige aanwijzingen bij het voltooien van dit boek.
‘Ik las de passages over mij in Alleen maar nette mensen niet met groot genoegen, maar ook niet met grote boosheid. Ik schrok meer van alle seksscènes in het boek. Kwaad werd ik pas bij zijn tweede roman, waarin echtscheiding een belangrijke rol speelt. In Beste vriend vertelt de ik persoon over zijn vader, die na de scheiding van zijn moeder nooit mee ging naar zwemles of voetbal. Half schertsend heb ik Robert toen gezegd, dat hij zijn boek beter Louter leugens kon noemen – zo heet een van de eerste bundels van Simon Carmiggelt.
‘Nou, godverdomme, dacht ik. Ik was misschien wel een afwezige vader, maar ik was niet onzichtbaar. Ik woonde niet meer thuis, maar het aantal keren, dat ik daar ’s ochtends om half zeven voor de deur stond om met mijn beide zonen naar het zwembad of voetbalveld te gaan… Soms met manshoge sneeuw!
‘Mensen, die mij goed kennen, weten hoe het echt zit, maar als oppervlakkige lezer ga je ervan uit, dat de schrijver zulke dagelijkse details wel aan de werkelijkheid zal hebben ontleend. En juist die details waren gelogen. Ik vond, dat mij onrecht werd aangedaan en maakte me druk om wat de buitenwereld van mij zou denken, maar niemand heeft me ooit op die passages aangesproken. Ik heb Robert ook niet gevraagd ze aan te passen. Ik ben eindredacteur, geen censor.
‘Of mijn scheiding niet een privé aangelegenheid is? Dan had ik maar niet moeten scheiden. Daar ben ik toch te veel journalist voor: als je permanent bezig bent met wat anderen doen, moet je niet klagen als er over jou wordt geschreven. De scheiding is nooit een taboe geweest bij ons thuis. Ik weet nog goed, dat Robert een jaar of tien geleden op zijn verjaardag zei: ‘Het liefst zou ik gaan eten met mijn vader en moeder, maar helaas zijn ze allebei zo onvolwassen, dat het niet kan.’
‘In interviews is Robert gaan zeggen, dat ik in een bepaalde mate toch een voorbeeld voor hem ben geweest. Als je als kind ziet, dat je vader gepassioneerd is in zijn werk, kan je dat allicht op het idee brengen om zoiets ook te willen. Ik was eerlijk gezegd nog nooit op het idee gekomen, dat Robert zo naar mij keek. ‘Ik vind het ergens wel vleiend, dat hij over me heeft geschreven. Er is een oude joodse grap over twee dames. De ene dame vertelt de andere over haar zoon, die elke week bij de psychiater zit: ‘En waar denk je dat hij het over heeft? Mij.’

‘Een dwergpoliep met puitenogen’

Gevallen, waarin mensen zich geschoffeerd voelen door een romanpersonage, leiden geregeld tot een relletje.

Het uit de handel nemen van fictie werken, omdat die beledigend zouden zijn voor personen of bevolkingsgroepen, die zich in het boek menen te herkennen, is in Nederland zeer uitzonderlijk. Pogingen ertoe iets minder.

De bekendste literaire rechtszaken in Nederland waren die tegen Willem Frederik Hermans en Gerard Reve. Hermans werd in 1952 aangeklaagd omdat zijn personage Lodewijk Stegman in de roman Ik heb altijd gelijk lelijke dingen zei over het katholieke volksdeel. Reve voerde in zijn roman Nader tot U (1966) god op in de gedaante van een eenjarige muisgrijze ezel, met wie de schrijver seksueel contact had. Beide rechtszaken leidden tot vrijspraak.

Heel af en toe loopt het anders. Dat ervoer auteur L.H. Wiener in 1967, na de publicatie van zijn eerste verhalenbundel Seizoenarbeid. In een van de verhalen figureerde ene ‘Jansen’, uitbater van een lunchroom in een niet met name genoemde badplaats. Een Zandvoorter meende zich te herkennen in dit weinig gunstig geportretteerde personage. Hij spande een rechtszaak aan en won die, wat volgens Wiener mede te danken was aan de uiterst onbeholpen verdediging van zijn advocaat. Het vonnis werd in hoger beroep bevestigd. Wieners boek moest uit de handel worden genomen.

Ook Herman Brusselmans zag zich met een boekverbod geconfronteerd. In zijn roman Uitgeverij Guggenheimer (1999) werd modeontwerpster Ann Demeulemeester door een fictief personage geschoffeerd en onder meer een ‘dwergpoliep met puitenogen’ genoemd. Demeulemeester voelde zich in haar goede naam aangetast en diende een klacht in. De rechter bepaalde, dat het boek uit de handel moest worden genomen. Nadat Brusselmans een boete van 5.000 gulden had betaald, kreeg Uitgeverij Guggenheimer zijn plek in de boekhandel terug.

Veel gebruikelijker is de gang van zaken bij de rechtszaak, die alweer een Zandvoorter, ditmaal de toenmalige burgemeester Van der Heijden, aanspande tegen Pieter Waterdrinker. De auteur zou de burgervader met zijn roman Danslessen (1998) hebben beledigd en van antisemitisme beschuldigd. De zaak werd afgewezen en ook in hoger beroep werd de eiser in het ongelijk gesteld.

Een meer recente rechtszaak tegen een roman betreft het kort geding van zanger/liedjesschrijver Peter Koelewijn tegen de A.F.Th. van der Heijden. In zijn roman De helleveeg (2013) voerde Van der Heijden een mevrouw Koelewijn op die boven de ouderlijke viswinkel in Eindhoven een abortuspraktijk bestiert. Koelewijn eiste een schadevergoeding en een inlegvel met een rectificatie in het boek. De rechter stelde de zanger op een paar punten in het gelijk, maar zag geen reden Van der Heijden een schadevergoeding te laten betalen. Ook een inlegvel in de roman achtte hij niet noodzakelijk. Volgens de rechter was het voldoende duidelijk dat De helleveeg een roman was.

Meestal blijven gevallen, waarin mensen zich denken te herkennen in romanpersonages, beperkt tot een relletje. Zoals bij de publicatie van Joost Zwagermans Gimmick! (1989), toen Rob Scholte en andere kunstenaars zich op hen onwelgevallige wijze vereeuwigd meenden. Of in Vals licht (1991), van dezelfde auteur. De lange, donkere, bordelen frequenterende quizmaster in deze roman zou gemodelleerd zijn naar Ron Brandsteder.

In 2012 publiceerde Robert Vuijsje de autobiografisch geïnspireerde roman Beste vriend, die onder meer over een moeizame vader zoon relatie handelt. In de media betwistte de vader van de auteur, journalist Bert Vuijsje, de voorstelling van zaken. Vuijsje jr.: ‘Maar het is een fictiewerk’. De twee konden er in gezamenlijke interviews tamelijk vredig over discussiëren. Wat eigenlijk wel weer past in ons literaire polderland.

De Volkskrant, 17 januari 2015, 2:00

https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/wat-doe-je-als-je-jezelf-terugvindt-in-de-roman-van-je-familielid-~b333eafc/

 Terug naar Gimmick!

Folia, Nr. 28, Jaargang 62, 10-04-2009, pagina 32-33

https://issuu.com/foliacivitatis/docs/folia28_62

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=A.F.Th.+van+der+Heijden
https://robscholtemuseum.nl/?s=Robert+Vuijsje
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joost+Zwagerman
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ron+Brandsteder