Hans Goedkoop – De buitenwereld blijft buiten: Generatie roman van Robert Anker

Bij de schrijvers rond het tijdschrift De Revisor was het in jaren zeventig not done een beeld te tekenen van onze maatschappij. Daar was de journalistiek al voor, daar bleef een schrijver buiten, dat bezoedelde de kunst maar. Want de kunst had niets te maken met de waarheid van de feiten, die zocht de waarachtigheid van de verbeelding en gaf een heel ander beeld: niet van een buiten, maar een binnenwereld.

Maar hoe waar dat theoretisch ook mocht zijn, een beetje steriel was het ook, en in de vroege jaren tachtig kwam het eerste teken van een wending. De Revisor man Patrizio Canaponi ontpopte zich als A.F.Th. Van der Heijden en begon aan wat De tandeloze tijd zou worden, een romancyclus, die frank en vrij uit de maatschappelijke werkelijkheid roofde wat hem maar te pas kwam. Politiek, geschiedenis, krantenberichten, Van der Heijden maakte het weer tot gepast materiaal voor een roman, en inmiddels zijn de bordjes flink verhangen. De verbeelding mag haar tanden ook weer in de buitenwereld zetten.

In het kort is dat ook de ontwikkeling van Robert Anker. In de late jaren zeventig begonnen als bescheiden dichter in het spoor van de Revisor, heeft hij zijn domein al vrij snel uitgebreid. Hij is essays gaan schrijven (voor Tirade) en kritieken (voor Het Parool) en in de jaren negentig ook verhalen (De terugkeer van kapitein Rob). Hij is de buitenwereld daarbij meer en meer op de huid gaan zitten, woorden zoekend voor de geest van onze tijd. Nu ligt de eerste slotsom van die zoektocht vuistdik in de winkel: Vrouwenzand, een generatiekroniek in fictie.

De vergelijking met De tandeloze tijd dringt zich haast overdadig op. Ook hier begint en eindigt alles bij een ik figuur, die (net als de auteur) kort na de oorlog is geboren en een half leven later zo in de problemen komt, dat hij de noodzaak voelt de rekening op te maken: hoe heeft het zover met hem kunnen komen? Ook hij is opgegroeid in een eenvoudig katholiek gezin in de provincie, om als student de sprong te maken naar de grote stad Amsterdam. Ook hij stort zich met veel bravoure op het moderne leven en ontdekt te laat, dat hij daar bitter weinig vat op krijgt.

Ook hij komt gaandeweg terecht in de maatschappelijke schemerzone, waar krakers, kunstenaars en criminelen eensgezind hun cocaine halen, en ook hij is bij de rellen rond de kroningsdag van 1980. Sterker nog, ook hij staat daar manhaftig in de aanslag met een baksteen, die hij, net als Van der Heijdens held, op het beslissende moment toch maar niet gooit.

Mij is het een raadsel waarom Anker, die gelijkenis zo op de spits drijft. Waarom heeft hij van die held bijvoorbeeld ook nog eens een advocaat van kwade zaken gemaakt, die hard rijdt in een dure auto en meer drinkt dan goed voor hem is, net als Ernst Quispel in De tandeloze tijd? Het is, of hij de meester op diens eigen terrein wil verslaan. Maar zo lichtzinnig zal hij wel niet zijn dus de verklaring ligt misschien in het omgekeerde. Met de overeenkomsten laat hij ook de verschillen uitkomen.

Want eigenlijk is dit een heel ander verhaal. De held, Paul Masereeuw, komt in 1994 voor het blok te staan. Hij voert de verdediging van een grote drugshandelaar, die opgepakt is, toen hij stond te kijken bij de overslag van een van zijn transporten. De politie blijkt getipt te zijn, maar op juridisch ontoelaatbare wijze, en nu staat de advocaat voor een dilemma. Hij kan de dealer vrij krijgen door bij de rechter over die tip te beginnen, maar dat zou de tipgever in gevaar brengen, en dat is toevallig net zijn oudste vriend. Hij kan het ook laten, maar dan blijft de dealer vastzitten, en ook die dealer is een vriend van hem. Hij zal dus iemand moeten offeren.

Op dat moment pakt hij de pen op, in de hoop op inzicht, en geeft een verslag van het vervolg van de gebeurtenissen. Wat niet meevalt, want dat zijn er nogal wat, verward en schijnbaar richtingloos.

Hij spreekt de handelaar. Hij spreekt de tipgever. Hij krijgt intussen dreigbrieven van onbekende herkomst en hij tobt, als intermezzo, over zijn onmogelijke liefde voor zijn nichtje, half zo oud als hij. Om over al die dingen na te denken vlucht hij naar Venetië, reist toch weer terug naar Amsterdam en knalt dat alles op papier met de adrenaline, die een mens in hectische omstandigheden door de aderen raast. Het zijn gejaagde zinnen, die hij schrijft, ze vliegen de bocht haast uit, en het effect is, dat je hem in zijn taal hoort ademen alsof hij voor je stond. De zinnen zijn zo ‘werkelijk’ als literatuur maar zijn kan.

Anker versterkt dat gevoel van werkelijkheid door met een knipoog aan te wijzen, waar een man als Masereeuw in onze wereld ongeveer gezocht zou moeten worden. Hij laat in de Amsterdamse Rozenstraat een handgranaat ontploffen onder een BMW drie zoveel van dezelfde kleur als Masereeuw er een heeft. Een onmiskenbare verwijzing naar de bom onder de BMW van kunstenaar Rob Scholte, in hetzelfde jaar 1994, maar een straat verderop, die misschien wel was bedoeld voor advocaat Oscar Hammerstein. Anker laat de twee gebeurtenissen niet echt samenvallen, hij geeft meer een hint: in dat soort kringen moet u de gebeurtenissen zoeken.

Maar het lastige van al die werkelijkheid is, dat ze verplichtingen schept. Als je op haar wil leunen, moet je je ook houden aan haar grenzen van waarschijnlijkheid en dat gaat Anker minder soepel af. Hij stuurt zijn Masereeuw op onderzoek uit in de wereld van het grote drugsgeld en laat hem daar verbijsterd raken, want wie staat daar plotseling op het tapijt? De Amsterdamse recherche. Niet als hoeder van de wet, maar als criminele mantelorganisatie.

Zie het kadertje voor een indruk van de werkmethode – en dat geeft nog maar een flauwe schaduw van de werkelijkheid, want de heren in het blauw laten er geen gras over groeien. Hinderlijke informanten worden op het politiebureau in elkaar gemept en vastgezet. Lastige getuigen maken goede kans ineens te overlijden, niemand weet waardoor, en als een kleine waarschuwing voor zijn nieuwsgierigheid vindt Masereeuw zijn huiskamer alvast een keer als een ruïne terug.

Ontsporingen

Zou dat zijn hoe het bij de politie toegaat? In de IRT affaire is er veel onopgehelderd gebleven, dus wie weet, ontsporingen moet je nooit uitsluiten. En toch slaag ik er niet in deze lotgevallen geloofwaardig te vinden. Anker stapelt de corruptie zo hoog op, dat je zou willen voorstellen om de politiemacht in zijn geheel maar op te heffen, dat zou heel wat schelen in de criminaliteit. Hij hamert het er zo diep in, dat je de indruk krijgt dat het hem allemaal niet erg genoeg kan zijn en dat zijn beeld van de politie dus meer over hem dan over de politie zegt. Het is de aloude val van het realisme: hij smeert de buitenwereld aan wat in zijn binnenwereld speelt.

Waarmee het toch weer op die binnenwereld aankomt, in de geest van de Revisor, en god dank gunt Anker je ook daar een blik op. Hij leidt Masereeuw naar de gedachte, dat het immorele van zijn wereld een gevolg is van de grote kwaal van de moderniteit: de Leegte en het Niets, waarmee wij moeten leven na de dood van God en Diens tradities. Vooral zijn drugshandelaar slaat hem daarover om de oren met de ene Nietzscheaanse wijsheid na de andere. Maar waar die handelaar tot de conclusie komt, dat we de Leegte ongenadig onder ogen moeten zien, daar graaft Masereeuw in tussenliggende hoofdstukken zijn herinneringen af op zoek naar samenhang en houvast.

Zo groeit dit boek van een moderne thriller uit tot een tableau van de belevenissen van een prototypische babyboomer. We zien Masereeuw vroeg in de jaren tachtig als sociaal bewogen advocaat lid van een collectiefje in de Staatsliedenbuurt en voorman van de kraakbeweging. We zien hem tien jaar eerder als student, zwetsend over Marcuse en de revolutie. We zien hem weer een paar jaar eerder op het corps aankomen, nog heel braaf en blanco, en zo dalen we geleidelijk af naar het punt, waarop het boek ten slotte aanstuurt: Vrouwenzand, het Zeeuwse dorpje uit de titel, waar hij opgroeide.

Daarmee zijn we ver bij het begin van het verhaal vandaan gedreven, maar bij nadere beschouwing bij het doel beland. Want kinderjaren op het Zeeuwse platteland zijn al een jaar of twintig Ankers vaste beeld voor een bestaan, dat nog een menselijke maat, een God en een moraal had – en dus houvast gaf. Een ‘verloren paradijs’, zegt Masereeuw ronduit, en hij weet, dat hij nooit meer van zijn heimwee afkomt. ‘Zoals je als eerste de wereld aantreft, zo is ze, en zo is ze goed, alle latere ontmaskeringen ten spijt. Diep in mezelf ervaar ik die wereld nog steeds als de echte, de enige echte.’

Het is die ervaring, die hij aan het slot van de roman te hulp roept om zijn leven grond onder de voeten te geven, in een vloed van jeugdherinneringen, die hem alle geuren en beelden weer te binnen brengt. Maar het effect is eigenaardig dubbelzinnig, want wat geeft dat voor houvast? Wat voor houvast vind je in een verloren paradijs? ‘Er zit een dosis heimwee in naar iets wat misschien nooit heeft bestaan’, zegt Masereeuw in alle eerlijkheid. Het is een heel reëel gevoel, anders gezegd, maar het is lang niet zeker, of het ook naar een realiteit verwijst, en dat geeft Masereeuw tot het einde toe iets hulpeloos.

Want hoe kan zo’n gevoel hem ooit tot steun zijn? Hoe kan het hem in de werkelijkheid helpen als het met zijn werkelijkheid niets te maken heeft?

Leegte

Die hulpeloosheid doet dit boek geen goed, want als je goed leest is het Ankers eigen hulpeloosheid. Hij probeert de nostalgie naar een vervlogen tijd in ernst te presenteren als een antwoord op de Leegte, of tenminste als een omgangsvorm daarmee. Maar als je terugkeert naar het heden van het boek is het een raadsel hoe dat antwoord in praktijk zou moeten luiden. Weet Masereeuw nu plotseling wat hem te doen staat? Is zijn leven minder Leeg?

Vrouwenzand is een roman, die zich bij alle schijn van het tegendeel uiteindelijk geen raad weet met zijn eigen vragen. Er wordt veel in opgeworpen over de moraal en het tekort daaraan, over de houdbaarheid van idealen, over liefde, kunst en nog veel meer. Maar geen van die vragen wordt op scherp gesteld, of zelfs maar uitgewerkt. Onbegrijpelijk genoeg verdwijnt zelfs het dilemma, waar het hele boek om is begonnen uit het zicht. Paul Masereeuw hoeft helemaal niet tussen zijn twee vrienden te kiezen, Anker lost de kwestie voor hem op door een van beiden simpelweg van kant te laten maken. Alles wat hij oppakt, laat hij verderop weer uit zijn handen vallen, omdat hij precies is als zijn held. Hij vindt geen houvast in de wereld, die hij zelf heeft opgeroepen.

Het gevolg is, dat je een roman leest, die wel midden in de wereld staat, maar daar geen eigen blik op weet te krijgen. Anker heeft een scherp oor voor de veelbetekenende onzin van de tijden, waar hij over schrijft – de taal, de tics, de modes en taboes. Hij weet hoe Amsterdamse corpsstudenten in de late jaren zestig tegen feuten blaften, alsof er elders in de stad geen linkse revolutie aan de gang was.

Hij weet hoe de krakers in de jaren tachtig, aan het einde van die revolutie oeverloos vergaderden over de juiste lijn, die als het erop aan kwam toch alleen maar vruchteloze theorie was. Hij weet hoe het in hun panden rook naar de beschimmelde matrassen, die als muur werden gebruikt, in afwachting van gipsplaat, waar geen geld voor was. Hij biedt een weelde aan details en je denkt om de haverklap: verdomd, zo was het. Maar je denkt nooit: verdomd, zo had ik het nog niet gezien. Hij toont de buitenwereld van de journalistiek, om met de oude Revisor te spreken, maar hij mist de binnenwereld van een schrijver.

Er was op het hoofdbureau sprake van een paar facties, die elkaar ongeveer naar het leven stonden. Narcotica was volkomen corrupt volgens mijn zegsman, die ik overigens van hetzelfde verdacht. Ik denk, dat het uiteindelijk neerkwam op ruzies over de verdeling van de buit. Een groepje rechercheurs werkte samen met een paar grote drugshandelaren, en wel als volgt: de handelaar tipte af en toe een partijtje weg naar de politie. De bij de arrestatie buit gemaakte hasj bereikte niet de verbrandingsoven, maar de handelaar, die de opbrengst deelde met de recherche factie in kwestie. Voordeel voor de handelaar: hij betaalde geen inkoop en werd door de politie met rust gelaten. Uit: Robert Anker: Vrouwenzand.

Robert Anker: Vrouwenzand. Querido, 566 blz. f49,90

NRC Handelsblad, 11 december 1998

http://members.chello.nl/~r.peters8/vrouwenz.htm

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Robert+Anker