Hans Altman – Joost Zwagerman III

Joost Zwagerman maakt op 8 september in Haarlem een eind aan zijn leven. Op 16 september wordt hij begraven. In mijn column op die dag de relativering dat ik niets van psychiatrie of letterkunde, noch van Joost Zwagerman weet. Vandaag voeg ik daar aan toe dat ik ook niets van kunst weet.

Op 17 april 2013 schreef ik een column over het bezoek van Joost Zwagerman aan de bibliotheek van Hoorn naar aanleiding van zijn laatste boek “Kennis is geluk”. Nieuwe omzwervingen in de kunst’. Hij toont dan even zijn onzekerheid, die hij oplost door te gaan voorlezen uit ‘Duel’. Het boekenweekgeschenk uit 2010 over de echte en de vervalste Rothko Untitled No 18 (overigens een prachtig zwart/oranje werk); het is zowel een pastiche als persiflage op de vele kunst-incidenten die we in Nederland hebben moeten meemaken. Kunstwerken die het object van geweld werden, door diefstal, beschadiging of vervalsing, waarbij soms gerenommeerde Nederlandse musea betrokken waren. Joost Zwagerman heeft altijd al een haat-liefde verhouding gehad met musea en museumdirecteuren. Tijdens de heropening van het Stedelijk Museum in Alkmaar in 2012 memoreerde hij het mislukken van zijn YXIE project; een cultureel centrum en museum voor de dichter/schilder/beeldhouwer Lucebert. Er moest zelfs een enquêtecommissie voor ingezet worden en er zijn tonnen verloren gegaan.
Ook met de stad Alkmaar moet hij een haat-liefde verhouding gehad hebben. Hij werd er geboren en is er opgegroeid. Maar koos al snel voor een studie en leven in Amsterdam en uiteindelijk in Haarlem. Alkmaar had het, historisch gezien, verdiend de hoofdstad van Noord Holland te worden. Al waren de Alkmaarders de aartsvijanden van de Westfriezen. Als het aan de Franse bezetter had gelegen, was dat ook gebeurd. Maar in 1840 werd Haarlem definitief als hoofdstad van de provincie aangewezen.

Een jongen die zijn kleinburgerlijke onderwijzersmilieu in Alkmaar wil ontvluchten kiest voor de grote stad. Zijn romans tonen een voorkeur voor opvallende milieus.’De houdgreep’ over de liefde van een au pair in Londen. ‘Gimmick’ gaat over het kunstenaarsmilieu in Amsterdam. ‘Vals licht’ over de liefde voor een prostituee, ‘De buitenvrouw’ over het multiculturele milieu. ‘Chaos en rumoer’ over een schrijver met een writer’s block. Het was boeiend geweest als Joost Zwagerman zijn eigen milieu als uitgangspunt en inspiratiebron voor zijn romans had gekozen. Maarten het Hart, Adriaan van Dis, Gerard Reve, Maarten ’t Hart en Jan Siebelink hebben er meesterwerken mee op hun naam gezet. Maar mogelijk vormde de confrontatie met zijn eigen milieu en zichzelf een niet te overwinnen weerstand.

Alleen zijn partners, kinderen en vrienden kennen de andere kant van Joost Zwagerman. Het is een kant waar geen plaats voor is als hij moet optreden in ‘De Wereld Draait Door’. Als hij vol verwachtingen probeert tegemoet te komen aan de honger naar duiding. Waarbij de lat steeds hoger wordt gelegd. Hij wordt vergeleken met Pierre Janssen, die van 1959 tot 1972 het televisieprogramma ‘Kunstgrepen’ presenteerde. Wat menigeen niet meer weet is dat Pierre Janssen in 1988 de eerste gast van het programma ‘Zomergasten’ is. Ondanks het gegeven dat Pierre Janssen tientallen jaren museumdirecteur was en hij in 1965 directeur van de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam werd, keek menig ‘kunstkenner’ op Pierre Janssen neer. In die naoorlogse jaren was kunstbeschouwing nog een nogal conventionele discipline en werden kunstwerken vooral ‘in de tijd geplaatst’. Al kwam ook het ‘psychologiseren’ in de mode. Het vooral na het postmodernisme vanuit ontelbaar perspectieven naar kunst kijken, stelt aanzienlijk meer eisen aan kunst beschouwen. Joost Zwagerman heeft inmiddels meerdere bundels op zijn naam staan, waarin hij zijn enthousiasme voor de kunstwerken duidend probeert over te brengen. Hij bevindt zich daarmee in het riskante gezelschap van Umberto Eco, Simon Schama, Robert Hughes, Arthur Danto, Thompson, Hans den Hartog Jager en al die honderden conservatoren die inleidingen schrijven bij catalogi.

Het eerste boek waarmee Joost Zwagerman bekend werd, was ‘De houdgreep’ in 1986. Met ‘Gimmick’ brak hij drie jaar later door. ‘De buitenvrouw’ uit 1994 was zijn laatste grote succes. Na 2000 namen poëzie en non-fictie in zijn oeuvre toe. Nagenoeg jaarlijks verscheen een non-fictie boek of een bundel met essays. Van 2005-2010 verschijnen verschillende omvangrijke literaire bloemlezingen . Zijn laatste boek over Kunst (De Stilte van het Licht) verschijnt in september 2015. Hij overleeft een writers block, een scheiding en verschillende depressieve perioden. Wie Joost Zwagerman de afgelopen jaren heeft gevolgd, herkent verschillende hoofdstukken en kunstwerken die Joost Zwagerman in ‘De stilte van het licht’ onder de loep neemt. Hij haalt instemmend een uitspraak van de schilder Robert Ryman aan die de stilte als kern van zijn kunst omschrijft. Ryman is één van de voorbeelden van monochrome minimalistische schilders. Nu weet elke eerstejaars psychologie student dat het zelfs al een relatief korte tijd in een prikkelarme omgeving verkeren, kan leiden tot volledige gekte. En daarmee wordt de zoektocht naar stilte in de beeldende kunst en de muziek een hachelijke onderneming. Joost Zwagerman haalt de stilte in de performances van Marina Abramovic aan, maar bij haar is de stilte nu juist hét middel tot provoceren van sociale kontakten. Het Louis Vuitton museum in Parijs (ligstoel en metronoom) laat daar een mooi voorbeeld van zien. Bij Joost Zwagerman lijken stilte, schoonheid en verdwijnen samen te vloeien. En vloeit dit begrip ineen met de mystiek van Frans Kellendonk. De scheidslijn tussen Het Goddelijke Licht en het Hellevuur is maar dun. Je kunt je afvragen of kunst je naar de hemel dan wel de hel brengt. Waarschijnlijk beiden. Het Tijdschrift Boekman (najaar 2015, nummer 104) is gewijd aan de vraag naar de helende werking van kunst. Er staan nogal wat obligate artikelen in, maar opvallend fris is de bijdrage van Rineke Smilde; “Door de ogen van de ander kijken. Kunst als veranderkracht”. Daarbij staat centraal dat men door levenservaring en kritische reflectie daarop zijn referentiekader kan veranderen. Dat kan per definitie nooit leiden tot de doodlopende tunnel van ééndimensionele kunstbeschouwing. In januari 2016 verschijnt postuum de laatste dichtbundel van Joost Zwagerman. Ik kom in Joost Zwagerman IV terug op ‘De Stilte van het Licht” en deze dichtbundel

Joost Zwagerman is een Noord Hollander pur sang. Geboren en getogen in Waterland. En menigeen zal hem hebben horen of zien vertellen hoe hij genoot van de kust, het zicht op Bergen of andere weidse gezichten vanaf de duinen of een dijk. Het wekt dan ook geen verbazing dat hij is begraven op de Algemene Katholieke Begraafplaats in Bergen. Als u over de Langerijm naar de begraafplaats toe loopt ziet u al de imposante oprijlaan. De dienstwoning aan het begin van de oprijlaan is er niet meer. Maar we zien wel een na jaren met mooie bomen gedecoreerde toegang. De begraafplaats in Bergen heeft weliswaar niet de status van Père Lachaise maar is wel een kerkhof met historie. Die geschiedenis is beschreven in “Hier ligt Hemelrijk” van Bob Polak. Minstens even lezenswaardig is “Hier is het paradijs niet verdwenen” waarin diverse schrijvers hun licht over Bergen laten schijnen. In “Hier begint de Victorie” (uiteraard over Alkmaar) is een stuk van stadsdichter Joost Zwagerman opgenomen. Joost Zwagerman vindt rust in Bergen, maar er was veel lijden voor nodig om dit te bereiken. Met zicht op Lucebert.

Radio Hoorn TV, 30 september 2015

http://hrn.nu/wp/28425