Frénk van der Linden – Ik shop dus ik ben

Interviewer Frénk van der Linden ondervraagt bij de publicatie van zijn verzameld werk ‘Tot op het bot’ ex-directeur van het Groninger Museum Frans Haks over diens nieuwe boek ‘Een pissende poes in museumland’. Gesprek met een man die meent dat ‘God zich openbaart in het draaien van een drol’.

Wordt het geen tijd dat u zelfmoord pleegt?
‘Dat ben ik zeker van plan. Maar het is nog niet zo ver. Ik heb het een en ander af te maken.’
Twee jaar terug zei u tegen me: ‘Ik heb het nog geen seconde prettig gevonden op deze aardkloot. Niks bevalt. Hoe halen mensen het in hun hoofd om te zeggen dat het leven leuk is. Ze liegen! Het leven is jeuk, jaloezie en janken. Al sinds mijn puberteit hoop ik dat het snel afgelopen zal zijn.’
‘Luister. U, ik, iedereen: wij hebben niet gevraagd om te worden geboren. Maar we zijn er. Als je er eenmaal bent, wil je iets bereiken. De anderen willen dat ook. En dus zitten we elkaar in de weg. Leven is uit de weg ruimen wat je tegenzit – zolang je daar de energie voor hebt. Als ik straks ben opgebrand, pak ik slaappoeiers, en doe ik een zak om mijn hoofd. Verdoven en stikken, dat is mijn favoriete methode. Een kind kan de was doen.’
Van die suïcide is het onder andere nog niet gekomen omdat u een boek over uw kunstopvattingen wilde nalaten. Waarom moest ‘Een pissende poes in museumland’ er per se komen?
‘Het zat me dwars dat mensen zeiden: “Het nieuwe Groninger Museum is best aardig, maar de collectie is niks.” Kennelijk moest ik nog wat uitleggen. In dit boek baken ik als een zeikende kat mijn gebied af: hier sta ik, dit zijn mijn wetten. De kern is dat ik altijd bezig ben geweest met kunst in de twijfel zone, kunst waarvan je niet ziet of het kunst is of rotzooi.’
In een duidelijk onderscheid tussen rommel en echte kunst gelooft u niet?
‘Nee. Nooit gedaan. God openbaart zich in het draaien van een drol, zeg ik wel eens. Nieuwe kunst verzet zich tegen wat was. Dan is de reactie automatisch: “Bah, rotzooi!” In de negentiende eeuw wilden de meeste schilders de werkelijkheid zo goed mogelijk weergeven. Toen er kunstenaars opstonden die zeiden dat ze slechts een indruk van die werkelijkheid wilden schetsen, une impression, werden die bekritiseerd. “Impressionisten”, dat was een scheldwoord.’
Kortom, Eerste Gebod van Haks: een museum moet ogen openen voor het onbekende, er niet op uit zijn bestaande reputaties te bevestigen.
‘Precies. Een ander gebod is dat belangrijke nieuwe ontwikkelingen zich overal voordoen, niet alleen in de schilder- of beeldhouwkunst. Mode is net zo belangrijk. Weg met de oude hiërarchie, zeg ik.’
In ‘De pissende poes’ schrijft u dat een museumdirecteur op die manier publiek en critici in verwarring dient te brengen. De geschiedenis moet maar uitwijzen of er ‘essentiële veranderingen in de eigen tijd’ en daarmee ‘klassieken van de toekomst’ tentoon zijn gesteld. Misbruik je het museum dan niet als laboratorium?
‘Nee, dan is het een podium waar mensen zich kunnen laten informeren: wat is er aan de hand? Een museum moet een nieuwskarakter hebben. De directeur is als het ware een journalist, iemand die een soort krant runt. Zo van: dit is actueel op visueel gebied. In de praktijk blijkt nieuws lastig. Publiek en critici staan daar onwennig tegenover.’
Is dit nou zulk baanbrekend gedachten goed? Is het niet een beetje de opgewarmde ouwe kliek van Sandberg, die veertig jaar geleden in het Stedelijk Museum al zo’n geluid liet horen?
‘Klopt als een bus. Het basisidee is van Sandberg. Als je geen betere ideeën weet, kun je het beste dat basisidee nemen.’
Begin jaren zestig liet Sandberg strips exposeren.
‘Een pioniersdaad. Zo ben ik met videoclips gekomen. En met design: Memphis, Alessi, Sipek, Swatch. En met reclame. De reclame die je momenteel in tijdschriften aantreft, is in mijn ogen veel spannender dan de meeste schilderijen die ik aan wanden zie hangen. Vooral de fotografie in de reclamewereld staat op een waanzinnig hoog peil.’
Ook graffiti was volgens u al tien jaar terug ‘museumrijp’. Waarom?
‘Graffiti begon als een typisch geval van allochtonen kunst: Puertoricanen in New York spoten hun handtekening op treinen, zodat hun naam tot in alle uithoeken van de stad werd gezien. Waarom vind ik dat kunst? Het gaat om een nieuw thema, een nieuwe techniek, en om een nieuwe “drager” van de artistieke uiting. Alle elementen die iets te maken hebben met de schilderkunst kregen een originele invulling.’ De kritiek aan uw adres betreft niet alleen de ongebruikelijke zaken die u het museum in hebt gesleept, maar ook de vuile handen die u maakte door de commercie ruim baan te geven.
‘Gezeur. Als ik praat over de combinatie van kunst en commercie gaan mensen al walgen. Was Rembrandt niet commercieel dan? Naast zijn schilderijen produceerde hij massa’s etsen – gewoon om goed te verdienen. Andy Warhol en Keith Haring liggen in het verlengde van die aanpak. Kunst socialiseert zich steeds meer, kunst is nu bereikbaar voor jan en alleman. De oplages van kunstwerken worden groter en groter, vrijwel zonder kwaliteitsverlies. De negatieve verhalen over kunst en commercie zijn bullshit.’
Maar overdrijft u niet lichtelijk wanneer u kunstenaar Barbara Kruger toejuicht vanwege haar uitspraak: ‘I shop therefore I am’? Zo dreigt commercie te veranderen van middel in doel.
‘Winkelen is tegelijkertijd platvloers en hoogstaand. Als je in de kiosk van de Bijenkorf gaat kijken, kom je bladen tegen die interessanter en leuker zijn dan de gemiddelde kunstgalerie in Amsterdam.’
Het vreemde is dat in uw visie op kunst geen plaats lijkt te zijn voor begrippen als ‘mooi’ en ‘lelijk’.
‘Mens, kunst gaat helemaal niet over mooi en lelijk. Ook dat is een hartgrondig misverstand. Kunst gaat over angst, over wreedheid, over seks – je kunt het zo gek niet bedenken of er is goeie kunst van gemaakt. Het idee dat het boven je bank of bureau moet passen, is kul. U hebt het over wat ik “roerende kunst” noem. Dat is een heel klein categorietje.’
Loopt er nog een goede museumdirecteur rond in dit land? U bent een paar jaar geleden gestopt, en dan…
’… en dan valt er een groot gat, natuurlijk. Ha! Er is amper opvolging. Van Twist is net begonnen in het Groninger Museum, over hem kan ik nog niet zo veel zeggen. Hij krijgt van mij the benefit of the doubt.’
Hoe doet Rudi Fuchs het als directeur van het Stedelijk Museum?
‘Die houdt alleen maar bestaande kunstenaarsreputaties in stand. Als hij voor de zoveelste keer met Baselitz komt, denk ik: dat is zo ongeveer de lamme en de blinde.’
Pardon, Fuchs brengt lammen en blinden?
‘Daar hoort hij inmiddels zelf ook bij. Als je door blijft gaan met mensen van niks, verlies je zelf ook aan belang.’
Fuchs legt helder uit waarom hij weinig aanstormend talent brengt. Volgens hem hebben de naoorlogse kunstenaars ‘de cirkel dichtgemaakt’: ‘Alles zit daarin: abstract, conceptueel, geometrisch, expressionistisch, mythologisch. De jongeren van nu, die hebben werkelijk problemen. Waar kunnen ze nog door die muur heen?’
‘Dat noem ik lulkoek. Fuchs vindt alle kunst van na zijn generatie niks. Zijn goed recht, maar ik vind dat je dan in een oude-van-dagenhuis thuishoort.’
‘Een ingedutte figuur, een tevreden opaa*…opatje…tje, een vermoeide artiest’, noemt u Fuchs. Schiet u niet wat te veel met het kanon?
‘Je moet een zekere mate van duidelijkheid hebben, anders luistert er niemand, anders gaat het door zoals het gaat.’
Hoe zou u zelf het Stedelijk runnen?
‘Hemelse goedheid, ik zou het niet willen. Maar oké. Eerst zou ik twee derde van het personeel ontslaan. Behoudzuchtige conservatoren en zo. Je moet met een kleine club mensen werken en niet voortdurend vergaderen. Snel beslissen of je iets doet, flexibel zijn. Beleidsmatig zou ik doen wat ik net heb bepleit: kunst in de twijfelzone laten zien.’
Ik ben benieuwd waar dat toe zou leiden. Wim Crouwel, een autoriteit op uw vakgebied, meent dat vrijwel alles wat u voor het Groninger Museum hebt aangeschaft zo met de vuilnisman mee kan.
‘Ik zeg dan: “Jammer voor jou, maar jij bent niet in staat om over dit soort kunst te oordelen. Daar heb je geen verstand van.” Wat dat betreft zit Crouwel in de hoek van Fuchs. Die heeft bijvoorbeeld nog nooit het varken van Jeff Koons getoond, dat voor het Stedelijk is aangekocht door Wim Beeren. Terwijl dat een geweldig werk is! Koons beeldt zichzelf af als de vader van dat jonge biggetje; hij prijst banaliteit aan als het hoogste in de kunst. Die heeft het begrepen, concludeer ik dan. Er moet een museum komen dat de essentialia van de eigen tijd samenbalt: wat zijn interessante videoclips, wat is interessante vormgeving, wat zijn interessante magazines? Een soort wegwijzer.’
Klusje voor de rijksoverheid?
‘Die zal dat niet doen. Daar verwacht ik niks van. Neem nou de aankoopsubsidies. De rijksoverheid subsidieert voornamelijk Nederlandse kunst. Lagere overheden: idem dito. Ze zitten met z’n allen achter dezelfde kunstenaars aan – die zo veel te duur worden. Een ander effect is dat je daardoor nationalistische en regionale kunstbolwerken krijgt, die haaks staan op het internationale aanbod van radio en televisie, bioscopen, boekwinkels, muziekzaken, restaurants. In vergelijking daarmee bieden musea saaie troep. Echt, door zijn chauvinisme en protectionisme heeft het rijk het kunstklimaat totaal verziekt. Politici zouden daar wat aan moeten doen.’
U haat ze.
‘Ja. Door het verschil met de kunstwereld. In de kunstwereld probeert een kunstenaar of een museumdirecteur het allerbeste van het allerbeste voor elkaar te krijgen. Politici zijn nooit uit op het allerbeste, politici zijn uit op het allerbeste compromis. En compromissen zijn gruwelen.’
Hoe beziet u Rick van der Ploeg, de Partij van de Arbeid bewindsman die verantwoordelijk is voor de kunstsector?
’…’
Het is voor het eerst drie seconden stil.
‘Ach, Van der Ploeg is een leek die zich met details bemoeit. Hij zou eerst een tijdje vragen hebben moeten stellen aan de kunstwereld, om vervolgens besluiten te nemen, maar hij ging van meet af aan dicteren. En dan de plannetjes van die man… Hij wil reizigers op Schiphol lastigvallen met topstukken uit Nederlandse musea. Hoe haal je het in je hersens. Die mensen proberen op tijd een vliegtuig te halen!’
Ik dacht dat u hem zou omarmen, omdat hij commercieel denkt, het marktmechanisme in de kunstwereld wil versterken.
‘Welnee, hij komt met achterhaalde socialistische ideeën aan, toegepast op de kunst. De kunst is tien mijlen verder dan wat Van der Ploeg in zijn hoofd heeft.’
Is er een Nederlandse kunstenaar voor wie u een goed woord over heeft?
‘Inez van Lamsweerde, die de fotografie vernieuwt. Peter Struycken, die met computers werkt. Mischa Klein, die niet schroomt om in disco’s te werken. Victor & Rolf, die sculpturale mode maken. Wat die mensen gemeenschappelijk hebben is dat ze iets maken dat totaal niet op het oude spul lijkt: dingen die niets weg hebben van “officiële” kunst. Hun werk verbreedt dus je blik, het zet je aan het denken.’
Ik vat uw visie even ordinair samen: wanneer iemand een nieuwe scheet laat, is het kunst. Zolang die scheet maar anders dan anders ruikt, is het oké.
‘Tja, zo zit het nu eenmaal. Waar het om gaat is dat wij informatie krijgen via onze ogen. We leren door kijken. En dus hebben wij iedere keer vers kijkaanbod nodig om onze hersens te blijven scherpen. Door elkaar geschud worden, daar gaat het om. Je kunt van Rob Scholte zeggen wat je wilt, maar hij brengt van alles in beweging. Hij heeft het over de vraag wat originaliteit nou eigenlijk is, welke beelden je mag pikken. Scholte dwingt tot denken.’
Bent u de maatstaf aller dingen?
‘U vraagt mij wat ik vind. Neemt u mij niet kwalijk dat ik dan antwoord geef.’
U pleit voor zoeken, twijfelen, maar weet zelf alles zeker. In uw vorige boek, ‘Een calculerende terriër’, schrijft u over de architect Mendini: ‘Hij zei tegen me dat hij me een genie vond, en dat ik in een volgende fase in het Witte Huis in Washington thuishoorde.’ Hebt u ook wel eens iets niet goed gezien?
‘Daar moet ik lang over nadenken. Ik ben uit Groningen weggestuurd, ik ben voor het gerecht gesleept, ik heb nogal wat meegemaakt waarin ik mijn gelijk absoluut niet kreeg, maar het sterkte me slechts in mijn visies. En als dat onaangenaam is om te horen, nou ja, dan is dat jammer.’
Stel nou dat u straks alsnog naar die poeiers en plastic zak grijpt om een eind aan uw leven te maken, is uw leven op kunstgebied dan wat waard geweest?
‘Dat oordeel moet ik aan anderen overlaten. Voor mij persoonlijk is het in ieder geval zinnig geweest om te doen wat ik nodig vond, om weerstand op te roepen, om van me af te slaan. Het kan zijn dat dat mijn enige reden van bestaan was.’
Hoe wilt u herinnerd worden?
‘Als iemand van historisch belang.’

De Groene Amsterdammer, 29 september 1999

https://www.groene.nl/artikel/ik-shop-dus-ik-ben